31 268
Jaarnota Integratiebeleid 2007–2011

nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2009

Tijdens het Algemeen Overleg over de Aanpak Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren op 15 april jl. (Kamerstuk 31 268, nr. 17) vroeg het lid Karabulut (SP) naar de resultaten tot nu toe van de aanpak in de G4 met de zogenoemde Donnermiddelen met als bijzonder aandachtspunt het betrekken van de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap in Den Haag. Ik zegde toe uw Kamer hierover schriftelijk te informeren.

De vier grote steden ontvangen in het kader van het Grotestedenbeleid vanaf 2006 extra financiële middelen. De aanleiding vormde het onderzoek van het WODC en het CBS uit 2005 dat inzicht gaf in de grote oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse jongeren in de criminaliteitscijfers (TK 25 726 en 29 837, 2004–2005, nr. 21).

Begin 2006 zijn de vier grote steden door de Minister van Justitie uitgenodigd plannen in te dienen om de oververtegenwoordiging van de Marokkaans-Nederlandse jongeren in de criminaliteitscijfers te verminderen. Uw Kamer is over de aanpak begin 2006 geïnformeerd (TK 28 684, 2005–2006, nr. 68).

Gekozen is destijds voor extra inspanningen in de vier grote gemeenten omdat daar een groot deel van de Nederlanders van Marokkaanse herkomst woonachtig is.

Met de gemeenten is destijds afgesproken dat in 2010 in het kader van de afronding van het Grotestedenbeleid verantwoording wordt afgelegd.

Hoewel ik uw Kamer pas in dat kader definitieve informatie over de effecten kan geven, kan ik op dit moment wel informatie geven over het kader dat aan de gemeenten is gegeven, de exacte middelen en de aanpak zoals die is gekozen. Voorts treft u in de bijlage bij deze brief een overzicht van de maatregelen die in de plannen van de steden zijn opgenomen alsmede door de gemeenten aan mij gegeven voorbeelden die een beeld geven van het effect van de verschillende onderdelen van de aanpak1. Bij de aanpak Den Haag wordt ingegaan op het betrekken van de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap.

Kader

Voor de aanpak is door het Rijk een kader/richting aangegeven:

• Selectie van de doelgroep. De aanpak richt zich primair op jongeren die een eerste, tweede of eventueel een derde keer met justitie in aanraking komen. Aanname is dat deze doelgroep (nog geen criminele carrière cq. vast levenspatroon van delicten plegen) nog het meest beïnvloedbaar is.

• Persoonsgerichte aanpak met maatwerk. Op basis van een probleemanalyse wordt per jongere een plan opgesteld. Daarbij zijn de volgende aandachtspunten van toepassing:

– de intensiteit van begeleiding is in overeenstemming met de omvang en aard van de problemen,

– de ouders worden zo mogelijk betrokken,

– het plan is gericht op de vermindering van de problematiek op verschillende leefgebieden,

– en er is aandacht voor de culturele context.

• Aanpak in dialoog met de gemeenschap, de ouders en de jongeren zelf.

Financiële middelen

Voor de aanpak in de vier grote steden is in de jaren 2006 tot en met 2009 in totaal € 22 miljoen beschikbaar gesteld. Van dit bedrag is 90% direct voor de uitvoering aan de gemeenten beschikbaar gesteld. Dit bedrag is verdeeld op grond van het aantal Marokkaans-Nederlandse inwoners in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar in de vier gemeenten. De overige 10% is gereserveerd voor de ondersteuning van de gemeenten voor de beschrijving van de toegepaste methodieken, evaluatie-onderzoek, kennisontwikkeling en kennisuitwisseling.

De volgende bedragen zijn voor de periode 2006 tot en met 2009 aan de Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid toegevoegd:

€ 8 712 000 voor Amsterdam,

€ 4 750 000 voor Rotterdam,

€ 3 300 000 voor Den Haag,

€ 3 036 000 voor Utrecht.

Procedure en prestatie afspraken

Als voorwaarde is gesteld dat de door de gemeenten in te dienen plannen dienden te zijn afgestemd in de gezagsdriehoek. Dit om draagvlak voor de uitvoering te garanderen. De ingediende plannen zijn voorts getoetst door het Rijk.

Vervolgens zijn volgens de systematiek van het Grotestedenbeleid voor de periode van 2006 tot en met 2009 extra financiële middelen beschikbaar gesteld en zijn prestatie-afspraken overeen gekomen. De prestatie-afspraken zijn primair op outputniveau gemaakt: aantal geleverde trajecten voor jongeren.

De verantwoording over de besteding van de financiële middelen vindt primair plaats op lokaal niveau aan de gemeenteraad.

Voorts vindt in 2010 de verantwoording plaats in het kader van de afronding van het Grotestedenbeleid. Daarbij zijn de vastgelegde prestatie-afspraken de basis. De afspraken zijn maatwerkafspraken die zijn gedestilleerd uit de plannen van de gemeenten.

De inhoud van de plannen en de uitvoering

Om een snelle start te maken is bij het opstellen van de plannen door de gemeenten aangesloten bij bestaande activiteiten. De steden zijn aangemoedigd om voortdurend kritisch te bezien of de activiteiten bijdragen aan de doelstelling van de aanpak en om zo nodig het pakket van maatregelen aan te passen.

De Aanpak Voorkomen Criminele Loopbaan Allochtone Jongeren is onderdeel van een bredere lokale aanpak gericht op vermindering van de overlast en de criminaliteit. Binnen dat kader wordt een extra impuls gegeven aan de vermindering van de problematiek van de kwetsbare Marokkaans-Nederlandse jongeren.

Slechts voor een deel is er sprake van een specifieke aanpak. Het gaat om specifieke aanvullingen op de generieke aanpak. Verbetering van de samenwerking tussen de betrokken instanties is een essentieel element. De problematiek gaat vaak de mogelijkheden van een individuele instelling of medewerker te boven. Het extra aanbod cq. de extra beschikbare capaciteit geeft ruimte voor verbetering van de ketensamenwerking.

De gebiedsgerichte en persoonsgerichte aanpak van de overlast en de criminaliteit krijgt vorm in de Veiligheidshuizen. In Amsterdam en Utrecht functioneren al langer Veiligheidshuizen. In Rotterdam is onlangs het Veiligheidshuis geopend. Het Veiligheidshuis in Den Haag is begin september geopend.

De Centra voor jeugd en gezin zullen tevens hun bijdrage gaan leveren aan een goed gecoördineerde en samenhangende aanpak van problemen.

Binnen de nieuwe werkwijzen krijgen systematische signalering en diagnostiek en de toepassing van bewezen effectieve interventies een steeds belangrijker plaats.

Ten behoeve van de onderbouwing en verdere verbetering van de Aanpak Voorkomen Criminele Loopbaan Allochtone Jongeren is door het WODC van het Ministerie van Justitie het zogenoemde Kennisfundament ontwikkeld.

Het Kennisfundament geeft een overzicht van de wetenschappelijke kennis op basis waarvan de aanpak criminele jongeren kan worden onderbouwd en verder verbeterd. De kennis is samengebracht in een model voor de toepassing in de praktijk. Dit model gaat ervan uit dat een weging van de kosten en baten (de rationele-keuze-theorie) ertoe leidt of jongeren stoppen of doorgaan met normoverschrijdend gedrag. Met het model kunnen de volgende vragen beter worden beantwoord.

• Zijn de effectieve maatregelen en interventies beschikbaar?;

• Is het pakket aan maatregelen en interventies compleet? Grijpen ze aan op de werkzame mechanismen?;

• Worden de juiste interventies toegepast bij de juiste jongeren?.

Het model is in een tweetal gemeenten (Utrecht en Tilburg) beproefd.

In het najaar zal een aanbod worden gedaan waarvan meer gemeenten gebruik kunnen maken.

De volgende fase van 2010 tot en met 2012

Op 30 januari 2009 heeft het Kabinet de beleidsbrief «Aanpak Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren. Grenzen stellen en perspectief bieden» naar de Tweede Kamer gezonden. Hiermee is het kader gegeven voor de aanpak van de problematiek voor de komende jaren tot en met 2012.

De gemeente Utrecht heeft op verzoek van de minister van WWI op zich genomen het secretariaat te voeren van het ambtelijk en bestuurlijk overleg van de betrokken gemeenten met het Rijk. Utrecht zal tevens bijeenkomsten organiseren voor kennisdeling en een makelaarfunctie vervullen bij de verdere kennisontwikkeling.

De conclusie is gerechtvaardigd dat met extra middelen van het ministerie van Justitie in de periode van 2006 tot en met 2009 een goede basis is gelegd voor de verdere aanpak van de Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren. Zoals eerder in deze brief is aangegeven kan ik bij gelegenheid van de afronding van het Grotestedenbeleid in 2010 meer gedetailleerd ingaan op de met de extra middelen bereikte resultaten. Tevens zal de rapportage van de Monitor geregistreerde Jeugdcriminaliteit die in het voorjaar van 2010 beschikbaar komt een beeld geven van de ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit onder de Marokkaans-Nederlandse jongeren in de G4.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven