31 265
Adoptie

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 februari 2010

In mijn brief van 19 januari jl. (Kamerstuk 31 265, nr. 30) over de komst van Haïtiaanse adoptiekinderen informeerde ik u, mede namens de minister voor Jeugd en Gezin, over de stand van zaken met betrekking tot de versnelde toelating van Haïtiaanse adoptiekinderen in Nederland. In deze brief bericht ik u, mede namens de minister voor Jeugd en Gezin, over het feitelijk aantal kinderen dat naar Nederland is gekomen en over de daarbij inmiddels getroffen en nog te treffen noodzakelijke jeugdbeschermingsmaatregelen, alsmede over de geboden nazorg aan deze kinderen en de aspirant-adoptiefouders.

Algemeen

Op de lijst van 109 kinderen die ik in mijn eerdere brief noemde, waren ook de drie kinderen opgenomen van wie in een later stadium helaas moest worden vastgesteld dat zij tijdens de aardbeving zijn overleden, samen met hun Nederlandse adoptiefouders. Daarnaast zijn er twee kinderen door hun biologische moeder in het kindertehuis opgehaald en is er één kind toegevoegd aan de lijst. Hierdoor zijn er uiteindelijk 105 kinderen daadwerkelijk naar Nederland gekomen. Naar omstandigheden maken de 105 kinderen het goed. Twee kinderen zijn na aankomst in Nederland opgenomen geweest in het ziekenhuis wegens uitdrogingsverschijnselen. Zij zijn inmiddels weer uit het ziekenhuis ontslagen en naar hun aspirant-adoptiefouders teruggekeerd. Eén kind is in Curaçao in het ziekenhuis opgenomen geweest en inmiddels ook in Nederland gearriveerd.

Ook de veertien kinderen die op verzoek van mijn betrokken Luxemburgse collega zijn meegevlogen, zijn goed aangekomen in Luxemburg.

De stand van zaken betreffende de adoptieprocedure van de Haïtikinderen

Alvorens in te gaan op de afhandeling van de adoptieprocedure van de kinderen in Nederland, is het van belang om op te merken dat de Haïtiaanse wet- en regelgeving geen «sterke» adoptie kent, waarbij de oorspronkelijke familiebanden met de biologische ouders worden verbroken. In Haïti wordt alleen een «zwakke» adoptie uitgesproken, die op basis van Nederlandse weten regelgeving kan worden omgezet in een «sterke» adoptie.

Zoals ik in mijn eerdere brief heb aangegeven, heb ik drie groepen kinderen onderscheiden die voor versnelde toelating in aanmerking kwamen. Deze indeling is op basis van de informatie van de Nederlandse vergunninghouders tot stand gekomen. Ook veel beschikbare informatie over deze kinderen in Haïti is meegekomen. Dit kan betekenen dat niet altijd alle relevante documenten aanwezig zijn voor de verdere afhandeling van de adoptieprocedures. De adoptie zal plaatsvinden volgens de in Nederland geldende procedures op basis van de beschikbare dossiers uit Haïti en de dossiers van de vergunninghouders en na consultatie van de Haïtiaanse autoriteiten. Dit vergt maatwerk en zal uiterst zorgvuldig gebeuren, waar nodig in nader overleg met de Haïtiaanse autoriteiten zodat de adoptieprocedure voor de verschillende groepen kinderen zorgvuldig kan worden afgehandeld.

Hieronder ga ik in op de stand van zaken met betrekking tot de afhandeling van de adoptie- en verblijfsrechtprocedure van deze groepen.

a. kinderen waarvan de adoptieprocedure inmiddels nagenoeg was afgerond

Groep 1 betreft uiteindelijk 53 kinderen ten aanzien van wie in Haïti de adoptie is uitgesproken ten gunste van Nederlandse aspirant-adoptiefouders en die naar Nederland zijn gekomen (drie kinderen van de oorspronkelijke 56 kinderen zijn met hun Nederlandse adoptiefouders in Haïti omgekomen). Deze kinderen verbleven nog in Haïti in afwachting van de juiste uit- en inreispapieren.

Door de Nederlandse vergunninghouders was er voor deze kinderen reeds een match gemaakt met geschikt bevonden aspirant-adoptiefouders. Deze matching is door de Nederlandse Centrale autoriteit gecontroleerd en goedgekeurd. Tevens heeft de Haïtiaanse rechter een uitspraak gedaan over de adoptie.

Deze groep kinderen is direct geplaatst bij aspirant-adoptiefouders. Zoals hiervoor al aangegeven geldt ten aanzien van deze groep dat er sprake is van een «zwakke» adoptie. Dit impliceert dat het gezag berust bij de aspirant-adoptiefouders.

Om de verblijfsprocedure zo eenvoudig mogelijk te maken, ontvangen de adoptiefouders een uitnodigingsbrief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om een aanvraag tot verblijf in te dienen. De kinderen uit deze groep kunnen in aanmerking komen voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van adoptie, met vrijstelling van het mvv-vereiste en het paspoortvereiste. De aanvragen worden centraal afgehandeld door de IND zodat deze kinderen zo spoedig mogelijk in het bezit komen van een verblijfsvergunning. Het is overigens daarna aan de Nederlandse rechter om de «zwakke» adoptie te erkennen en om te zetten in een «sterke» adoptie, waardoor de kinderen met Nederlandse adoptiefouder(s) de Nederlandse nationaliteit verkrijgen.

b. kinderen waarbij een matching heeft plaatsgevonden

Groep 2 betreft 43 kinderen die al wel in Haïti waren gematcht met aspirant-adoptiefouders. Voor deze voorgenomen adopties hebben zowel de Haïtiaanse autoriteiten als de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA) toestemming verleend. De adoptie was echter op het moment van de aardbeving nog niet formeel bekrachtigd door een Haïtiaanse rechter. Ook deze kinderen bevinden zich bij hun aspirant-adoptiefouders.

In overleg met de betrokken vergunninghouders, de Stichting Nidos (voogdij-instelling) en de Raad voor de Kinderbescherming zal worden vastgesteld binnen welke termijn en hoe de overheveling van het gezag aan de aspirant-adoptiefouders en de daarop volgende adoptieprocedure van de betrokken kinderen in Nederland zorgvuldig kan worden afgerond.

In tegenstelling tot hetgeen in de brief van 19 januari aan uw Kamer is gemeld, is in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming besloten om voor de kinderen uit de groepen 2 en 3 niet een tijdelijke, maar een voorlopige voogdij aan te vragen. Dat is gedaan omdat bij een tijdelijke voogdij een voogd formeel moet worden ontslagen en bij een voorlopige voogdij deze maatregel na uiterlijk 3 maanden vanzelf eindigt. De voorlopige voogdij over deze groep kinderen berust op dit moment bij Nidos. Deze organisatie heeft veel ervaring met de voogdij over alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Na een wijziging van de ministeriële regeling waarin de taken van Nidos zijn omschreven, is Nidos bevoegd om ook voor deze specifieke groep kinderen de voorlopige voogdij uit te oefenen. Deze voorlopige voogdij is uitgesproken voor de duur van twaalf weken. Het streven is om de voogdij zo spoedig mogelijk op te dragen aan de betrokken aspirant-adoptiefouders. Voor een zorgvuldige procedure wordt ook contact gezocht met de Haïtiaanse kindertehuizen om na te gaan of de biologische ouders terug willen komen op hun besluit om afstand van hun kind te doen en welke termijn de biologische ouders daarvoor gegund zal worden (de revocatieperiode). In overleg met de Haïtiaanse autoriteiten zal ook worden bezien of zij akkoord gaan met het hanteren van de revocatieperiode voor deze groep kinderen en de kinderen die tot groep 3 behoren.

In afwijking van de gewone procedure voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van adoptie is de staatssecretaris van Justitie voornemens aan deze kinderen een verblijfsvergunning op basis van haar discretionaire bevoegdheid te verlenen, eveneens met vrijstelling van het mvv-vereiste en het paspoortvereiste. De bijzondere omstandigheden als gevolg van de aardbeving in Haïti en de humanitaire noodsituatie die daardoor is ontstaan nopen daartoe. Daarnaast zijn de bijzondere omstandigheden gelegen in het feit dat de komende tijd in nauwe samenwerking met de Haïtiaanse regering zal worden bezien hoe de adoptieprocedure kan worden afgerond.

Aangezien Nidos de voorlopige voogdij over deze groep kinderen uitoefent, zal Nidos de verblijfsaanvraag bij de IND indienen. Ook deze aanvragen worden door de IND centraal afgehandeld zodat deze kinderen zo spoedig mogelijk in het bezit komen van een verblijfsvergunning. Als bovenstaande revocatieperiode is verstreken en de aspirant-adoptiefouders belast zijn met het gezag, dienen zij een aanvraag in te dienen om wijziging van de beperking van de verblijfsvergunning in «voor verblijf ter adoptie», behalve in het geval dat het kind voor de afloop van de geldigheidsduur van de verleende verblijfsvergunning door een adoptie-uitspraak van de Nederlandse rechter het Nederlanderschap heeft verkregen.

c. Kinderen waarvoor nog geen matching heeft plaatsgevonden

Groep 3 betreft negen kinderen voor wie al duidelijk was dat zij vóór het tijdstip van de aardbeving voor adoptie in Nederland in aanmerking zouden komen en met Nederlandse aspirant-adoptiefouders gematcht zouden gaan worden. Ook deze groep staat onder voorlopige voogdij van Nidos. Deze kinderen zijn door Nidos ondergebracht bij crisisopvangpleeggezinnen. Dit zijn gezinnen die bereid zijn om tijdelijk kinderen op te vangen.

Ten aanzien van deze groep is afgesproken dat de voogd de ontwikkeling van het kind sinds zijn aankomst volgt en beschrijft ten behoeve van de vergunninghouder die het kind uiteindelijk matcht met potentiële aspirant-adoptiefouders. Alvorens de CA een beslissing omtrent deze matching kan nemen, is afgesproken dat de Raad voor de Kinderbescherming in al deze zaken een onderzoek verricht naar de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders om een kind in het gezin op te nemen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de CA hierover en vervolgens neemt de CA een besluit over deze matching. Ook ten aanzien van deze groep geldt dat in beginsel de eerste twaalf weken het gezag bij Nidos blijft, ook al wordt binnen deze termijn gematcht. Dit is noodzakelijk omdat duidelijk moet zijn dat in het land van herkomst geen ouders op hun beslissing willen/kunnen terugkomen. Ik wil hier melden dat na de aardbeving en voor het vertrek naar Nederland één moeder die in Haïti afstand had gedaan van haar twee kinderen, op haar beslissing terugkwam en haar kinderen heeft opgehaald uit het kindertehuis.

Gezien de bijzondere omstandigheid waaronder deze kinderen naar Nederland zijn gekomen, zijn afspraken gemaakt met de voorzitter van het Landelijk Overleg Voorzitters Familiekamer (LOVF), de IND en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken om de juridische en administratieve consequenties voor de adoptieprocedure, het verblijfsrecht en de inschrijving in de gemeenten op een zorgvuldige wijze te regelen. De adoptiecommissie van het LOVF zal naar verwachting in maart 2010 ter zake een advies voorleggen aan het LOVF, met als doel eenheid van rechtspraak ten aanzien van de adoptieprocedures te waarborgen.

Ook aan deze kinderen kan een verblijfsvergunning op basis van mijn discretionaire bevoegdheid worden verleend, met vrijstelling van het mvv-vereiste en het paspoortvereiste om dezelfde redenen als genoemd bij groep 2. De procedure is verder gelijk als genoemd bij groep 2, met dien verstande dat deze kinderen nog gematcht moeten worden met aspirant-adoptiefouders.

Zoals u kunt begrijpen uit bovenstaande beschrijving, zal in dit traject nog een groot aantal beslissingen moeten worden genomen door de aspirant-adoptiefouders, de Raad voor de Kinderbescherming, NIDOS, IND en de rechter. Mede afhankelijk van deze beslissingen kunnen de aantallen kinderen in de verschillende groepen, onderling wijzigen. Het belang van het kind zal bij de beslissingen altijd leidend zijn.

De nazorg in Nederland

Door de minister voor Jeugd en Gezin, die verantwoordelijk is voor de nazorg bij adoptie, zijn goede samenwerkingsafspraken gemaakt met de meest direct betrokken organisaties over de verdere nazorg en hulpverlening voor de kinderen en hun (aspirant-)adoptiefouders in Nederland. Dit betreft de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV), de Raad voor de Kinderbescherming, Nidos, de vergunninghouders en het landelijk centrum voor vroegkinderlijke chronische traumatisering (LCVT). Afgesproken is dat de SAV de coördinatie rondom de nazorg op zich neemt. Aan de ouders en voogden is informatie verstrekt over waar zij terecht kunnen met hun vragen. Op korte termijn zullen de aspirant-adoptiefouders en de voogden bezocht worden om te bezien of er zich specifieke vraagstukken voordoen met betrekking tot de zorg voor de mogelijk getraumatiseerde kinderen uit Haïti.

Door een goede en intensieve samenwerking met de meest betrokken medewerkers van Buitenlandse Zaken, Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (via het Landelijk Operationeel Crisis Centrum), Jeugd en Gezin, de betrokken adoptieorganisaties (vergunninghouders) en de hierboven genoemde (jeugd-)hulpverleningsorganisaties is, ondanks de verschrikkelijke omstandigheden in Haïti, alles wat 6+te organiseren was, zoals de reis, de aankomst en de eerste opvang van de Haïtiaanse kinderen in Nederland, goed verlopen.

Ook de vervolgprocedure zoals hierboven beschreven, geeft een goede en intensieve samenwerking aan tussen de betrokken partijen, waardoor binnen de bestaande wettelijke kaders mogelijkheden worden gevonden om tot een zorgvuldige afhandeling van de adoptieprocedure te komen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven