nr. 30
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2010
Mede namens de minister voor Jeugd en Gezin informeer ik uw Kamer over
de stand van zaken op dit moment betreffende de versnelde toelating van Haïtiaanse
adoptiekinderen in Nederland en de daarbij noodzakelijke jeugdbeschermingsmaatregelen,
naar aanleiding van de zware aardbeving in Haïti van vorige week.
Ik heb drie groepen kinderen onderscheiden die voor versnelde toelating
in aanmerking komen.
a. kinderen waarvan de adoptieprocedure inmiddels
nagenoeg was afgerond
Dit betreft een groep van 56 kinderen ten aanzien waarvan de Haïtiaanse
rechter de interlandelijke adoptie heeft uitgesproken. Echter, deze kinderen
verbleven nog in Haïti in afwachting van de juiste uit- en inreispapieren.
Door de Nederlandse vergunninghouders was er voor deze kinderen reeds
een match gemaakt met geschikt bevonden aspirant-adoptiefouders, waarbij tevens
een goedkeuring door de Nederlandse Centrale autoriteit was afgegeven.
b. kinderen waarbij een matching heeft plaatsgevonden
Voor deze groep van 44 kinderen geldt dat de adoptieprocedure in Haïti
inhoudelijk zo goed als afgerond was. De betreffende Nederlandse vergunninghouder
had al een match gemaakt tussen de kinderen en hun potentiële adoptiefouders
en eveneens was er een goedkeuring door de Centrale autoriteit. Er was echter
nog geen adoptie-uitspraak gegeven door de Haïtiaanse autoriteiten. In
overleg met de betrokken vergunninghouders, de Stichting Nidos (voogdij-instelling)
en de Raad voor de Kinderbescherming zal worden vastgesteld hoe de adoptieprocedure
van de betrokken kinderen in Nederland zo goed mogelijk kan worden afgerond.
c. kinderen waarvoor nog geen matching heeft plaatsgevonden
De laatste groep betreft 9 kinderen die ook verbleven in een van de tehuizen
waar de bovengenoemde kinderen wonen. Het betreft kinderen voor wie door de
Haïtiaanse autoriteiten is bepaald dat deze kinderen in aanmerking komen
voor adoptie door aspirant-adoptiefouders uit Nederland, maar waar nog geen
match heeft plaatsgevonden tussen kind en passende aspirant-adoptiefouders.
Omdat door de aardbeving de meest noodzakelijke verzorging in het kindertehuis
niet meer mogelijk was en ik geïnformeerd werd dat niet meer voor de
veiligheid van deze kinderen kon worden ingestaan, heb ik besloten om ook
deze kinderen in Nederland toe te laten op humanitaire gronden.
In samenspraak met de betrokken vergunninghouders, de Stichting Nidos
en de Raad voor de Kinderbescherming zal worden bekeken hoe de kinderen worden
opgevangen en op welke wijze de procedure zal worden vervolgd. De Raad voor
de Kinderbescherming zal de rechter adviseren de kinderen uit de groepen 2
en 3 onder tijdelijke voogdij van de Stichting Nidos te plaatsen.
Ik realiseer mij dat deze beslissingen onzekerheden en risico’s
met zich brengen. Echter gezien de zorgwekkende omstandigheden in Haïti
heb ik tot deze bijzondere maatregelen besloten. Expliciete voorwaarde voor
mijn toestemming was de instemming van de Haïtiaanse autoriteiten.
De Haïtiaanse minister-president heeft op 17 januari 2010 schriftelijk
verklaard toestemming te verlenen voor het overbrengen van de kinderen uit
de drie bovengenoemde groepen naar Nederland. Als voorwaarde heeft hij gesteld
dat na aankomst van de kinderen in Nederland, in nauwe samenwerking met de
Haïtiaanse overheid, begonnen zal worden met de zorgvuldige afhandeling
van de adoptieprocedures. Hieraan zal vanzelfsprekend gevolg worden gegeven.
De coördinatie van de overkomst en opvang van deze kinderen in Nederland
verloopt in nauw overleg met de collega’s van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking
en de betrokken adoptie organisaties.
Na aankomst in Nederland zal er speciale aandacht worden geschonken aan
de opvang en nazorg van deze kinderen en de (aspirant-)adoptiefouders.
Overigens is van belang te vermelden dat het Permanent Bureau van de Haagse
Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, welk toeziet op de naleving
van de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag (HAV), desgevraagd heeft
aangegeven de door mij gevolgde handelwijze te onderschrijven. Ook in het
geval van landen die niet bij dit verdrag zijn aangesloten, zoals Haïti,
hecht ik eraan te werken conform de uitgangspunten van het HAV.
De in deze brief genoemde aantallen kinderen in de verschillende groepen
waren op het moment van mijn beslissing om ze versneld tot Nederland toe te
laten gebaseerd op de informatie die de vergunninghouders mij verstrekten.
Gezien alle onzekerheden en berichten over mogelijke vermissingen van kinderen
kunnen in de genoemde aantallen kleine afwijkingen ontstaan.
Op uitdrukkelijk verzoek van mijn betrokken Luxemburgse collega, mevrouw
Marie-Josée Jacobs, heb ik ook toestemming verleend om met hetzelfde
vliegtuig waarmee de hierboven genoemde kinderen uit Haïti worden gehaald,
ook veertien kinderen mee te laten reizen die worden opgevangen door Luxemburgse
aspirant-adoptiefouders. Deze kinderen kunnen voor wat betreft
de fase waarin hun adoptieprocedure verkeert worden vergeleken met de kinderen
uit de groepen 1 en 2.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin