31 265 Adoptie

Nr. 101 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2021

1. Aanleiding

Via een verzoek van de Vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid van 30 november jl. heeft u mij gevraagd schriftelijk te reageren op de vraag van het Kamerlid Van Nispen om:

  • 1. Nederlanders die hier het slachtoffer van zijn beter bij te staan en andere verdragslanden actiever aan te spreken op het naleven van het Haags Kinderontvoeringsgedrag;

  • 2. bij rechtszaken over binnenlandse adoptie geen beroep te doen op de verjaringstermijn.

Met deze brief geef ik gevolg aan uw verzoek.

2. Naleving Haags Kinderontvoeringsverdrag

In reactie op de motie (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 61) met betrekking tot de naleving van het Haags Kinderontvoeringsverdrag wil ik allereerst voorop stellen dat kinderontvoering onwenselijk is, in welke vorm dan ook. Daarom kunnen achtergebleven ouders terecht bij het Centrum Internationale Kinderontvoering (CIKO) als het gaat om een eerste advies over hun juridische mogelijkheden en voor emotionele steun. Ouders kunnen zich vervolgens wenden tot de Nederlandse Centrale autoriteit (Ca) voor het indienen van een verzoek tot teruggeleiding voor hun kind. De Ca behandelt deze verzoeken op grond van het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980 en de Verordening Brussel II bis en staat ouders gedurende deze procedure bij met juridisch advies en onderhoudt daarvoor contacten met het buitenland.

Om er voor te zorgen dat de geboden ondersteuning zo goed mogelijk aansluit op de behoeften van de ouders die zich tot het CIKO respectievelijk de Ca richten, ben ik voornemens in het eerste kwartaal van 2022 met een aantal van deze ouders in gesprek te gaan om te achterhalen of en hoe die ondersteuning kan worden verbeterd.

Ik verwacht uw Kamer voor het zomerreces van 2022 te informeren over ervaringen van de ouders. Deze zullen waar mogelijk worden benut om de geboden ondersteuning vanuit de Ca, dan wel het CIKO, te optimaliseren.

Daarbij wordt ook gekeken naar de naleving van het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Als blijkt dat verdragslanden het verdrag structureel niet naleven, dan zal Nederland het desbetreffende land hierop aanspreken.

Ik hecht eraan op te merken dat de beslissing tot het al dan niet teruggeleiden van het kind, wordt genomen door de rechterlijke instanties van dat land. Nederland kan niet treden in beschikkingen van een buitenlandse rechterlijke instantie, dat kunnen deze landen zelf ook niet.

3. Verjaringstermijn binnenlandse adoptie

In reactie op de in uw Kamer aangenomen motie (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 62) inzake de verjaringstermijn binnenlandse adoptie bericht ik u als volgt. De mate van en wijze waarop opvolging kan worden gegeven aan deze motie vergt nader overleg in het kabinet. De reden daarvoor is gelegen in het fundamentele karakter en betekenis van de bepalingen omtrent verjaring in het Burgerlijk Wetboek. De redelijkheid van een beroep op verjaring wordt – ook in adoptiezaken – van geval tot geval getoetst door de rechter op basis van in de rechtspraak ontwikkelde criteria. Het toekomstig kabinet zal u nader informeren over de uitkomst van dit overleg.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven