31 263 Mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid

Nr. 55 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2013

Hierbij bied ik u het verslag aan van het bezoek aan Pakistan van de mensenrechtenambassadeur in de periode van 4 maart tot 7 maart 2013. Het bezoek werd eerder aangekondigd in een brief aan uw Kamer van 13 april 2012 (Kamerstuk 31 263, nr. 48).

De mensenrechtenambassadeur bezocht Islamabad en Lahore. Het bezoek kon rekenen op serieuze belangstelling en medewerking van verschillende gesprekspartners. De mensenrechtenambassadeur sprak met vertegenwoordigers van de overheid (o.a. de minister voor Mensenrechten, de presidentiële adviseur Religieuze Minderheden), parlementariërs, mensenrechtenorganisaties, mensenrechtenverdedigers, de VN en de EU over de mensenrechtensituatie in Pakistan. Tijdens dit bezoek stonden vrijheid van religie, vrouwenrechten, vrijheid van meningsuiting en mensenrechtenverdedigers centraal.

Algemeen

Uit de gesprekken met de diverse vertegenwoordigers kwam het volgende beeld over de situatie in Pakistan naar voren. Het beleid van de regering Zardari heeft zich de afgelopen jaren gericht op verdergaande democratisering, economische groei, bestrijding van extremisme en terrorisme, armoedebestrijding en verbetering van de regionale stabiliteit. Het tempo van de noodzakelijke hervormingen bleef echter achter bij de geformuleerde ambities. Toch heeft de regering Zardari initieel enige vooruitgang op het gebied van mensenrechten geboekt. Zo ratificeerde Pakistan een aantal internationale mensenrechtenverdragen en trok het de meeste voorbehouden bij deze verdragen in. Het schort volgens gesprekspartners evenwel nog aan de effectieve implementatie van de verdragen. Daarnaast belemmeren conservatieve islamitische politieke partijen en militante groeperingen het publiek en parlementair debat over noodzakelijke hervormingen.

Voor het eerst in de geschiedenis van Pakistan zal dit jaar een democratische regeringsovergang plaatsvinden. Het parlement en de regering hebben hun mandaat uitgediend. De meeste gesprekspartners wezen hier op en zagen dit als een grote verdienste van de regering Zardari en ook als hoopvol teken voor de toekomst, met als kanttekening dat het toenemend geweld het democratisch proces kan verstoren.

Vrijheid van religie

Bij verschillende gesprekspartners sprak de mensenrechtenambassadeur zorg uit over het gebrek aan vrijheid van geloof voor religieuze minderheden en het toenemend sektarisch geweld in Pakistan. Gesprekspartners benadrukten dat de afgelopen jaren sprake is van toenemende intolerantie tegenover religieuze minderheden. Deze intolerantie wordt mede bevorderd door een voortschrijdende islamisering van de Pakistaanse samenleving. De blasfemiewetgeving is hier een duidelijk voorbeeld van.

Het sektarisch geweld tegen sjiieten, en Hazara’s in het bijzonder, is de afgelopen maanden toegenomen. De mensenrechtenambassadeur uitte zijn zorgen hierover. Volgens mensenrechtenverdedigers worden de aanslagen ingegeven door hun geloof en de economische positie die Hazara’s hebben. Hazara’s zijn over het algemeen hoogopgeleid en doen het economisch goed. Gesprekspartners merkten op dat geweldsincidenten tegen sjiieten geen nieuw fenomeen zijn. Aanslagen op prominente sjiieten of pelgrims vinden geregeld plaats. Grootschalige bomaanslagen zijn echter een recent fenomeen. Ook werd benadrukt dat er op individueel niveau over het algemeen geen problemen zijn tussen soennitische en sjiietische burgers en dat ze harmonieus samen leven.

De mensenrechtenambassadeur sprak voorts zijn zorgen uit over het misbruik van de blasfemiewetgeving en stelde hierbij ook individuele gevallen aan de orde. Hij benadrukte tijdens zijn gesprekken met overheidsinstanties dat er maatregelen getroffen moeten worden om misbruik van de blasfemiewetgeving tegen te gaan. Bijvoorbeeld door middel van procedurele aanpassingen, zodat er meer onderzoek verricht kan worden voordat een klacht kan worden geregistreerd bij de politie. Ook wees de mensenrechtenambassadeur op de plicht van de overheid om alle burgers, inclusief religieuze minderheden, te beschermen tegen geweld.

Gesprekspartners binnen de overheid deelden de zorgen over de blasfemiewetgeving. Het betrof een gevoelig onderwerp waarover politici en beleidsmakers zich terughoudend opstelden, met name sinds de moord op Shabaz Bhatti, voormalig minister voor Religieuze Minderheden en Salman Taseer, gouverneur van Punjab, in 2011. Beiden deden een oproep de blasfemiewetgeving aan te passen. Zichtbare buitenlandse aandacht voor de blasfemiewetgeving werd door bepaalde fundamentalistische groeperingen en partijen uitgelegd als ongewenste inmenging in de binnenlandse aangelegenheden. De weg van stille diplomatie was daarom het meest effectief.

Uit de gevoerde gesprekken kwam naar voren dat geweld in reactie op een vermeende blasfemiebeschuldiging gescheiden moet worden van de blasfemiewetgeving als zodanig. Het zijn conservatieve/extremistische moslims (groeperingen) die naar aanleiding van dergelijke aanklachten oproepen tot geweld. De overheid staat hier machteloos tegenover. Aanpassing van de wet zal hier geen verandering in brengen. De blasfemiewet wordt ook misbruikt om religieuze minderheden te beschuldigen. Achterliggende motieven zijn vaak persoonlijke vetes en economisch gewin. Uit de statistieken blijkt overigens dat het merendeel van de blasfemieaanklachten moslims betreft.

Vrouwenrechten

Het bevorderen van vrouwenrechten in Pakistan stond ook centraal in de gesprekken. Naar voren kwam dat zowel de huidige regering als de vrouwelijke parlementariërs, zich actief hebben ingezet voor de verbetering van de positie van vrouwen. Het is een moeizaam proces omdat vooral de conservatieve partijen binnen de oppositie verschillende wetsvoorstellen tegenhouden. Positief was te horen dat vrouwen de afgelopen 15 jaar politiek veel mondiger zijn geworden. Hier hebben met name vrouwelijke parlementariërs zich voor ingezet.

Vrijheid van meningsuiting

De media spelen een belangrijke rol bij het aan de orde stellen van misstanden. In de praktijk heeft de Engelstalige pers meer vrijheid dan de Urdu pers. De Urdu pers wordt meer onder druk gezet vanwege hun grotere bereik. Hoewel de media relatief gezien hun gang kunnen gaan, betekent dit niet dat zij zich vrij kunnen bewegen. Media hebben te maken met bedreigingen en beperkingen in met name Balochistan en de Tribale gebieden. De mensenrechtenambassadeur stelde ook de internetvrijheid aan de orde. Facebook en Youtube worden regelmatig door de overheid geblokkeerd vanwege hun «heiligschennende» inhoud.

Mensenrechtenverdedigers

Het werk van mensenrechtenverdedigers in Pakistan brengt grote risico’s met zich mee. Indrukwekkend was de moed en de hoop die de – veelal ook jonge en vrouwelijke – mensenrechtenverdedigers en journalisten toonden om door te gaan met hun werkzaamheden. Ze laten zich niet weerhouden door bedreigingen en beperkingen. Naar aanleiding van de moord op de hulpverleners van de poliocampagne van UNICEF zijn maatregelen genomen en voorziet de Pakistaanse regering in meer bescherming van hulpverleners in gevaarlijke gebieden.

Doodstraf

De mensenrechtenambassadeur onderstreepte in zijn gesprekken dat Nederland aandringt op het handhaven van het de facto moratorium op de uitvoering van de doodstraf. De gesprekspartners van de overheid stelden dat er op dit moment geen sprake was van een eventuele doorbreking van het moratorium. Afschaffen van de doodstraf is echter momenteel politiek niet haalbaar en handhaving van het de facto moratorium heeft evenmin brede politieke steun. De toekomst van het moratorium zal worden bepaald door de uitkomst van de komende parlementsverkiezingen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven