31 266
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs)

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 juni 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:

A

Aan artikel 1.1.1 wordt onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel dd door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

ee. ondernemingsraad: een ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden.

B

Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: Na artikel 4.1.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

2. Artikel 4.1.4 vervalt.

C

In artikel I, onderdeel D, wordt aan artikel 8a.1.4, tweede lid, een volzin toegevoegd, luidende: Voor de vaststelling is artikel 8a.2.2, derde lid, aanhef en onderdeel a, van overeenkomstige toepassing op de ondernemingsraad.

D

In artikel I, onderdeel D, komt artikel 8a.4.1 te luiden:

Artikel 8a.4.1. Landelijke geschillencommissie medezeggenschap

1.  Er is een landelijke geschillencommissie medezeggenschap, waarbij elke instelling is aangesloten. De commissie bestaat uit drie leden, waaronder de voorzitter, en drie plaatsvervangende leden.

2. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, benoemt de leden en plaatsvervangende leden voor vier jaar. Zij zijn een keer herbenoembaar.

3.  Een lid en een plaatsvervangend lid worden benoemd op bindende voordracht van vertegenwoordigers van de gezamenlijke bevoegde gezagsorganen van de instellingen en een lid en een plaatsvervangend lid op bindende voordracht van vertegenwoordigers van de deelnemersraden van de instellingen. Deze twee leden doen een bindende voordracht voor het derde lid, tevens voorzitter, en diens plaatsvervanger.

4. Indien sprake is van een geschil als bedoeld in artikel 8a.4.2, onderdeel a, voor zover het betreft het ontbreken van de vereiste instemming van de ondernemingsraad met het medezeggenschapsstatuut, wordt voor de duur van behandeling van dat geschil een lid benoemd op bindende voordracht van vertegenwoordigers van de ondernemingsraden van de instellingen.

5. De leden en de plaatsvervangende leden mogen geen deel uitmaken van het bevoegd gezag of van de deelnemersraad van een instelling.

E

In artikel I, onderdeel D, artikel 8a.4.2, vervallen de onderdelen d en e, onder vervanging van de puntkomma aan het eind van onderdeel c door een punt.

F

Artikel I, onderdeel D, artikel 8a.4.3, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 8a.2.2, derde lid, of artikel 4.1.4, derde lid,» vervangen door «artikel 8a.2.2, derde lid,» en vervalt telkens: onderscheidenlijk de ondernemingsraad.

2. In het tweede lid wordt «artikel 8a.4.2, onderdeel a of d» telkens vervangen door «artikel 8a.4.2, onderdeel a» en vervalt telkens: onderscheidenlijk de ondernemingsraad.

3. In het derde lid wordt «de deelnemersraad onderscheidenlijk de ondernemingsraad» telkens vervangen door «de deelnemersraad», wordt artikel 8a.4.2, onderdeel a of d» vervangen door «artikel 8a.4.2, onderdeel a» en wordt «artikel 8a.4.2, onderdeel c of e» vervangen door: artikel 8a.4.2, onderdeel c.

4. In het vijfde lid wordt «de deelnemersraad onderscheidenlijk de ondernemingsraad» vervangen door: de deelnemersraad.

5. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:

6. Indien de ondernemingsraad ten aanzien van een voorstel tot vaststelling of wijziging van het medezeggenschapsstatuut zijn instemming heeft onthouden, zijn de artikelen 27, vierde tot en met zesde lid, en 36 van de Wet op de ondernemingsraden van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bevoegdheden van de bedrijfscommissie, bedoeld in het genoemde artikel 36, worden uitgeoefend door de commissie.

G

In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 8a.4.4 gewijzigd als volgt:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 8a.4.4. Procesbevoegdheid deelnemersraad

2. In het derde en zesde lid vervalt telkens: onderscheidenlijk de ondernemingsraad.

H

Artikel IV wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanhef van onderdeel A en de aanduiding van het daarin opgenomen onderdeel worden vervangen door:

Artikel I, onderdeel A1, komt te luiden:

A1

2. Onderdeel A1 vervalt.

3. In onderdeel B, punt 3, wordt «de adviezen, bedoeld in de artikelen 8a.2.2, zesde lid, en 9.1.4, zesde lid» vervangen door: het advies, bedoeld in artikel 8a.2.2, zesde lid.

4. Onderdeel C wordt gewijzigd als volgt:

1°. De aanhef van onderdeel E, punt 2, wordt vervangen door: 2. Twee leden worden toegevoegd, luidend:.

2°.  De derde volzin van het zesde lid van artikel 9.1.4 wordt vervangen door: Artikel 8a.4.3, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. De tweede en derde volzin zijn niet van toepassing voor zover de ondernemingsraad schriftelijk aan de raad van toezicht te kennen heeft gegeven van de mogelijkheid een voordracht te doen geen gebruik te willen maken.

3°. Na het zesde lid van artikel 9.1.4 wordt een zevende lid toegevoegd, luidend:

7. De statuten van de rechtspersoon die een bijzondere instelling in stand houdt, voorzien in een regeling die waarborgt dat de raad van toezicht de ondernemingsraad vertrouwelijk hoort over een voorgenomen besluit tot benoeming of ontslag van een lid van het college van bestuur, niet zijnde bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden. Het horen geschiedt op een zodanig tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming.

Toelichting

Onderdeel A

De technische wijziging in onderdeel A houdt verband met de verlettering van onderdelen van artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs in het wetsvoorstel Verzuimmelding (Kamerstukken I 2008/09, 31 829) en het wetsvoorstel DUO (Kamerstukken II 2008/09, 31 944).

Onderdelen B tot en met G

In onderdeel B worden de extra bevoegdheden geschrapt die in de eerste nota van wijziging aan de ondernemingsraad van een instelling zijn toegekend (artikel 4.1.4 WEB). De reden hiervoor is, dat dezelfde en nog een aantal andere extra bevoegdheden aan de ondernemingsraad zijn toegekend in een professioneel statuut waarover de MBO raad overeenstemming heeft bereikt met de vakbonden. In het professioneel statuut is bepaald, dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid in artikel 32 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) om bij collectieve arbeidsovereenkomst verdere bevoegdheden toe te kennen. Het statuut wordt daartoe als bijlage opgenomen in de CAO BVE en zal gelden vanaf het moment dat de WOR van toepassing wordt op de mbo sector. Op deze wijze worden de extra bevoegdheden van de ondernemingsraad die zijn opgenomen in het professioneel statuut onder het regime van de WOR gebracht.

In de onderdelen C tot en met G worden ook enige andere aanpassingen uit de eerste nota van wijziging van ongedaan gemaakt. Het gaat om de betrokkenheid van de ondernemingsraad bij de vaststelling van het medezeggenschapsstatuut (artikel 8a.1.4 WEB) en de toegang van de ondernemingsraad tot de Landelijke geschillencommissie medezeggenschap (artikel 8a.4.1 tot en met 8a.4.4 WEB).

Onderdeel H

Punt 1 bevat een technische wijziging.

Op grond van de punten 2 en 4 wordt het hoorrecht voor de ondernemingsraad met betrekking tot benoeming en ontslag van een bestuurder verplaatst uit artikel 4.1.4 naar artikel 9.1.4, zevende lid, WEB. Punt 4 voegt tevens twee volzinnen toe aan artikel 9.1.4, zesde lid, WEB die in de eerste nota van wijziging waren geschrapt.

In punt 3 wordt een wijziging die in de eerste nota van wijziging is aangebracht (geschillenregeling ook van overeenkomstige toepassing op advies ondernemingsraad met betrekking tot de profielen van de raad van toezicht) ongedaan gemaakt.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven