31 269
Nationale Adaptatiestrategie

22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 januari 2008

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat2 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit3 hebben op 21 november 2007 overleg gevoerd met minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en staatssecretaris Huizinga-Heringa van Verkeer en Waterstaat over:

– de brief van de minister van VROM d.d. 24 september 2007 inzake de kabinetsreactie op EU-Groenboek Adaptatie aan klimaatverandering (22 112, nr. 567);

– de brief van de minister van VROM d.d. 17 oktober 2007 over het Groenboek Aanpassing klimaatverandering en adaptatiestrategie (22 112, nr. 575);

– de brief van de minister van VROM d.d. 19 oktober 2007 inzake de reactie op het VROM-raad advies «De hype voorbij» (VROM 070593);

– de brief van de minister van VROM d.d. 2 november 2007 inzake de reactie op het VROM-raad advies 060 «De hype voorbij, klimaatverandering als structureel ruimtelijk vraagstuk» (31 269, nr. 2);

– de brief van de minister van VROM d.d. 2 november 2007 over de Nationale Adaptatiestrategie (31 269, nr. 1);

– de brief van de minister van VROM d.d. 2 november 2007 inzake de reactie op planbureaurapporten RPB en MNP (onderdeel over strategische opgave «adaptatie aan klimaatverandering») (31 200-XI, nr. 20);

– de brief van de minister van VROM d.d. 2 november 2007 inzake de reactie op de motie-Van Bochove/Depla over de ruimtelijke gevolgen van een «worst-case-klimaatscenario» (27 625, nr. 110);

– de brief van de minister van VROM d.d. 2 november 2007 inzake de reactie op het EU-Groenboek «Aanpassing aan klimaatverandering: mogelijkheden voor EU actie» (22 112, nr. 585);

– de brief van de minister van VROM d.d. 19 november 2007 inzake de reactie op vragen en opmerkingen op de kabinetsreactie op het EU-Groenboek «Aanpassing aan klimaatverandering, mogelijkheden voor EU-actie» (22 112, nr. 587).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Jansen (rapporteur) merkt op dat het kabinet de adaptatie wil laten verlopen via de ruimtelijke ordening. In de Nationale Adaptatiestrategie wordt echter geen indicatie van de invulling hiervan gegeven. Wat betekent de klimaatverandering voor het ruimtelijk economisch beleid? Wordt de lijn van het zwaartepunt in investeringen in de laagst gelegen gebieden voortgezet en, zo ja, is het dan nog mogelijk om in substantiële mate gebruik te maken van natuurlijke mechanismen? Waarom is in het Nationaal Adaptatieplan geen overzicht opgenomen van noodzakelijke en mogelijke heroverwegingen of aanpassing van lopende majeure, ruimtelijke projecten en van nieuwe ruimtelijke projecten?

Internationaal is het migratieprobleem groter dan nationaal. Als dit probleem vooral in de arme regio’s, niet goed wordt opgelost, komen grote migratiestromen op gang. Is het Europese en Nederlandse adaptatiebeleid gericht op het zo veel mogelijk voorkomen van klimaatmigratie of worden migratiestromen hier geaccommodeerd?

Heeft de opmerking dat het sociale aspect in het Groenboek onderbelicht is, louter betrekking op het gedrag of ook op de mogelijkheden om het gedrag door gerichte maatregelen, bijvoorbeeld onderwijs, voorlichting of prijsbeleid, te beïnvloeden?

Volgens het Groenboek is de nationale overheid verantwoordelijk voor een langetermijnvisie, kaderstelling, kennisontwikkeling en voorbeeldprojecten. Heeft de overheid geen uitvoerende verantwoordelijkheid voor de waterveiligheid, het nationaal ruimtelijk beleid, de relevante wetgeving of de natuurontwikkeling? Waarom is dat niet expliciet benoemd in de reactie en verder uitgewerkt in de nationale adaptatiestrategie?

Het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) en het Centraal Planbureau (CPB) hebben een quickscan uitgevoerd. Volgens het MNP schenkt het Groenboek te weinig aandacht aan watergebrek en de gevolgen van verzilting en gaat het voorbij aan de mogelijkheid om natuur klimaatrobuust te maken door realisatie van samenhangende grote eenheden natuur. Het CPB constateert dat in het Groenboek niet wordt uitgegaan van zeer extreme veranderingen. Als het kabinet de conclusies onderschrijft, kunnen deze dan alsnog meegenomen worden in de definitieve reactie?

De heer Koppejan (CDA) ziet klimaatverandering niet alleen als negatief en bedreigend, want zij biedt ook kansen voor landbouw, toerisme en de waterbouwsector. De minister en staatssecretaris reageren met gezonde Hollandse nuchterheid op zowel het Europees Groenboek als het advies van de VROM-raad. Het is juist dat het stellen van minimumeisen aan ruimtelijke ordening, bodemgebruik en herbestemming tot de verantwoordelijkheid van de nationale lidstaten behoort. De bedreiging van de veiligheid van mens en kapitaal in de laaggelegen gebieden voor Nederland heeft de meeste prioriteit. Wil de regering het voorstel van de EU om de richtlijn Strategische Milieubeoordeling te wijzigen om klimaatbestendigheid van grote projecten te beoordelen, kritisch benaderen? Een territoriale effectrapportage van voorgenomen adaptatiebeleid is gewenst.

In de reactie op het advies van de VROM-raad gaat het over het vaststellen van strategische ruimtelijke uitgangspunten, het nemen van no-regretmaatregelen en het opstellen van een toetsingskader voor de Nationale Adaptatiestrategie. Wat wordt hiermee bedoeld en wat is het tijdpad? Wanneer komen deze zaken in een wetgevingstraject?

Wanneer heeft de landelijke werkgroep Watertoets haar onderzoekswerkzaamheden afgerond. Wanneer kan het resultaat daarvan worden omgezet in wetgeving?

In de Nationale Adaptatiestrategie geven ministeries, VNG, IPO en Unie van Waterschappen hun gezamenlijke visie op onder andere klimaatbestendig bouwen en het belang van bewustwording van bestuurders, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers. Beseffen burgers en bedrijven, die hun huisvesting buitendijks hebben, voldoende dat de overheid niet verantwoordelijk is voor eventuele wateroverlast als gevolg heftige stormen of hoge waterstanden? Het is een taak van de overheid om hierover goede voorlichting te geven. Als in buitendijkse gebieden op voor iedereen zichtbare plaatsen zogenaamde peilstokken worden neergezet waarop is aangegeven hoe hoog het water daar maximaal kan komen, wordt duidelijkheid geschapen en wordt het waterbewustzijn verhoogd. Daarmee komt de verantwoordelijkheid voor voorzorgsmaatregelen bij burgers en bedrijven te liggen die er bewust voor kiezen zich buitendijks te vestigen.

Wanneer komen regering, VNG, IPO en Unie van Waterschappen met een visie, inclusief een plan van aanpak, op de belangrijke vraagstukken, zoals genoemd in de Nationale Adaptatiestrategie? Bij de verschuiving in het natuurbeleid moet het accent gelegd worden op het creëren van meer verbindingszones in plaats van op moerasprojecten. Moeras heeft bij stijgende temperaturen negatieve effecten, zoals het risico op malaria.

Er moet niet alleen gedacht worden ruimtelijke oplossingen, maar ook en vooral ingezet worden op technische adaptatie. De Nederlandse waterbouwkundige ingenieurs zijn van wereldfaam en moeten in staat worden geacht, oplossingen te bedenken voor de huidige uitdagingen op het gebied van klimaatverandering.

De heer Jansen (SP) vindt dat de Nationale Adaptatiestrategie zo snel mogelijk geconcretiseerd moet worden in bestaande en nieuwe projecten en dat daarbij inzicht moet worden gegeven in de kosten. Door het combineren van veiligheidsmaatregelen met kwaliteitsmaatregelen kunnen inverdieneffecten worden gecreëerd.

De uitspraak van het kabinet, dat als gevolg van de adaptatiestrategie het ruimtelijke beleid in essentie niet aangepast behoeft te worden, is opmerkelijk omdat 10 tot 15 jaar geleden is besloten tot het toepassen van watertoetsen en tot het volgen van het principe functie volgt peil. Als het peil stijgt door inklinking en er niets aan de functie verandert, moeten harde maatregelen worden genomen. Deze strategie staat ook op gespannen voet met de door de Europese Unie bepleite ecologische benadering, waarbij gebruikgemaakt wordt van natuurlijke mechanismen. Is er bij de beslissing om door te gaan op de ingeslagen weg met het accent op investeringen in de Randstad, alleen gekeken naar de kosten van veiligheidsmaatregelen of ook naar andere aspecten, zoals de kwaliteit van leven na het doorvoeren van harde maatregelen, eventuele wateroverlast of verzilting?

De uitvoerende taken van de rijksoverheid moeten goed verankerd worden in de Nationale Adaptatiestrategie. De rijksoverheid houdt een aantal belangrijke uitvoerende taken en mag niet voor haar verantwoordelijkheid weglopen. Verdere decentralisatie is niet mogelijk. Op een aantal punten is meer landelijke regie juist noodzakelijk.

De heer Jansen pleit opnieuw voor investeren in constructies en gebouwen. Op korte termijn moet in bouwbesluiten geregeld worden dat nieuwe gebouwen beter beschermd zijn tegen perioden van hitte. Het plaatsen van PV-panelen moet goedkoper worden. Als het kabinet dit niet serieus neemt, wordt het probleem groter dan nodig. Tijdige bijsturing kan de gebruikers in de toekomst veel geld besparen.

Door lidstaten is aangedrongen op vermindering van landbouwsubsidies. Adaptatie mag geen alibi zijn om deze landbouwsubsidies op een te hoog niveau te houden.

Mevrouw Vermeij (PvdA) vraagt op welke wijze in het licht van de klimaatverandering en adaptatie in de toekomst wordt omgegaan met grootschalige buitendijkse bouwplannen. Hoe worden mensen bewust gemaakt van de grote risico’s voor bewoners? Veel mensen realiseren zich niet hoe laag de polders in (het westen van) Nederland zijn en welke risico’s daaraan verbonden zijn. Burgers gaan ervan uit dat de overheid hen beschermt.

Er is steeds gezocht naar klimaatbestendige oplossingen, maar hoe lang kan dat nog doorgaan? Wanneer wordt de conclusie getrokken dat andere gebieden geschikter zijn of dat de kosten van klimaatbestendig bouwen verhoudingsgewijs te hoog zijn? De bypass in de IJsseldelta nabij Kampen is een mooi voorbeeld van een oplossing voor de lange termijn, maar daarvoor moet wel het paar jaar geleden aangelegde viaduct verbouwd worden. Met de plannen voor de korte termijn is veel geld gemoeid. Kan de regering een overzicht geven van kortetermijnplannen die duurzame langetermijnoplossingen in de weg staan?

Er moet aandacht zijn voor de gevolgen van klimaatverandering voor de natuur en voor de natuurgebieden. Thans is een flink aantal gebieden voor de ecologische hoofdstructuur aangewezen, maar als gevolg van de klimaatverandering zouden wel eens voor heel andere gebieden daarvoor in aanmerking kunnen komen. Wat zijn de gevolgen van klimaatverandering en het binnenkomen van zoute kwel in het westen van Nederland?

Veel mensen realiseren zich niet wat er op hen afkomt: zeespiegelstijging, meer regen en meer schommelingen in rivierwaterstanden. Op basisscholen en scholen in het voortgezet onderwijs moet meer aandacht worden besteed aan klimaatadaptatie door dit integraal onderdeel te maken van de diverse lesprogramma’s.

De heer Madlener (PVV) stelt dat klimaatveranderingen al heel lang plaatsvinden en dat er nu sprake is van een hype. Het kabinet grijpt de hysterie aan om belastingen te verhogen. Het stelt van alles ter discussie onder het mom van klimaatverandering. Dit leidt tot angst onder mensen en verplaatsing van productie door bedrijven met werkloosheid als gevolg.

Na een storm vindt er al jaren zandsuppletie plaats en dat moet gewoon doorgaan. Nederland is nog nooit zo veilig voor overstromingen geweest als nu. Het kabinet moet zich richten op het op orde houden van de dijken en zwakke plekken zo snel mogelijk aanpakken. Kan de staatssecretaris garanderen dat alle primaire zeeweringen aan het eind van deze kabinetsperiode voldoen aan de veiligheidsniveaus?

Klimaatverandering wordt als een afleidingsmanoeuvre gebruikt. In Bangladesh is geen sprake van een klimaatprobleem, maar van een armoedeprobleem. Als de welvaart daar toeneemt, nemen ook de mogelijkheden toe om zich tegen het water te beschermen. Wateroverlast in het Westland en in de steden is ook geen klimaatprobleem. Omdat er te veel kassen zijn en er te dicht op elkaar is gebouwd, kan de grond de regenval niet meer aan. De invloed van Nederland en zelfs van Europa op het wereldklimaat is overigens nihil. De uitvoering van het programma Ruimte voor de Rivier moet beter.

Er zijn geen grote veranderingen in de hoeveelheid regen en de overstromingen in Limburg zijn ook van alle tijden. Het is tijd voor nuchterheid. Er is beleid nodig voor ruimte voor de rivier, tegengaan van te veel verstedelijking en stimuleren van bouwen met meer tussenruimte.

Mevrouw Neppérus (VVD) vraagt wat in Europees verband gedaan wordt met het principe «de vervuiler betaalt». Nederland probeert hier met regelgeving veel aan te doen, maar een deel van de vervuiling van de Nederlandse rivieren ontstaat in andere landen. Op welke wijze worden de door de VROM-raad beschreven maatregelen voor lange en korte termijn en de zogenaamde no-regretmaatregelen gestructureerd aangepakt? Hoe denkt het kabinet over de ruimtelijke hoofdstructuur? Klopt de huidige insteek nog wel? De Nationale Adaptatiestrategie richt zich voornamelijk op ruimtelijke maatregelen, maar hoe wordt op niet-ruimtelijke aspecten, zoals gezondheidsrisico’s, ingegaan?

In het EU Groenboek wordt weinig ingegaan op de ruimtelijke ordening, maar het kabinet wil daar juist mee aan de slag. Hoe wordt dit gecombineerd met andere Europese richtlijnen? Past de inzet op robuustere natuurgebieden binnen de Europese gedachte? Uit hetgeen in het Groenboek is opgenomen over de richtlijnen voor de energieprestatie van gebouwen, is af te leiden dat er enige aarzeling is. Europa wil op dit punt toch meer doen?

Via landbouwondersteuningsprogramma’s moet het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Gaat het daarbij om de eerste pijler van inkomenssteun of de tweede pijler van ontwikkeling van het platteland?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) meent dat klimaatverandering kansen biedt voor een betere afstemming van maatregelen in verband met water, ruimtelijke ordening. De watertoets moet een meer centrale rol krijgen in ruimtelijkeordeningsprocessen. Wanneer kan de Kamer hierover voorstellen verwachten? Er moet onderzocht worden in hoeverre de MER in het kader van de klimaatadaptatie aangepast kan worden. Kan een territoriale effectrapportage een instrument naast de MER zijn? Zijn er mogelijkheden voor een meer integrale afweging van duurzame doelen? De commissie MER stelt een soort duurzame beoordeling voor, waarin sectorale toetsen zoals de MER, de MKBA en de watertoets een plaats zouden kunnen krijgen door afstemming of integratie. Er kan meer plaats komen voor economische en sociale doelen.

Wil de minister reageren op de stelling van het MNP dat de nationale adaptatiestrategie grotendeels voorbijgaat aan de mogelijke effecten van klimaatverandering op de menselijke gezondheid? Opvallend is dat het kabinet in zijn reactie op het Groenboek, na veiligheid wel prioriteit toekent aan gezondheid. Volgens het NMP zal de soortenrijkdom in de natuur waarschijnlijk afnemen. Het advies is om de gevolgen van de dynamiek van het klimaat voor de biodiversiteit aan te kaarten bij de Europese Commissie. Het kabinet verwijst naar de review van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het dynamische effect van de klimaatverandering moet in de reactie op het Groen Boek naar voren komen. Wat is de reactie van het kabinet op de constatering van het MNP dat de ecologische hoofdstructuur versnipperd blijft en mogelijk niet toegesneden is op de effecten van klimaatverandering?

Het is positief dat het kabinet het belang van ontwikkelingssamenwerking bij klimaatadaptatie benadrukt en daarmee stilstaat bij de verantwoordelijkheid van rijke, westerse landen.

Mevrouw Wiegman onderschrijft de kabinetsvisie op waterveiligheid. Piekafvoeren in combinatie met afname van de vrije uitstroom door de stijgende zeespiegel zijn bepalend en vragen om een integrale aanpak. Ziet het kabinet mogelijkheden om via maatregelen in het buitenland problemen in Nederland te verminderen? Risicobeheersing is goed, maar hierbij geldt ook het voorzorgbeginsel. Aansluiting bij natuurlijke processen is een goed uitgangspunt, maar soms moet gewoon gekozen worden voor hogere dijken. Er wordt gesproken over mogelijke ruimtelijke reserveringen voor de afvoer van water in de toekomst. Trekt het kabinet daarover nog in deze kabinetsperiode conclusies?

Mobiliteitsvraagstukken en de problematiek waarmee de binnenvaart te maken krijgt bij gewijzigde afvoer van rivieren moeten meer expliciet worden opgenomen in de op te stellen adaptatieagenda. In de woningbouw wordt met natuurlijke afkoelingssystemen geëxperimenteerd. Kunnen bij lopende herziening van energienormen de normen voor huizen meegenomen worden? Volgens het MNP kunnen de kosten van klimaatadaptatie 1 mld. per jaar belopen. Hoe denkt het kabinet dit te financieren?

Er is een aanpak via twee sporen nodig. Nagegaan moet worden waar uit voorzorgbeginsel en rentmeesterschap aan gewerkt moet worden en wat daarvoor op korte termijn nodig is. De Nationale Adaptatiestrategie bevat hiervoor goede aanknopingspunten. Willen de betrokken bewindslieden samen consequenties trekken uit de gevolgen van klimaatverandering op de lange termijn? De resultaten van het nationaal waterplan, de adaptatieagenda en de kabinetsreactie op de voorstellen van de Deltacommissie zijn van groot belang. Burgers en vooral jongeren moeten er actief bij betrokken worden. De aanpak van het VROM-rapport met een verkenning van ruimtelijke opgaven, is zeer inspirerend.

Belastingverhogingen kunnen het draagvlak ondermijnen. Mevrouw Wiegman is voor het principe «de vervuiler betaalt» vanuit haar opvatting over goed rentmeesterschap. Door verschuiving in belastingen kunnen mensen gestimuleerd worden tot duurzame keuzes.

De heer Van der Staaij (SGP) waardeert het dat het kabinet een Nationale Adaptatiestrategie heeft ontwikkeld en dat die gevolgd zal worden door de Nationale Adaptatieagenda. Kennisontwikkeling en innovatie zijn erg belangrijk. Er is heel veel kennis in huis en die moet verder ontwikkeld, toegepast en geëxporteerd worden. Hoe wordt bewerkstelligd dat er meer samenhang en sturing komt in de kennisontwikkeling en innovatie op het gebied van klimaatadaptatie? Het is goed dat de meest kwetsbare ontwikkelingslanden intensiever worden gesteund bij de noodzakelijke aanpassingen.

Klimaatverandering is zo’n groot, complex en langlopend probleem, dat het deelbelangen overstijgt. In hoeverre wordt voorkomen dat bij de uitvoering van de Nota Ruimte de klimaatbestendige inrichting het onderspit delft tegenover andere belangen? De VROM-raad stelt dat er in de diverse kennisprogramma’s weinig aandacht is voor lokale kennis van waterschappen, agrariërs en lokale afdelingen van natuurorganisaties. Welke rol ziet het kabinet voor deze lokale kennisdragers in de kennisprogramma’s? Landbouw is een van de sectoren die gevoelig is voor klimaatverandering, maar daar liggen ook kansen.

Terecht is de inzet gericht op versterking van de koppeling tussen waterbeleid en relevant ruimtelijk beleid. De watertoets wordt te veel als instrument voor de inrichting gebruikt en speelt een te geringe rol bij de locatiekeuze.

Bij het opstellen van een nationale adaptatieagenda moeten verantwoordelijkheden duidelijk verdeeld worden tussen respectievelijk toebedeeld worden aan de verschillende departementen en lokale overheden. Bovendien moeten prioriteiten gesteld worden om zo veel mogelijk concrete doelstellingen te formuleren. Worden in de Nationale Adaptatieagenda concrete stappen voorgesteld om de bewustwording te vergroten?

Antwoord van de bewindslieden

De minister wijst erop dat met het Nationaal Programma Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK) wordt geprobeerd beleidsmatig te onderbouwen hoe het adaptatiebeleid inhoudelijk vormgegeven kan worden. Vanuit een beleidsmatige invalshoek wordt nauw samengewerkt met wetenschappers. In de ARK-strategie is rekening gehouden met de huidige kennis. Er is sprake van een voortdurende wisselwerking met de praktijk en de insteek is om actuele kennis te gebruiken voor verbeterslagen in de volgende fase. Zowel in theorie als in de praktijk wordt gewerkt aan het daadwerkelijk pareren van de klimaatadaptatie.

Met de huidige inzichten in de gevolgen van klimaatverandering is er voor Nederland geen aanleiding om te stoppen met investeren in laaggelegen delen. Bij alle majeure projecten worden de huidige inzichten over klimaatadaptatie meegenomen. In het Nationaal Adaptatieplan is geen overzicht opgenomen van noodzakelijke en mogelijke heroverwegingen, omdat de plannen nog niet in detail uitgewerkt zijn. In de praktijk is er echter wel een directe link tussen kennis en beleidsuitvoering. Volgens de huidige inzichten is migratie naar hoger gelegen delen in Nederland niet nodig. Wetenschappers zijn echter voortdurend bezig, hun kennis te verfijnen en huidige inzichten geven niet het definitieve antwoord. Nederland moet zich wel aanpassen aan klimaatverandering. De westerse landen hebben een grote verantwoordelijkheid bij het oplossen van die problematiek in landen waar men niet in staat is de gevolgen van klimaatverandering aan te pakken. Het is cruciaal dat op Bali, waar de voorbereidingen voor een post-Kyoto-akkoord plaatsvinden, een oplossing gevonden wordt voor het wereldwijd financieren van klimaatmitigatie en klimaatadaptatie.

Klimaatadaptatie is een integraal vraagstuk en daarom werken verschillende ministers nauw samen. De uitvoerende taken moeten beter gespecificeerd worden en via wetgeving moet de kaderstellende verantwoordelijkheid nader ingevuld worden. Hierbij zal onderscheid gemaakt worden tussen aanpak op nationaal, provinciaal en lokaal niveau. Om de adaptatieproblematiek goed aan te pakken, zijn het stroomlijnen van beleid en intersectorale verbanden van groot belang. In het Groenboek worden per sector beleidsvoornemens besproken om de relatie te leggen. Een goede afstemming tussen de sectoren is nodig, zodat niets een integraal regionaal en lokaal beleid in de weg staat.

De regering deelt de conclusie van de quickscan. Bij deze notitie van het Natuur- en Milieuplanbureau (NMP) zijn wel verschillende kanttekeningen te plaatsen. Er ligt een advies Klimaat en Gezondheid, dat in samenwerking met VWS verder uitgewerkt wordt. In de strategie wordt ingezet op harde maatregelen, maar ook wordt zicht geboden op eventuele zachtere maatregelen.

Klimaatverandering is geen hype. Het is bittere noodzaak om actie te ondernemen. Klimaatadaptatie moet direct in verband worden gebracht met ontwikkeling en armoedebestrijding. Voor ontwikkelingslanden zijn economische en sociale vooruitgang de enige manier om zich te weren tegen alle veranderingen. Het is de verantwoordelijkheid van de westerse landen om hen daarbij financieel te steunen. Het adaptatievraagstuk biedt op deze manier ook kansen. Met inzet van financiële middelen en kennis van zaken kunnen vernieuwingen tot stand worden gebracht en kan deskundigheid elders worden ingezet.

Adaptatie kan niet los gezien worden van ruimtelijke ordening en economische vragen in het algemeen. Een integrale, intersectorale aanpak en maatwerk zijn nodig om de problematiek het hoofd te bieden. Doel van het adaptatiebeleid is het verhogen van de weerstand, zodat op extreme omstandigheden ingespeeld kan worden. Daarnaast moet er veerkracht zijn, waardoor na een calamiteit snel herstel mogelijk is. Tevens moet een aanpassingsvermogen worden ontwikkeld waarmee zodanig geanticipeerd kan worden dat zich geen rampen voordoen. Prognoses tot 2100 laten een zeespiegelstijging van 35 tot 85 cm zien. Het worst-casescenario gaat uit van een stijging met 1,5 meter. Nederland moet zich voorbereiden op het worst-casescenario en meest waarschijnlijke scenario.

Technisch gezien is het mogelijk, te blijven bouwen in laaggelegen gebieden, maar gezien het prijskaartje en de risico’s is het de vraag of dat ook maatschappelijk gewenst is. Deze punten zullen expliciet meegenomen worden in het kader van de discussie over Randstad 2040. Ter voorbereiding hierop is aan wetenschappers gevraagd waaraan in ieder geval voldaan zal moeten worden en wat de keuzemogelijkheden zijn. De opties worden zo concreet mogelijk weergegeven inclusief financiële en maatschappelijk consequenties.

In het VROM-raad advies «De hype voorbij» wordt goed ingespeeld op de noodzaak om te werken met verschillende tijdshorizonten, verschillende scenario’s en flexibele maatregelen over ruimtelijke reserveringen. De kunst is nu om daar een beleidsagenda van te maken. Het afkondigen van een bouwstop is niet nodig. Op basis van de beschikbare kennis wordt bij alle grote projecten in het kader van de Nota Ruimte meteen zo veel mogelijk klimaatbestendig gebouwd en daarbij wordt voldoende rekening gehouden met het gegeven dat bepaalde gebieden beter benut kunnen worden voor woningbouw. Er is sprake van een iteratief proces. Kennis wordt meteen ingezet en de kennis die de komende jaren wordt opgedaan, wordt bij toekomstige projecten gebruikt. Daar waar het kan, is er ruimte om zaken te combineren. Waar dat niet kan, moeten risico’s beheerst worden.

Hoofddoel was het neerzetten van een goede, nationale adaptatiestrategie. De daarna in samenspraak met IPO, VNG, de Unie van Waterschappen, EZ, LNV, V&W en VROM op te stellen uitvoeringsagenda moet najaar 2008 gereed zijn. De kennisontwikkeling zal hierin worden meegenomen. Er wordt nu gewerkt met een globale inschatting van de kosten. Wanneer de nationale uitvoeringsagenda gereed is, kunnen betere ramingen gemaakt worden. In het vervolgproces worden die ramingen steeds verder verfijnd. De financiering van lopende programma’s en in uitvoering zijnde (pilot)projecten gaat gewoon door. De minister kan geen toezegging doen over voortzetting van succesvolle pilots. Wanneer de experimentele fase van een innovatieve pilot is afgerond, moet een eventueel vervolgproject marktconform uitgerold kunnen worden.

Het afwegingskader is eind volgend jaar af. Nu worden indicaties gegeven van punten waarop gelet moet worden. Het afwegingskader kan worden omgezet in een beleidsgerichte afwegingsmethodiek. Het programma Klimaat voor Ruimte wordt versterkt door het programma Kennis voor Klimaat. Hierin wordt door wetenschappers van vijf kennisinstellingen samengewerkt. Zij moeten beleidsmakers voeden met de informatie. Er is flink wat geld gereserveerd voor de kennisinstellingen en daarnaast wordt naar andere budgetten gekeken. Een deel van het geld voor Kennis voor Klimaat wordt gebruikt voor het ontwikkelen van kennis in Nederland of elders in de wereld om ter plekke problemen in ontwikkelingslanden op te lossen.

De richtlijnen voor klimaatadaptatie moeten zo veel mogelijk worden meegenomen in de nieuwe provinciale en gemeentelijke structuurvisies, die worden opgesteld in het kader van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening (WRO). Naar aanleiding van de bypass bij Kampen stelt de minister dat wordt gestreefd naar een zo goed mogelijke afstemming tussen korte- en langetermijnvraagstukken. Het is een van de taken van de nieuwe Deltacommissie onder leiding van oud-minister Veerman om inzicht te bieden in de ontwikkelingen op de lange termijn.

De minister worstelt zelf nog met de wijze waarop de territoriale toets is geformuleerd en heeft daarover uitleg gevraagd aan de EU. Het gaat het niet alleen over deze toets, maar ook over een bredere ruimtelijke effectrapportage of MER.

De financiële regeling voor de landbouw heeft betrekking op de vergoeding die een boer krijgt wanneer hij bereid is, zijn land in geval van nood te laten onderlopen. Overloopgebieden kunnen niet worden aangewezen zonder dat vooraf afspraken zijn gemaakt over de bijbehorende vergoeding. De vergoeding wordt alleen betaald wanneer het betreffende land daadwerkelijk is ondergelopen. Bij het GLB gaat het inderdaad om de tweede pijler. Infrastructuur is onderdeel van de ruimtelijke toets.

Er zal scherper gelet worden op de gezondheidsrisico’s. In de planning wordt rekening gehouden met de opmerking over de gevaren van moerasgebieden. VWS en het RIVM zijn hierbij de aangewezen partners. Ook de biodiversiteit en natuurontwikkeling zullen in relatie met de gezondheid belicht worden. De gezondheidsvraagstukken in relatie met gebouwen zijn onderkend en hiervoor zijn al normen opgesteld. De oorspronkelijke richtlijn inzake de energieprestatie van gebouwen die de Europese Commissie nu hanteert, is gebaseerd op Nederlandse normstelling. Nederland heeft ook een flinke bijdrage geleverd aan de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) en de energieprestatiemaat (EPM). Met zijn reactie op het Groenboek wil het kabinet te weten komen wat precies aangepast wordt en of er sprake is van inconsistentie. Daarnaast is VROM in overleg met de bouwsector om te kijken wat eventueel gewijzigd moet worden.

De staatssecretaris merkt op dat klimaatverandering ook op majeure projecten zijn invloed heeft. Bij de ontwikkelingen rond het gehele IJsselmeergebied wordt gekeken naar de mogelijkheden om het water daarin meer een sturende rol te geven. Als uitvloeisel van de watervisie is de Deltacommissie ingesteld. Deze commissie moet voor de komende eeuw inzicht geven in de te verwachten gevolgen van klimaatverandering voor de kust. Een langetermijnvisie zal ook een concrete uitwerking hebben op de kortetermijnvisie. Bewustwording is één van de vijf speerpunten uit de watervisie. Binnenkort start een nieuwe campagne «Nederland leeft met water», waarin duidelijk ingezet wordt op de klimaatverandering en de mogelijke gevolgen daarvan. Daarnaast wordt nagegaan op welke wijze er in de educatie meer aandacht kan komen voor de klimaatverandering.

Een ander speerpunt van de watervisie is helpen om kennis wereldwijd te ontwikkelen. Landen met voldoende kennis van zaken hebben de morele plicht om andere landen te helpen, die de kennis niet hebben maar wel met dezelfde klimaatverandering te kampen hebben en risico’s lopen. Dit draagt tevens bij aan beperking van migratiestromen.

De uitdagingen op het gebied van klimaatadaptatie zijn behoorlijk groot. Waterbeheerders passen zich al eeuwenlang aan aan het klimaat. Op dit moment wordt gewerkt aan de zwakke schakels langs de kust, Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken. Bij projecten wordt steeds gekeken naar het combineren van functies. Er wordt dus niet alleen gekeken naar veiligheid, maar ook naar natuur, recreatie of economie. De maatregelen om ons watersysteem klimaatbestendig te maken vragen om aanzienlijke investeringen en hebben grote maatschappelijke consequenties.

Begin september is de watervisie gepresenteerd. Daarin is niet alleen aandacht voor de korte of middellange termijn, maar ook naar de lange termijn. Het is niet de bedoeling, de veiligheid te waarborgen door alleen maar de dijken te blijven verhogen. Onderzocht wordt welke mogelijkheden de veiligheidseisen bieden om nog meer te doen en wat dat betekent voor de economie en de leefomstandigheden. Er zijn heel veel goede innovatieve en wetenschappelijk bewezen ideeën die kunnen helpen om de veiligheid te garanderen.

In het kader van het hoogwaterbeschermingsprogramma dat tot 2015 loopt, is er voldoende geld om alle zwakke schakels in de zeewering nog in deze kabinetsperiode op het goede peil te brengen. Daarvoor zijn echter wel de plannen van de primair verantwoordelijken nodig. In de toekomst verandert het klimaat en de ruimtebehoefte voor wonen, werken en recreëren zal verder toenemen.

Water wordt meer sturend bij ruimtelijke ordening. De watervisie is de opmaat naar het waterplan. Het waterplan zal een structuurvisie zijn op de ruimtelijke doorwerking van het waterbeleid. Komend jaar komt de nota WaterVeiligheid 21ste eeuw, waarin wordt ingegaan op preventie, het beperken van de gevolgen van een mogelijke overstroming en het vergroten van het waterbewustzijn. Klimaatverandering zal ook leiden tot meer wateroverlast. In verband daarmee is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten. Hierin is afgesproken dat waterbeheer in 2015 op orde is. Gemeenten hebben zich verplicht, dan ook de problemen van de wateroverlast opgelost te hebben. De staatssecretaris is nog in onderhandeling over de synergiegelden, maar hoopt daarover voor de begrotingsbehandeling duidelijkheid te hebben.

De watertoets wordt geëvalueerd. Een werkgroep bekijkt op welke wijze de watertoets echt een rol kan spelen bij de locatiekeuze en niet langer gezien wordt als een loze verplichting. In het eerste kwartaal van 2008 wordt een voorstel van Verkeer en Waterstaat en VROM over een verbeterde watertoets verwacht.

Voor buitendijks bouwen geldt het regime «nee, tenzij». Er moet voor gezorgd worden dat men veilig woont en dat de maatregelen niet leiden tot onveiligheid van anderen. Aan de kust mag niet buitendijks gebouwd worden als dit nadelig is voor de veiligheid. De bewustmaking van het risico van buitendijks wonen, is grotendeels de verantwoordelijkheid van gemeenten. Het sympathieke idee van peilstokken wordt besproken met de VNG. De Kamer wordt te zijner tijd daarover geïnformeerd.

De staatssecretaris is zich aan het oriënteren op de manier waarop de bewustwording inzake water en de gevolgen van het klimaat structureel een plek kunnen krijgen in het onderwijs. Wellicht kan dit vormgegeven worden in klimaatklassen, waar lesstof van verschillende vakken wordt belicht vanuit het thema klimaat. Zij pleit uiteraard niet voor het verplicht iedere week tonen van de film van Al Gore. Bij wetenschap hoort twijfel en op scholen moeten beide kanten van de medaille getoond worden.

In de Stroomgebiedcommissie voor de Rijn, de Maas, de Schelde en de Eems werkt Nederland samen met andere landen. Op basis van de Europese Kaderrichtlijn Water en de net vastgestelde Richtlijn Overstromingsrisico’s, is samenwerking juridisch verplicht. In de bestaande organen wordt hard gewerkt en de betrokken landen spreken elkaar op hun verantwoordelijkheden aan. Maatregelen in andere landen kunnen helpen, maar ontslaan Nederland niet van de verplichting, ook in eigen land maatregelen te nemen.

Binnenkort wordt een verkenning over verzilting gestart, waarin wordt aangegeven wat de stijging van de zeespiegel betekent voor de verzilting in de delta en hoe daarmee wordt omgegaan. In de watervisie is vastgelegd dat Nederland wereldwijd zal helpen met waterkennis. Met de ondertekening van de Schoklandakkoorden heeft het ministerie zich samen met de watersector verbonden om kennis te brengen daar waar die nodig is. Verkeer en Waterstaat is de trekker van het platform Partners voor Water. Daarin werken het ministerie, wetenschappers, bedrijfsleven en alle andere instanties met kennis van water samen. Doel van dit alles is het verspreiden van kennis in die landen, waar die hard nodig is. In 2007 is met Indonesië een nieuw memorandum of understanding getekend, waarin ook afspraken zijn gemaakt over het delen van kennis.

Nadere gedachtewisseling

De heer Jansen (SP) mist in de adaptatiestrategie een concrete vertaling in projecten. Hierover en over de kosten moet de uitvoeringsagenda meer duidelijkheid bieden. Gelet op alle maatschappelijke kosten is het misschien interessanter voor de lange termijn te mikken op meer gespreide ruimtelijke economische ontwikkeling. Kan dit bij het afwegingskader alsnog aan bod komen? Het is goed dat de watertoets versterkt wordt. Het consequenter toepassen van het principe functie volgt peil is een flinke stap vooruit.

De heer Koppejan (CDA) vraagt wanneer de Kamer antwoorden kan verwachten op de relevante vragen over klimaatverandering, zoals vermeld op bladzijde 10 van het strategische adaptatiedocument. Wil de minister een voorstel doen voor het op korte termijn invoeren van peilstokken in buitendijkse gebieden?

Mevrouw Vermeij (PvdA) pleit ervoor, te komen tot één toets.

De heer Madlener (PVV) concludeert dat klimaatadaptatiebeleid onzinbeleid is. Er wordt gesproken over het aanpassen van de waterkering aan eisen, die al lang geleden zijn geformuleerd, maar nog nooit gehaald zijn. De kwetsbare plekken in Nederland moeten in beeld worden gebracht. Er moet geleerd worden van fouten en problemen elders. Per gebied moet aangegeven worden of men er al dan niet veilig kan wonen.

Mevrouw Neppérus (VVD) pleit eveneens voor één afwegingskader. Zij wil dat ruimtegebruik, de no-regretmaatregelen en de bekostiging meer concreet worden gemaakt in de uitvoeringsnota.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) vindt het belangrijk dat Verkeer en Waterstaat in dit verband samen optrekken.

De minister geeft aan dat sinds haar aantreden de aanpak op het gebied van klimaatbestendig inrichten aanzienlijk verbeterd is. Op basis van de beschikbare gegevens concludeerde zij dat er meer aan de hand was dan het vorige kabinet dacht en wist. Op zaken die vroegen om een reactie op korte termijn, is direct beleid en uitvoering gezet. Voor de uitvoeringsagenda in combinatie met het afwegingskader is een jaar uitgetrokken. In de tussentijd wordt beschikbare kennis zo snel mogelijk ingezet voor het beleid en bijstelling van bestaande projecten. In de uitvoeringsagenda zal een groot aantal vragen worden beantwoord en zal nadrukkelijk aandacht worden geschonken aan het kostenplaatje. Ook de Deltacommissie zal in 2008 meer duidelijkheid bieden.

Bij de ruimtelijke toets, die wat breder is dan de watertoets, wordt gewerkt vanuit een ruimtelijkeordeningsperspectief en wordt niet gekeken naar lokale gebiedsgerichte concrete projecten. De minister zal het verzoek voor een gezamenlijke toets in overweging nemen. Nadere informatie wordt gekoppeld aan de informatie over het verstevigen van de watertoets, die de Kamer begin 2008 ontvangt.

De minister verwacht met de uitvoeringsagenda, het afwegingskader, de watertoets en de opgedane kennis bij pilots een flinke stap te kunnen maken op het gebied van uitwerking.

De staatssecretaris kan geen voorstel doen over peilstokken omdat gemeenten burgers moeten informeren over de risico’s van bepaalde gebieden. Provincies maken gedetailleerde risicokaarten die gepubliceerd worden op internet. Het Rijk probeert wel, met campagnes de bewustwording te vergroten.

Het is niet juist dat pas in 2015 voldaan wordt aan de normen die in 1957 zijn afgesproken. De normen gaan over het overslagrisico. Er is steeds gekeken naar de hydraulische randvoorwaarden. De dijken zijn ook steeds beter bestand gemaakt tegen het grotere geweld van de golven.

Eind november 2008 komt er een oefening van de taskforce management overstromingen inzake de fysieke en organisatorische gevolgen van een overstroming. De uitkomsten van die oefening worden meegenomen in de nota WaterVeiligheid 21ste eeuw.

Toezeggingen

– De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat zal (zo mogelijk) tijdens de begrotingsbehandeling duidelijkheid geven over de synergiegelden.

– De Kamer wordt begin 2008 geïnformeerd over het verstevigen van de watertoets. Hierbij zal de regering de overwegingen betrekken voor het mogelijkerwijs integreren van MER.

– Er komt te zijner tijd van de staatssecretaris een brief over het resultaat van de gesprekken met de gemeenten over de peilstokken. Deze informatie maakt onderdeel uit van de nota WaterVeiligheid 21ste eeuw.

– In 2008 krijgt de Kamer de gezamenlijke uitvoeringsagenda met daarin extra aandacht voor nieuwbouw in laaggelegen gebieden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Roland Kortenhorst

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Timmer (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens (PvdA), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Roland Kortenhorst (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (ChristenUnie), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ten Broeke (VVD), ondervoorzitter, Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA), De Rouwe (CDA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Van Gent (GroenLinks), Hessels (CDA), Jager (CDA), Van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), Neppérus (VVD), Van Gennip (CDA), Aptroot (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Smeets (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Anker (ChristenUnie), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Depla (PvdA), Agema (PVV), Verdonk (Verdonk), Jacobi (PvdA), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA) en Van Heugten (CDA).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven