31 265 Adoptie

Nr. 35 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juli 2010

Tijdens het Algemeen Overleg over interlandelijke adoptie met uw Kamer op 6 oktober 2009 (kamerstuk 31 265, nr. 28) is onder meer gesproken over adoptie uit China. Ik heb bij die gelegenheid aangekondigd dat een delegatie van mijn ministerie China zou bezoeken om met de autoriteiten aldaar te spreken over de adoptie situatie in dat land en de uitkomst van het onderzoek dat aan Chinese zijde is verricht naar aanleiding van de berichtgeving over mogelijke misstanden in het tehuis te Zhenyuan, provincie Guizhou.

Op 12 oktober 2009 is door het ministerie van Justitie een delegatie van het China Centre of Adoption Affairs (CCAA) ontvangen, die een bezoek bracht aan enkele landen in Europa. In dit gesprek is onder meer gesproken over de verwachting dat in de toekomst de aandacht in toenemende mate zal moeten gaan naar de adoptie van kinderen met een psychosociale en/of medische achtergrond (zgn. special needs).

Een delegatie van mijn Ministerie, onder leiding van de directeur Justitieel Jeugdbeleid, heeft begin juni jl. een bezoek aan China gebracht. Tijdens dit bezoek is onder meer gesproken met CCAA dat onder de verantwoordelijkheid valt van het Ministerie voor «Civil Affairs», en met het Chinese Ministerie van Openbare Veiligheid. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met Chinese vertegenwoordigers van de Amerikaanse organisatie Children’s Home International, die tehuizen in China heeft en met een advocaat/vrijwilliger van de Chinese organisatie «Baby Come Home». Laatstgenoemde organisatie komt voort uit een burgerinitiatief van Chinese ouders van wie een kind is gestolen. Voorts is deelgenomen aan een consulair overleg met vertegenwoordigers van de ambassades van Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Canada en de VS.

Inzet van de gesprekken was om, in vervolg op het bezoek dat door een delegatie van mijn ministerie in mei 2008 aan China is gebracht, duidelijkheid te verkrijgen over de vragen of er een verband is tussen kinderhandel in China en interlandelijke adoptie en wat de inzet van China is om kinderhandel te bestrijden. Voorts was inzet van de gesprekken om een beeld te krijgen van de kans dat kinderen in het kader van de één-kindpolitiek bij hun ouders worden weggehaald en daarna op onrechtmatige wijze in het adoptiecircuit terechtkomen. Hiervan zou volgens berichtgeving in Chinese en internationale media sprake zijn geweest in het geval van het tehuis te Zhenyuan. Van belang was voorts opnieuw te bespreken op welke wijze de Chinese autoriteiten hiermee omgaan en hier in voorkomende gevallen tegen optreden.

Vooruitlopend op het bezoek heeft afstemming plaatsgevonden met de vergunninghouders die werkzaam zijn in China over de te bespreken onderwerpen. Daarnaast zijn voor de vergunninghouders relevante andere bespreekpunten geïnventariseerd. Tot slot heeft, ter voorbereiding van het bezoek, afstemming plaatsgehad met de Centrale autoriteiten van de Europese landen die adopteren uit China.

Het bezoek vond plaats van 1 tot en met 4 juni jl. en werd actief ondersteund door de Nederlandse ambassade. Het gesprek met CCAA was deels een voortzetting van een eerder overleg dat plaats had tijdens een bezoek van een delegatie van CCAA aan Nederland op 12 oktober 2009.

Bevindingen

  • 1. Ja, in China vindt kinderhandel plaats.

  • 2. De Chinese overheid treedt hier hard en adequaat tegen op. Er wordt serieus werk gemaakt van de bestrijding van mensenhandel en kinderhandel in het bijzonder.

  • 3. De kinderhandel is gericht op de binnenlandse vraag naar kinderen.

  • 4. Er is geen verband tussen de handel in kinderen die in China plaatsheeft en interlandelijke adoptie;

  • 5. De kans dat kinderen bij hun ouders worden weggehaald en op onrechtmatige wijze in het interlandelijke adoptiecircuit terechtkomen is uiterst klein.

Het verband tussen handel in kinderen en interlandelijke adoptie

Zowel met CCAA, het Ministerie van Openbare Veiligheid als alle andere gesprekspartners is de vraag of er een verband is tussen kinderhandel en interlandelijke adoptie aan de orde geweest. Zonder uitzondering werd aangegeven dat dit verband er niet is. Aangegeven werd dat de handel in kinderen binnen China zich richt op kinderen tussen de 3 en 6 jaar omdat deze kinderen gemakkelijk kunnen worden bereikt (zij spelen op straat en zijn eenvoudig te beïnvloeden). Deze kinderen worden vooral gestolen omdat er vraag naar is door Chinese echtparen die zelf geen kinderen kunnen krijgen. Met de handelspraktijken houden zich criminele organisaties bezig. Ook worden kinderen door deze organisaties ingezet om te bedelen. Betrof het tot voor kort voornamelijk jongetjes die geroofd werden, tegenwoordig zijn het ook meisjes omdat daar, gezien de huidige scheve verhoudingen, meer vraag naar is. Jonge meisjes en vrouwen worden vooral geroofd om later te dienen als huwelijkspartner.

De bestrijding van mensenhandel en kinderhandel in het bijzonder

Uit het met het Ministerie van Openbare Veiligheid gevoerde gesprek komt naar voren dat in 2007 op het niveau van de State Council een conferentie is georganiseerd die als startmoment diende voor een nationaal actieplan ter bestrijding van ontvoering van en handel in vrouwen en kinderen. Onderdeel daarvan is een task force onder regie van het Ministerie van Openbare Veiligheid ter bestrijding van mensenhandel (voornamelijk vrouwen en kinderen).

In 2009 heeft het Volkscongres besloten om de bestrijding van kinderhandel te verbeteren. Een van de besluiten was het opzetten van een nationale DNA-databank. In deze databank worden de gegevens opgeslagen van de ouders uit heel China die aangifte hebben gedaan van vermissing van hun kind, alsmede van kinderen die worden aangetroffen en van wie men het vermoeden heeft dat zij zijn gestolen. Als resultaat wordt gemeld dat de task force van april 2009 tot april 2010 13.000 zaken van mensenhandel heeft opgelost.

Daarnaast is door het Ministerie van Openbare Veiligheid een speciale politie-eenheid opgericht die zich met de bestrijding van mensenhandel bezig houdt. Deze eenheid zou 4800 kinderen hebben gered, waarvan 480 via de database.

Door het Ministerie van Openbare Veiligheid is tijdens de gesprekken de suggestie gedaan om in de toekomst alle kinderen die in de tehuizen verblijven in de database op te nemen en te checken, teneinde er zeker van te zijn dat kinderen die voor adoptie naar het buitenland gaan, niet zijn gestolen.

Uit het vorenstaande mag de conclusie worden getrokken dat in China serieus

werk wordt gemaakt van de bestrijding van mensenhandel en kinderhandel in het

bijzonder. Dit blijkt ook uit het feit dat China begin dit jaar is toegetreden tot het VN-verdrag ter bestrijding van transnationale georganiseerde misdaad, waarin het protocol voor preventie, bestrijding en vervolging van mensenhandel, in het bijzonder van vrouwen en kinderen, is opgenomen. Dat de problematiek ook leeft onder de Chinese bevolking blijkt uit vele krantenartikelen in de Chinese media.

De kans dat kinderen bij hun ouders worden weggehaald en op onrechtmatige wijze in het adoptiecircuit terechtkomen

Zoals ik hiervoor al heb aangegeven, bestaat er geen verband tussen kinderhandel en interlandelijke adoptie. In mijn brief aan uw Kamer van 10 september 2008 1, waarin ik verslag deed van het bezoek van een delegatie van mijn ministerie aan China in mei 2008, heb ik al gememoreerd dat het geen Chinees overheidsbeleid is om kinderen van ouders af te nemen in het kader van de één-kindpolitiek. Dat een incident toch kan voorkomen kan door CCAA niet worden uitgesloten en wordt onderkend. CCAA meldde tijdens het huidige bezoek dat de legale binnenlandse adoptie de afgelopen jaren enorm is toegenomen door de toegenomen welvaart in China. Gevolg daarvan is dat interlandelijke adoptie bijna volledig bestaat uit zogenoemde special needs kinderen. In zijn algemeenheid geldt de één-kindpolitiek niet in het geval van de geboorte van een gehandicapt kind. CCAA is alert op het zuivere verloop van de adoptieprocedure, maar is niet verantwoordelijk voor de identificatie van de kinderen die op straat worden gevonden en via het Ministerie van «Civil Affairs» bij de Child Welfare Institutes (CWI’s) of Social Welfare Institutes (SWI’s) worden geplaatst. CCAA dient erop te kunnen vertrouwen dat de procedures juist worden uitgevoerd. Niettemin staat men open voor iedere aanwijzing voor mogelijke misstanden en is men bereid die direct te onderzoeken. Dit is ook het geval geweest naar aanleiding van de berichtgeving over mogelijke misstanden bij het tehuis te Zhenyuan in juli 2009. Ik heb u over de uitkomst van het onderzoek door CCAA bericht in mijn brief van 15 februari 20102.

Indien wordt geconstateerd dat de regels zijn overtreden wordt dit als misdrijf beschouwd en wordt er tegen opgetreden, zo benadrukten diverse gesprekspartners.

Conclusie

Met mijn brief aan uw Kamer van 13 januari 20103 zond ik u de (deel-)rapporten «Aandacht voor de matching», het rapport «Achtergrond onbekend» en de notitie «Knelpunten in het stelsel» van de Inspectie jeugdzorg. De Inspectie constateert in haar notitie dat er sprake is van een spanningsveld tussen het vertrouwensbeginsel in het Haags Adoptieverdrag en de controletaak die de vergunninghouders ingevolge het Kwaliteitskader hebben. In mijn hiervoor genoemde brief van 13 januari jl. heb ik mijn reactie gegeven op de rapporten en de notitie.

De opmerkingen van de Inspectie jeugdzorg indachtig, heeft de delegatie tijdens het bezoek met CCAA gesproken over de relatie tussen de Chinese en de Nederlandse Centrale autoriteit, het vertrouwen dat ieder datgene doet wat van haar wordt verwacht en over de wenselijkheid van uitwisseling van informatie.

Van Chinese zijde is overigens nogmaals benadrukt dat men oog heeft voor het feit dat adoptie een gevoelig onderwerp is en dat daar in de media in Nederland, maar ook in China en andere landen veel aandacht voor is. Geconstateerd werd dat beide landen er veel aan gelegen is het belang van het kind als primair doel voor ogen te houden, maar daarbij ook oog te hebben voor de onzekerheid die berichten over misstanden bij de adoptiefouders teweeg kan brengen. CCAA wil voorkomen dat adoptiefouders telkens bij nieuwe berichten over mogelijke misstanden zich steeds weer onnodig ongerust maken of hun kind bij die misstanden betrokken is. Men staat open voor frequent contact om de ontwikkelingen met elkaar door te spreken. De reeds gemaakte afspraak om elkaar jaarlijks te ontmoeten is herbevestigd. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke misstanden, wil CCAA graag op de hoogte gesteld worden. Men is bereid dan onderzoek in te stellen, zoals men naar aanleiding van de berichtgeving over mogelijke misstanden in Zhenyuan heeft laten zien.

Ik beschouw de wederzijdse wens tot intensivering van de contacten en de afspraken die tijdens het bezoek van de delegatie zijn gemaakt als positief. Ik zie de voortzetting van de samenwerking met China ook als een middel om de ontwikkelingen met betrekking tot adoptie in dit land te blijven volgen en waar mogelijk positief te beïnvloeden.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 265, nr. 9.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 265, nr. 31.

XNoot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 265, nr. 29.

Naar boven