31 284
Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio; Lissabon, 11 april 1997 (Trb. 2002, 113 en 137)

nr. 3
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 februari 2008

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de brief inzake het Verdrag inzake erkenning getuigschriften betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Kamerstuk 31 284, nrs. A/1 en B/2).

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 februari 2008.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van de Camp

De griffier van de commissie,

De Kler

1

De leden vragen zich af wat de consequenties zijn van dit Verdrag op bijvoorbeeld de doorlopende leerlijn, als studenten uit andere EU landen in het Nederlands hoger onderwijs instromen?

Het verdrag heeft tot doel de erkenning van diploma’s tussen de verdragsluitende landen te vereenvoudigen en te verbeteren en daardoor de mobiliteit in het hoger onderwijs in de Europese regio te versterken. Het vergemakkelijkt de toegang tot het Nederlands hoger onderwijs voor buitenlandse studenten, en voor de Nederlandse studenten de toegang tot het onderwijs in de overige betrokken landen. Internationalisering is al sinds vele jaren een belangrijk beleidsdoel voor het Nederlands hoger onderwijs. In dat verband heeft Nederland zich ook met overtuiging aangesloten bij de Bolognaverklaring en voortvarend gewerkt aan een internationaal herkenbare structuur van het hoger onderwijs, onder meer door invoering van het bachelor-masterstelsel. Het gaat hier steeds om wederkerige en evenwichtige afspraken tussen Europese partners, die het nationaal onderwijsbeleid versterken.

De gevolgen voor het beleid met betrekking tot de doorlopende leerlijn zijn positief, omdat het verdrag bevordert dat Nederlandse studenten makkelijker toegang krijgen tot onderwijs in het buitenland dat aansluit op hun belangstelling en hun «leerlijn». Het verdrag heeft geen nadelige gevolgen voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in Nederland voor Nederlandse studenten. De verantwoordelijkheid voor de toelating van buitenlandse studenten blijft bij de Nederlandse instellingen liggen. Het Nederlands internationaliseringsbeleid heeft niet tot doel om zoveel mogelijk buitenlandse studenten te werven, maar is gericht op versterking van de kwaliteit van het Nederlands onderwijs, onder meer door het selectief aantrekken van talentvolle buitenlandse studenten.

2

De leden vragen zich af waarom Aruba dit verdrag niet heeft ondertekend?

Zoals vermeld in paragraaf 6 van de toelichtende nota, wenst de regering van Aruba geen medegelding, en is de goedkeuring derhalve alleen voor Nederland en de Nederlandse Antillen gevraagd. Het verdrag is indertijd uiteraard ondertekend voor het Koninkrijk der Nederlanden. De regering van Aruba is tevreden over de huidige regelingen voor erkenning van buitenlandse studies en diploma’s in Aruba. Ook de erkenning van Arubaanse diploma’s in de Europese regio is voor Aruba naar tevredenheid geregeld. Daarom, alsmede omdat het verdrag aanzienlijke inspanningsverplichtingen met zich brengt heeft Aruba besloten af te zien van medegelding.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GL).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Bommel (SP), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Peters (GL).

Naar boven