31 279
Gezin boven tehuis Aanbevelingen om de positie van pleegzorg in Nederland te versterken en kinderen in de knel meer kans te geven om op te groeien in een pleeggezin

nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juli 2008

Van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin heb ik op 11 maart jl. een brief ontvangen met het verzoek om een reactie op de initiatiefnota «Gezin boven tehuis» te geven. Ten tijde van de begrotingsbehandeling van vorig jaar heeft de CDA-fractie mij de initiatiefnota «Gezin boven tehuis» (31 279) aangeboden. In deze nota staan aanbevelingen om de positie van pleegouders te versterken en te verbeteren.

In mijn beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen» lopen drie duidelijke lijnen.

Ten eerste erkennen we het gezin in de belangrijke positie, die het in de opvoeding heeft. Ten tweede willen we preventief werken en ten derde zijn we de vrijblijvendheid voorbij. Pleegzorg gaat over de eerste lijn van mijn programma en is een alternatief voor kinderen die niet bij de eigen ouders kunnen opgroeien, en is daarmee voor hen een adequate vorm van jeugdzorg. Het bieden van een pleeggezin is geen betaald beroep, maar er mogen ook geen (financiële) belemmeringen zijn om pleegouder te worden. De notitie van de leden Sterk en Çörüz gaat over belangrijke thema’s binnen de pleegzorg.

Ik wil mensen stimuleren om pleegouder te worden. Er wordt momenteel gewerkt aan veel verbeteringen voor de pleegzorg. De aanbevelingen van de leden Sterk en Cörüz vatten de initiatiefnota goed samen. De aanbevelingen gaan over informatie, begeleiding, positie van de pleegouder, aanbod en kosten. De aanbevelingen zijn ondergebracht in deze onderwerpen. Hieronder geef ik mijn reactie op de aanbevelingen.

Informatie en begeleiding

De aanbevelingen over informatie en begeleiding gaan over het gebrek aan kennis bij pleegouders, instanties, bureaus jeugdzorg en pleegzorgaanbieders en over de behoefte aan ondersteuning. Pleegouders worden geconfronteerd met het regelen van praktische zaken, zoals verzekeringen en kinderbijslag. Daarbij denk ik ook aan netwerkplaatsingen waarbij de pleegouders behoren tot de familie- of kennissenkring van het eigen gezin. Bij netwerk-plaatsingen is er niet altijd een indicatie voor jeugdzorg. Zonder indicatie is er vaak geen voorlichting en informatie voor de pleegouders beschikbaar, terwijl er wel behoefte is om te weten waar recht op is en wat de gevolgen van bijvoorbeeld voogdij zijn. Netwerkpleeggezinnen hebben meestal recht op kinderbijslag, kindertoeslag en onder voorwaarden op financiële bijstand. Ook bestandspleeggezinnen1 vragen adequate voorlichting en informatie. Pleegouders zouden moeten weten waar ze recht op hebben en ook wat de gevolgen zijn van voogdij. Op basis van volledige informatie kunnen pleegouders weloverwogen kiezen en dan is het niet nodig om eerst voorlopige voogdij te regelen, zoals bepleit in de initiatiefnota. Ik ga daarom het punt van voorlopige voogdij niet overnemen (aanbeveling 7). Wel vind ik dat zowel bestandspleegouders als netwerkpleegouders volledig geïnformeerd moeten worden. Het moet duidelijk zijn bij wie en waar zij terecht kunnen. De informatie zal dan onder andere ook moeten gaan over de mogelijkheden voor een persoonsgebonden budget (aanbeveling 5, 10, 11,12, 19, 21). In het kader van de informatievoorziening wil ik er op wijzen dat de wet geen maximumleeftijd van (netwerk)pleegouders kent. Dit punt is vooral van belang voor de groep netwerkpleegouders, die voor een deel uit grootouders bestaan (aanbeveling 6).

De begeleiding en ondersteuning van pleegouders blijkt in de praktijk niet altijd te voldoen. In pleeggezinnen die meerdere kinderen verzorgen, zijn er soms meerdere voogdijwerkers en pleegzorgbegeleiders waardoor het voor de pleegouders ingewikkeld wordt om alles goed te regelen. Ook zijn er onduidelijkheden over de verantwoordelijkheden en taken van de verschillende begeleiders. Hierdoor ontstaat een grote kans op afhaken van de bestaande groep pleegouders (aanbeveling 4, 10, 12). Voor de groep netwerkpleeggezinnen die geen indicatie voor jeugdzorg hebben, ontbreekt begeleiding vanuit de jeugdzorg. Ook deze groep heeft in de regel behoefte aan (tijdelijke) begeleiding bij het verzorgen van het pleegkind.

Mij bereiken verzoeken van de MO-groep en de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) om de informatievoorziening en begeleiding uniform te regelen. Afspraken op landelijk niveau zouden handvatten voor pleegouders, instanties en zorgaanbieders kunnen geven. Deze kunnen in samenspraak met de betrokken partijen ontwikkeld worden. Afspraken kunnen gaan over praktische zaken en over de verhoudingen tussen de verschillende partijen. Provincies en grootstedelijke regio’s (hierna: provincies) zijn verantwoordelijk voor de invulling van het zorgaanbod. Ik ga daarom met het IPO in gesprek om te bezien of dergelijke uniforme afspraken een oplossing kunnen bieden.

Positie van de pleegouders

De positie van pleegouders is thans onvoldoende geregeld in de wetgeving (aanbeveling 1, 3, 8, 9, 10, 13, 14, 16). Om de rechten en plichten van pleegouders beter te waarborgen zal de Wet op de jeugdzorg gewijzigd worden. Zo zal onder andere de rol van pleegouders als belanghebbende partij in de wet worden verankerd. In de initiatiefnota worden pleegouders beschreven als hulpverlener. Maar het bijzondere van pleegzorg is dat zij niet wordt geleverd door professionals. Pleegouders zetten zich vrijwillig in en hebben meestal geen professionele pedagogische achtergrond. Het is daarom beter om pleegouders te positioneren als belanghebbenden. Deze gedachte wordt in het algemeen door betrokkenen gedeeld. Naar aanleiding van de initiatiefnota zal ik onderzoeken of en zo ja op welke punten het mogelijk is pleegouders instemmingsrecht te geven. Als instemmingsrecht niet mogelijk is, zal ik bekijken of adviesrecht een geschikt alternatief is.

In het kader van het programma Beter Beschermd wordt een wijziging van de wet voorbereid waarmee het blokkaderecht wordt uitgebreid tot pleegzorgplaatsingen in het kader van de ondertoezichtstelling (OTS). Blokkaderecht wil zeggen dat pleegouders in het belang van het kind aan de rechter kunnen vragen overplaatsing van het kind tegen te houden. Dit recht is van toepassing voor pleegouders die een kind tenminste één jaar onafgebroken hebben verzorgd en opgevoed. Als er instemming voor de plaatsing is van de eigen ouders of van een voogdij-instelling (de zogenaamde vrijwillige plaatsingen) is het blokkaderecht reeds geregeld. Ook wordt geregeld dat bij een OTS met uithuisplaatsing na 2 jaar wordt bezien of verlenging daarvan nog wel in het belang van het kind is, of dat een beëindiging van het gezag van de ouders meer aangewezen is. Beide aspecten verbeteren de positie van gezinnen die langdurig pleegzorg verlenen.

Samengevat: De aanbevelingen over de positie van de pleegouders worden voor het merendeel meegenomen in de wijzigingen van de Wet op de jeugdzorg en in de herziening van de kinderbeschermingsmaatregelen.

Aanbod

Bij pleegzorg is er niet altijd adequate begeleiding voor ouders en/of kind beschikbaar. Er is dan wel een pleeggezin bereid om een kind te verzorgen, maar er is geen begeleiding mogelijk (aanbeveling 2). In de gesprekken over de wachtlijsten die in februari en maart met de provincies zijn gevoerd, kwam naar voren dat er met grote inzet wordt gewerkt om ouders en kinderen op tijd en op maat naar de noodzakelijke zorg te leiden, deze zorg doelmatig en doeltreffend te laten zijn, prikkels te hanteren om instroom, doorstroom en uitstroom te optimaliseren en prestatie-indicatoren zoals doelrealisatie en cliënttevredenheid te meten en benutten bij het maken van afspraken met zorgaanbieders. Er zal gewerkt worden aan een aantal punten die zorgen voor een substantiële versnelling in de verbetering van de prestaties van de zorg bij opvoed- en opgroeiproblemen. Omdat pleegzorg niet alleen om zorginhoudelijke redenen de voorkeur geniet voor kinderen die niet thuis kunnen opgroeien, maar in de regel ook goedkoper is dan andere vormen van zorg, ligt hier voor de provincies een extra prikkel om meer inzet te plegen op dit type aanbod.

Kosten

Het vergoeden van (incidentele) kosten maar ook het in aanmerking komen voor vergoedingen is afhankelijk van het soort plaatsing en van het type gezag van de pleegouders. Bij plaatsing in het kader van de voogdij kunnen pleegouders incidenteel bepaalde kosten vergoed krijgen via bureau jeugdzorg. De kostprijs voor de voogdij voorziet hierin. Bij plaatsing in het vrijwillige kader en dat van de OTS hangt het af van het beleid van bureau jeugdzorg of incidentele kosten vergoed worden. Bureau jeugdzorg betaalt deze kosten uit de doeluitkering bureaus jeugdzorg die provincies ontvangen van het Rijk.

Na overdracht van de voogdij van een bureau jeugdzorg naar één van de pleegouders blijft de pleegvergoeding van toepassing. Als beide ouders de voogdij krijgen is de pleegvergoeding niet meer van toepassing. In dat geval komen zij in aanmerking voor kinderbijslag en kindertoeslag. Pleeggezinnen ervaren bovenstaande verschillen als oneerlijk. Het gevolg is namelijk dat niet alle (basale) kosten voor vergoeding in aanmerking komen (aanbeveling 15, 16, 17, 18, 19, 20).

De hoogte van de pleegvergoeding en het regime rond de pleegzorgtoeslagen is verbeterd.

Ten eerste wordt de pleegvergoeding voorafgaande aan het kalenderjaar geïndexeerd. Ten tweede kan een pleeggezin voor drie omstandigheden een toeslag krijgen en deze toeslag nu ook twee of drie keer krijgen. De omstandigheden zijn een crisisplaatsing, een pleegkind met een handicap en/of drie of meer pleegkinderen in het gezin. Ten derde is de toeslag verhoogd en wordt de toeslag nu ook geïndexeerd.

Ondanks deze verbeteringen is het voor pleegouders soms onduidelijk waarom bepaalde extra incidentele kosten wel en andere niet vergoed worden. Ook de samenloop van kinderbijslag, kindertoeslag en de pleegvergoeding lijkt nog niet optimaal te zijn. Ik ga onderzoeken welk probleem zich hierbij voordoet en bekijken welke verbeteringen verder nog nodig zijn.

Het is goed dat het CDA een initiatiefnota heeft geschreven over pleegzorg. Uit het bovenstaande blijkt dat veel zaken rondom pleegouderschap verbeterd gaan worden.

Ik ben bereid om mij hiervoor in te zetten.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XNoot
1

Bestandspleeggezinnen zijn gezinnen die zich kandidaat stellen voor een kind of jongere die zij tot dan toe nog niet kennen.

Naar boven