31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 1022 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2023

Vorig jaar is gebleken dat de transparantie over de financiering van leerstoelen en over nevenwerkzaamheden van hoogleraren verbetering behoeft. Hierover heb ik op 18 oktober jl. een brief aan Universiteiten van Nederland (UNL) gestuurd, waarvan uw Kamer op 22 november jl. een afschrift ontving.1 In reactie hierop ontving ik op 20 december jl. een brief van UNL. Een afschrift hiervan vindt u bijgevoegd.

UNL laat mij in haar brief weten momenteel te onderzoeken hoe een landelijk, openbaar register voor nevenwerkzaamheden van in elk geval hoogleraren, inclusief bijzonder hoogleraren, kan worden ingericht. Dit gaat bijvoorbeeld over de technische opzet van een register, maar ook over belangrijke randvoorwaarden als de privacy en het beperken van onnodige administratieve lasten. Na deze voorbereidingen verwacht UNL in het najaar van 2023 het register in werking te laten treden en ze zal mij tussentijds op de hoogte houden van de voortgang. De universiteiten treffen daarnaast een aantal aanvullende maatregelen om de registratie van nevenwerkzaamheden te verbeteren. Met het oog hierop heb ik er vertrouwen in dat de universiteiten hier voortvarend mee aan de slag zullen gaan.

Het Kamerlid Omtzigt heeft mij tot slot verzocht om een overzicht van alle hoogleraren en hun leerstoelen die (mede)gefinancierd zijn uit publieke middelen, niet zijnde middelen die op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap staan. Daarbij werd ook gevraagd naar hoogleraren (en leerstoelen en promotieplekken) in het vakgebied fiscaliteit die gedeeltelijk of geheel extern gefinancierd worden.2 UNL heeft deze overzichten opgesteld en mij toegezonden. U treft deze overzichten bijgevoegd aan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstuk 31 288, nr. 989.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2020/22, nr. 3513.

Naar boven