31 263
Mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2009

Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op de motie van het lid Voordewind c.s. (Tweede Kamer 2008–2009, 31 700 V, nr. 51) inzake een samenhangend beleid voor de bestrijding van kinderarbeid en het realiseren van het recht op onderwijs.

Het kabinet onderschrijft de achterliggende doelstelling van de motie – de uitbanning van de schending van de rechten van kinderen, in het bijzonder alle vormen van kinderarbeid – volledig. De bestrijding van kinderarbeid is één van de prioriteiten van de mensenrechtenstrategie «Naar een Menswaardig Bestaan».

Voor wat betreft het Recht op Onderwijs hanteert het kabinet de door het parlement geaccordeerde en internationaal aanvaarde strategie Education for All (EFA), die erop is gericht alle kinderen, en vooral de meest kwetsbare groepen zoals onder meer kinderarbeiders en kinderen in noodsituaties en conflicten, onderwijs te laten volgen en afmaken.

Zoals meest recentelijk uiteengezet in de brief aan uw Kamer van 16 juni 2009 inzake de uitvoering van de motie Voordewind (31 263, nr. 16) en de motie Ortega Martijn (31 700, nr. 38) is de regering actief op het gebied van de uitbanning van kinderarbeid vanuit een brede betrokkenheid en diverse invalshoeken: onderwijs, arbeidsrechten, mensen/kinderrechten, handel en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). In de Mensenrechtenstrategie is bovendien het belang van een integrale aanpak benadrukt: kinderarbeid moet worden bestreden middels een combinatie van politieke, economische, mensenrechten- en ontwikkelings-instrumenten.

Ter uitvoering van de onderhavige motie zal de regering zich concentreren op de invalshoek van de OS-inspanningen op onderwijsgebied. Hoewel de oorzaken en achtergronden van kinderarbeid divers zijn is er een duidelijke relatie tussen kinderarbeid en onderwijs. Kinderarbeid beperkt kinderen in hun mogelijkheden om onderwijs te volgen en heeft een negatief effect op hun leerprestaties. Tegelijkertijd is het aanbieden van gratis en kwalitatief goed onderwijs een effectief middel om kinderarbeid terug te dringen en verbetering te brengen in de positie van kinderen en andere kwetsbare groepen die dreigen te worden uitgesloten van deelname aan het maatschappelijk en economisch verkeer.

De Nederlandse onderwijssteun is gericht op de integratie vanalle kinderen, inclusief de meest kwetsbare, in voltijds onderwijs tot zij de minimum leeftijd voor werk hebben bereikt. Dit gebeurt onder meer door middel van dialoog over en financiële steun voor hervorming van de onderwijssector in een aantal bilaterale partnerlanden en via bijdragen aan het internationale partnerschap Education for All/Fast Track Initiative (FTI), dat steeds meer aandacht besteedt aan introductie en gebruik van instrumenten om werkende en moeilijk bereikbare kinderen in het onderwijs te krijgen. In enkele landen wordt uit onderwijsmiddelen geïnvesteerd in ILO/IPEC programma’s. Met UNICEF werkt Nederland samen in een groot programma voor onderwijs aan kinderen in nood- en conflictsituaties, waaronder kindsoldaten en kindarbeiders.

Kort na het zomerreces wordt op initiatief van de minister voor Ontwikkelings-samenwerking een expertbijeenkomst georganiseerd over de relatie tussen kinderarbeid en onderwijs. Doelstelling is te bezien op welke wijze de OS-inspanningen in de onderwijssector ten goede komen aan de bestrijding van kinderarbeid en in welke mate daar nog verbeteringen mogelijk zijn. Naar aanleiding van dit overleg zal de Kamer een nadere toelichting toegaan als follow-up van de motie.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven