31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 106 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2010

In het algemeen overleg op 21 januari 2010 (kamerstuk 31 288, nr. 86) heeft de Tweede Kamer het voor-nemen tot aanpassing van de bekostigingssystematiek voor het hoger onderwijs per 2011 bekrachtigd. Met deze brief informeer ik u conform de toezegging gedaan in het overleg op 21 januari 2010 over de resultaten van het bestuurlijk overleg met VSNU.

Na het aangehaalde overleg is het ontwerpbesluit met het verzoek om advies voorgelegd aan de Raad van State. Het ontwerpbesluit heeft de Raad van State geen aanleiding gegeven tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Ministerraad heeft op 18 juni 2010 de besluitvorming over de inwerkingtreding van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 herbevestigd.

Resultaat van de besluitvorming is dat de rijksbijdrage voor hoger onderwijs vanaf 2011 wordt gebaseerd op:

  • het aantal bekostigde inschrijvingen bij geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen binnen de nominale studieduur;

  • het aantal bekostigde bachelor- en mastergraden dat is verleend en

  • een instellingsspecifieke onderwijsopslag.

Met deze aanpassing vervallen voor hogescholen en universiteiten van elkaar verschillende bepalingen inzake de bekostiging voor hoger onderwijs.

Met HBO-raad, VSNU en NFU (Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra) is de afgelopen periode indringend overleg gevoerd over invoering van deze nieuwe systematiek. Tussen HBO-raad, NFU en OCW zijn afspraken gemaakt over overgangsmaatregelen.

Na indringend overleg heeft VSNU mij op 8 maart 2010 bericht dat vanwege onzekerheden bij de ijking op 2010 de overgang naar een nieuw bekostigings-stelsel met twee jaar uitgesteld zou moeten worden. Deze onzekerheden betreffen voor VSNU onder meer de nog niet afgeronde overgang naar de bachelor-masterstructuur en de doorwerking van de complexe overgangs-maatregel die in 2002 is afgesproken. Uit het u op 14 september 2009 aangeboden rapport «De BAMA bekostiging. Een objectivering van het feitencomplex rond de overgang van de bekostiging van het wetenschappelijk onderwijs naar bachelor- en masterdiploma’s» uitgebracht door Deloitte Touche Tohamatsu blijkt dat OCW de afgesproken overgangsmaatregel accuraat heeft uitgevoerd, maar ook dat de beoogde budgetttair-neutrale werking niet bereikt zal worden (Kamerstukken II, 2008/2009, 29 281, nr. 17). De financiële problematiek zal bij continuering van deze bama-bekostiging verslechteren voor universiteiten die nadeel van deze overgangsmaatregel ondervinden. Op basis van deze rapportage is met VSNU een aantal afspraken gemaakt; alle in het onderzoek betrokken universiteiten hebben deze afspraken ondertekend en de uitvoering is dan ook ter hand genomen. VSNU heeft naar mijn mening geen argumenten aangedragen die aanleiding geven deze afspraken te herzien en niet tot invoering van de nieuwe bekostiging per 2011 te komen. Met mijn brief van 11 maart 2010 heb ik VSNU daarover geïnformeerd.

In lijn met de in 2009 gemaakte afspraken zijn de volgende overgangsmaatregelen getroffen:

  • a. De bekostigingssystematiek treedt onmiddellijk in werking per 2011, waarbij voor de onderwijs- en onderzoeksbekostiging sprake is van een budgettair-neutrale overgang geijkt op 2010;

  • b. Deze ijking wordt gecorrigeerd voor de onbedoelde incidentele effecten waaronder de vanwege de overgangsmaatregel bachelor-masterstructuur conform de aangehaalde door Deloitte ontwikkelde systematiek;

  • c. Deze correctie op de rijksbijdrage wordt opgevangen door een overgangs-maatregel. Indien sprake is van een negatief herverdeeleffect, dan wordt dit gedurende een periode van maximaal 5 jaar gedeeltelijk gecompenseerd.

  • d. Richting VSNU heb ik mijn toezegging herbevestigd dat ik mij ervoor zal inspannen om middelen die aan het wo-budget worden toegevoegd, in te zetten voor de financiële overgangsproblematiek van universiteiten.

Overigens zal de komende periode nadrukkelijk worden bezien hoe om te gaan met enkele vraagstukken die zich bij de uitvoering van de nieuwe bekostigings-systematiek aandienen, waaronder de omgang met het nationaliteits- en woon-plaatsvereiste. De effecten van de nieuwe bekostiging zullen na maximaal twee jaar worden gemeten en waar nodig zal binnen het budgettaire kader worden gecorrigeerd.

Met het voorgaande is voorzien in een adequaat en afgewogen geheel aan maatregelen om een zorgvuldige implementatie van de wijziging van de bekostiging van het hoger onderwijs in 2011 mogelijk te maken.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven