Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31261 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31261 nr. 1 |
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2007
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 november 2007.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 5 december 2007.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 12 april 2007 te ’s-Gravenhage totstandgekomen verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsraad betreffende militaire oefeningen, trainingen en opleidingen (Trb. 2007, 101 en 174).
Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
Het voorliggende verdrag (hierna te noemen: «het verdrag») legt rechten en plichten vast die noodzakelijk zijn in het kader van militaire samenwerking op het gebied van oefeningen, trainingen en opleidingen in Zwitserland en in Nederland. Voor wat betreft activiteiten van Nederlands personeel in Zwitserland kan met name worden gedacht aan vliegoefeningen door de Koninklijke Luchtmacht alsmede aan koudweer- en bergtrainingen door de Koninklijke Landmacht en het Korps Mariniers. Het verdrag is gesloten tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsraad (= regering), maar zal uiteraard tussen beide staten gelden. Deze worden overigens ook in de preambule als «verdragsluitende partijen» aangeduid.
De privileges en immuniteiten, die in het kader van oefeningen, trainingen en opleidingen worden toegekend aan het personeel van de verdragsluitende partijen, zijn vastgelegd in het op 19 juni 1995 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag en de overige Staten die deelnemen aan het Partnerschap voor de Vrede nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten en het daarbij behorende Aanvullend Protocol (Trb. 1996, 74; hierna te noemen: «de PfP SOFA»). Alhoewel Zwitserland partij is bij de PfP SOFA zijn de bepalingen hiervan in Zwitserland niet automatisch van toepassing. Voor iedere overeenkomst op het gebied van oefeningen, trainingen en opleidingen moet daarom de PfP SOFA afzonderlijk van toepassing verklaard worden. Met de goedkeuring van het verdrag wordt de PfP SOFA thans standaard van toepassing verklaard op de in het verdrag genoemde activiteiten.
Dit artikel bevat definities van de in het verdrag gebruikte begrippen.
In dit artikel wordt vastgelegd dat dit verdrag uitsluitend betrekking heeft op activiteiten op het grondgebied van de verdragsluitende partijen. Voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, houdt dit blijkens artikel XVI in dat de activiteiten alleen plaatsvinden in het Europese deel van het Koninkrijk.
In dit artikel wordt in het eerste lid een niet-limitatieve opsomming gegeven van mogelijke militaire activiteiten op het gebied van oefeningen, opleidingen en trainingen die onder dit Verdrag vallen. In het tweede lid is gesteld dat de verdragsluitende partijen elkaar niet kunnen dwingen om daadwerkelijk deel te nemen aan een of meer van de in het eerste lid genoemde activiteiten.
Het eerste lid bepaalt dat per oefening, training of opleiding zonodig nadere afspraken gemaakt worden die worden vastgelegd in zogenaamde «Technische Regelingen». Deze politiek (niet juridisch) bindende afspraken worden overeengekomen tussen het Federale Ministerie van Defensie, Civiele Verdediging en Sport van Zwitserland en de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden. In dit kader kan onder meer worden gedacht aan regelingen inzake logistieke ondersteuning door de krijgsmacht van het gastland en de daaraan gekoppelde financiële verplichtingen van de bezoekende krijgsmacht aan wie logistieke ondersteuning wordt verleend.
Op grond van dit artikel wordt vertegenwoordigers van verdragsluitende partijen de mogelijkheid geboden om in vergadering bijeen te komen teneinde activiteiten in het kader van dit verdrag te plannen, te coördineren en te evalueren.
In het eerste lid wordt bepaald dat de status van het personeel van verdragsluitende partijen is vastgelegd in de PfP SOFA. De PfP SOFA verklaart in artikel 1 van overeenkomstige toepassing de bepalingen van het op 19 juni 1951 te Londen tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1951, 114; hierna te noemen: «de NAVO SOFA»). Het bij de PfP SOFA behorende Aanvullend Protocol bepaalt dat geen doodstraf zal worden uitgevoerd ten aanzien van een lid van een krijgsmacht of het daartoe behorende burgerpersoneel. Het tweede lid van artikel VI van het verdrag bepaalt dat de zendstaat geen nationale gerechtelijke procedures in de ontvangende staat kan instellen. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op de eigenlijke zitting van een militaire rechtbank. De bepaling is op verzoek van Zwitserland in het verdrag opgenomen en is in lijn met het voorbehoud dat Zwitserland op dit punt maakte bij de ratificatie van de PfP SOFA.
Verhoren door (militaire) politieambtenaren van een zendstaat in het kader van een opsporingsonderzoek in de ontvangende staat zijn zonder meer toegestaan ten aanzien van personen die onder de militaire wetten van die zendstaat vallen. Voor alle andere personen is zulk een onderzoek alleen mogelijk door tussenkomst (internationale rechtshulp) van de militaire of civiele autoriteiten van de ontvangende staat overeenkomstig artikel VII, zesde lid, onder a, van de NAVO SOFA.
Het opleggen van tuchtrechtelijke sancties op grond van het bepaalde in artikel VI, derde lid van het verdrag is niet toegestaan anders dan door een daartoe bevoegde commandant met inachtneming van de wettelijke procedure-voorschriften. Ten aanzien van Nederlandse militairen kunnen voor gedragingen die een tuchtvergrijp opleveren op grond van het gestelde in artikel 41 van de Wet militair tuchtrecht door de commandant (slechts) vier straffen worden opgelegd: berisping, geldboete, strafdienst en uitgaansverbod (verbod om de militaire locatie te verlaten). Gelet op de aard en de interne gerichtheid van bovengenoemde sancties kunnen deze zowel op het grondgebied van de zendstaat als op het grondgebied van de ontvangende staat worden voltrokken.
Dit artikel bepaalt dat het verdrag geen invloed heeft op de bevelsrelaties die over en weer intern gelden. Op grond van deze bepaling kan het militaire personeel van de ene verdragsluitende partij niet onder bevel worden gesteld van een autoriteit van de andere verdragsluitende partij.
Dit artikel bepaalt dat iedere verdragsluitende partij verantwoordelijk is voor het krijgen van overvlieg- en landingsvergunningen boven c.q. op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij. In Nederland worden deze vergunningen aangevraagd door tussenkomst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De inhoud van het eerste en het tweede lid is ook vastgelegd in de PfP SOFA (alsook in de daarin van toepassing verklaarde NAVO SOFA). In Zwitserland liggen alle bevoegdheden inzake binnenlandse veiligheid bij de kantons. Op verzoek van Zwitserland zijn deze bepalingen om politieke redenen nogmaals in het verdrag opgenomen. Voor wat betreft de opslag en het gebruik van militaire goederen gelden de nationale veiligheidsregels van de zendstaat, tenzij de veiligheidsregels van het gastland een hogere bescherming bieden (derde lid). In het geval van een gezamenlijke oefening gelden de veiligheidsregels die de hoogste bescherming bieden (vierde lid).
In de PfP SOFA (en de NAVO SOFA) is een regeling opgenomen inzake het dragen van wapens. Omtrent het gebruik van wapens wordt daarin echter geen melding gemaakt. Het verdrag bepaalt daarom dat het gebruik van wapens (en munitie) per geval afhankelijk is van de toestemming van het gastland.
Dit artikel heeft betrekking op deelname van personeel uit derde landen die op basis van een uitwisselingsprogramma met de zendstaat deel uitmaken van militaire eenheden van de zendstaat. Wanneer deze eenheden op grond van het verdrag activiteiten willen verrichten op het grondgebied van het gastland, zullen zij voor wat betreft het uitwisselingspersoneel een afzonderlijk verzoek moeten indienen bij het gastland. Indien het gastland toestemt, zullen eventuele afspraken over de status van dit personeel worden overeengekomen tussen het gastland en het desbetreffende derde land.
Dit artikel geeft een regeling voor technische onderzoeken in het gastland in het geval van een (bijna) ongeluk in het gastland met een luchtvaartuig of voertuig, toebehorend aan de zendstaat. Op grond van het gestelde in het derde lid kunnen de autoriteiten van de zendstaat de autoriteiten van het gastland verzoeken om een technisch onderzoek in te stellen. Technische onderzoeken in het gastland vinden plaats:
– door de autoriteiten van het gastland, of
– door de autoriteiten van de zendstaat in samenspraak met de autoriteiten van het gastland, indien de autoriteiten van het gastland besluiten om geen technisch onderzoek in te stellen, dan wel het instellen van een technisch onderzoek overlaten aan de autoriteiten van de zendstaat.
Technische onderzoeken vinden plaats in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving van het gastland. In Nederland zal het onderzoek plaatsvinden op basis van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid (Stb. 2004, 677) en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen. Op deze wijze zijn voor onderzoeken in Nederland voldoende waarborgen ingebouwd.
Het eerste lid legt aan de verdragsluitende partijen de verplichting op om er voor te zorgen dat het personeel een voldoende medische ziektekostenverzekering heeft gesloten. In het derde lid is vastgelegd dat spoedeisende medische- en tandheelkundige hulp in militaire instellingen gratis wordt verstrekt. Overige medische- en tandheelkundige kosten zijn voor rekening van de zendstaat.
Het eerste lid bepaalt dat iedere verdragsluitende partij zijn eigen kosten draagt voor personeel en materieel. Met name kan hierbij worden gedacht aan personeelskosten (salarissen), de vervoerskosten van het personeel van en naar het gastland alsmede aan onderhouds- en exploitatiekosten van het materieel. Op basis van het tweede lid kan de krijgsmacht van het gastland bijvoorbeeld logistieke diensten verrichten ten behoeve van de krijgsmacht van de zendstaat. Voor zover deze ondersteuning niet gratis geschiedt, zal de zendstaat deze financieel moeten vergoeden. Betalingen kunnen plaatsvinden in geld of in natura. In het laatstgenoemde geval zal de ene krijgsmacht de andere krijgsmacht betalen in de vorm van logistieke ondersteuning welke gelijk is dan wel in hoofdzaak gelijk is aan logistieke ondersteuning die door de andere krijgsmacht is verstrekt. Ook kan betaling in de vorm van logistieke ondersteuning plaatsvinden indien niet de inhoud maar de waarde van deze ondersteuning gelijk is aan de waarde van de door de andere krijgsmacht geleverde ondersteuning. Een eventueel openstaand saldo in het kader van betalingen in natura zal worden verrekend binnen een termijn van maximaal drie jaar. Gedetailleerde financiële afspraken zullen per activiteit worden vastgelegd in een Technische Regeling als bedoeld in artikel IV.
Dit artikel bepaalt dat geclassificeerde informatie, die wordt uitgewisseld of is tot stand gekomen in het kader van activiteiten op basis van het verdrag, dient te worden gebruikt, overgedragen, opgeslagen en beveiligd in overeenstemming met de vigerende beveiligingsovereenkomst(en) tussen beide landen. Voor wat betreft de redactie van het artikel is gekozen voor een algemene omschrijving. Hierdoor wordt vermeden dat bij wijzigingen van een of meer beveiligingsovereenkomsten de tekst van het verdrag ook moet worden aangepast. De bepalingen van bedoelde beveiligingsovereenkomsten zijn eveneens van toepassing wanneer geclassificeerde informatie betrokken is bij technische onderzoeken genoemd in artikel XII.
Dit artikel bepaalt dat het verdrag alleen van toepassing is op het Europese deel binnen het Koninkrijk.
Verdragsluitende partijen komen overeen dat een geschil voortvloeiende uit of verband houdende met het verdrag uitsluitend via diplomatieke middelen tussen verdragsluitende partijen wordt opgelost.
In dit artikel zijn enige restbepalingen opgenomen, waaronder de gebruikelijke bepaling inzake inwerkingtreding van het verdrag (eerste lid). In het kader van voorgenomen trainingen van Nederlandse militairen in Zwitserland, was het noodzakelijk dat het verdrag voorlopig wordt toegepast. Niettegenstaande enige beëindiging van het verdrag dienen nog uitstaande financiële verplichtingen in het kader van het verdrag te worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van het verdrag (vierde lid).
Wat het Koninkrijk betreft, zal het verdrag alleen voor Nederland gelden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31261-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.