31 253 Landschapsontwikkeling

Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2013

Naar aanleiding van uw verzoek (brief van Commissie IenM van 7 november 2012) zend ik u, als coördinerend minister voor het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), mede namens de minister en de staatsecretaris van Economische Zaken en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, het kabinetstandpunt over de «Balans van de Leefomgeving 2012». Op 24 september 2012 is de Balans van de Leefomgeving 2012, opgesteld door het PBL, aan het parlement aangeboden.

De Balans van de Leefomgeving is voor het kabinet een waardevol rapport, op het gebied van mobiliteitsbeleid, ruimtelijke ordeningsbeleid en water-, natuur- en milieubeleid dat een bijdrage levert aan een effectief beleid. Het kabinet waardeert de gedegen analyses waarmee de conclusies in de Balans worden onderbouwd. In grote lijnen kan het kabinet meegaan met de analyse van PBL. De geschetste problemen hebben de aandacht van het huidige kabinet. Het kabinet waardeert dat in deze Balans voor het eerst het onderdeel water is meegenomen en dat er tevens een aanzet wordt gegeven om thema’s integraal te beschouwen.

Deze brief is een reactie op de 4 hoofdconclusies van de Balans van de Leefomgeving. De reactie sluit aan op het regeerakkoord. Dit houdt in dat sommige acties nog nadere invulling behoeven. Bij verdere uitwerking van het regeerakkoord zullen de analyses van de Balans van de Leefomgeving worden gebruikt.

1. Eigentijds leefomgevingsbeleid vraagt om consistente visie en stellingname van rijk

Het PBL geeft aan dat de kwaliteit van de leefomgeving, met name lucht, bodem en water, in Nederland aanzienlijk is verbeterd en dat dit mede aan het milieu, natuur- en ruimtelijk beleid is toe te schrijven.

Het PBL stelt dat een eigentijds leefomgevingsbeleid om een consistente visie en stellingname van het Rijk vraagt. Daarbij vragen hardnekkige mondiale opgaven, zoals tegengaan van klimaatverandering en behoud van biodiversiteit op mondiale schaal, om systeemveranderingen. Zo constateert het PBL een noodzaak tot vergroening.

Het kabinet onderschrijft de eerste twee conclusies en kiest voor een realistische, ambitieuze groene groeistrategie.

Klimaat en duurzaamheid

Ten behoeve van het tegengaan van klimaatverandering streeft het kabinet internationaal naar een volledige duurzame energievoorziening in 2050, verhoogt het aandeel duurzame energie in 2020 van 14 procent naar 16 procent en prioriteert energiebesparing. Het is zaak dat een stabiel lange termijn kader de transitie naar een klimaatneutrale economie ondersteunt en aanjaagt, resulterend in groene groei. Voor de zomer van 2013 zal een brede samenhangende visie op klimaatmitigatie en -adaptatie en een roadmap voor het behalen van de CO2-doelen naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

Conform het regeerakkoord zal het kleinschalig, duurzaam opwekken van (zonne-) energie waarvoor geen rijkssubsidie wordt ontvangen, fiscaal worden gestimuleerd. De aanpak van de Green Deals wordt uitgebreid. Bijvoorbeeld met een deal gericht op een versnelling van het verduurzamen van de bestaande woningen via woningcorporaties en energiebedrijven. Ook voor kantoren, scholen en andere gebouwen wordt energiebesparing via energiebedrijven door een Green Deal bevorderd. Het kabinet zal dit ondersteunen door waar mogelijk belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen.

Om de kostprijs van de windenergie op zee versneld omlaag te brengen, zal het kabinet zich, in overeenstemming met het regeerakkoord, inzetten om innovatie in deze sector te stimuleren.

Natuur en biodiversiteit

Het PBL veronderstelt dat bij het naleven van de internationale verplichtingen voor de natuur- en de waterkwaliteit garanties voor afstemming tussen provincies nodig zijn omdat de Rijksoverheid verantwoordelijk blijft.

Conform het regeerakkoord kiest het kabinet voor ontwikkeling van een robuuste ecologische hoofdstructuur inclusief de verbindingszones, die wordt uitgevoerd door de provincies. In overeenstemming met de aanbeveling van het PBL worden afspraken gemaakt met provincies en natuurorganisaties over prioriteiten, tijdpad en inzet van middelen. Binnen het natuurbeleid wordt gestreefd naar synergie met andere maatschappelijke belangen zoals waterveiligheid, recreatie, land- en tuinbouw, voedselproductie, ondernemerschap, gezondheid, energie en klimaat. Het kabinet wil daartoe een gezamenlijke visie op natuur ontwikkelen. De provincies zijn verantwoordelijk voor het invullen en uitvoeren van natuurbeleid, zoals in het Bestuurakkoord Natuur is afgesproken.

In het Bestuursakkoord Natuur is afgesproken dat provincies bij de inzet van de beschikbare middelen prioriteit geven aan de uitvoering van internationale verplichtingen, zoals Kaderrichtlijn Water en Natura 2000. Er is € 200 miljoen extra beschikbaar gesteld in het regeerakkoord voor het beheren en beschermen van natuurgebieden. In 2016 zullen Rijk en provincie gezamenlijk evalueren in hoeverre de realisatie van de ontwikkelopgave vordert. In de evaluatie wordt ook bekeken welke andere maatregelen ingezet kunnen worden om de internationale doelen te behalen en of de beschikbare middelen toereikend zijn voor de opgave tot 2021. Specifiek voor waterkwaliteit wordt de Tweede Kamer medio 2013 middels een brief nader geïnformeerd over de wijze waarop in 2027 aan de doelen wordt voldaan.

Het kabinet zal verder in 2013 een Strategische agenda biodiversiteit opstellen waarin wordt weergegeven welke acties het kabinet zal nemen om het verlies aan biodiversiteit terug te dringen en de continuïteit van de diensten, die het natuurlijk kapitaal biedt, te waarborgen. De overheid alleen is niet in staat om het biodiversiteitverlies te stoppen. Het kabinet werkt daarom samen met bedrijven en maatschappelijke organisaties en ondersteunt het «Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie» (BEE) waarin de natuurbeschermingsorganisaties en het bedrijfsleven zich hebben verenigd.

De Rijksoverheid is vooralsnog vanaf 2014 verantwoordelijk voor het agrarisch natuurbeheer buiten de EHS.

Gestreefd wordt naar een stelsel dat aansluit op het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014–2020 (GLB). Daarbij is een goede waterkwaliteit van belang. Met het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn wordt daarvoor de volgende stap gezet. Met het Deltaprogramma Agrarisch Waterbeheer zal de sector zich inspannen om duurzame landbouw en een goede milieukwaliteit te realiseren.

Voedsel

Het PBL signaleert dat partijen in de voedselketen eerder in beweging gezet kunnen worden als er sprake is van een duidelijke en consistente stellingname van de overheid over de richting van een duurzaam voedselsysteem.

Conform het regeerakkoord ondersteunt het kabinet daarom de samenwerking van organisaties binnen de voedselketen op het terrein van dierenbescherming, consumentenbelangen, landbouw en levensmiddelenhandel. De komende jaren wordt dierenwelzijn verder verankerd in de intensieve veehouderij. In 2013 zal een onderzoek worden uitgevoerd naar het verduurzamen van het gedrag van consumenten ten aanzien van o.a. voedsel en textiel, gericht op het verminderen van de voetafdruk van deze ketens.

2. Regionaal maatwerk biedt kansen voor doelmatiger aanpak en complexe problemen

Volgens het PBL biedt regionaal maatwerk kansen voor doelmatiger aanpak en complexe problemen. Het kabinet onderschrijft deze conclusie en heeft met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) veel gedecentraliseerd. Ruimtelijke wet- en regelgeving wordt daarom gestroomlijnd om de besluitvorming over ruimtelijke projecten eenvoudiger en sneller te laten verlopen. In 2013 komt er een wetsvoorstel omgevingswet ter vervanging van onder meer de wet op de ruimtelijke ordening en de waterwet.

Waterveiligheid

De opgave om het beschermingsniveau voor waterveiligheid op het gewenste peil te krijgen kan volgens het PBL efficiënter worden ingevuld door systematischer uit te gaan van een risicobenadering. Een dergelijke risicobenadering zou meer rekening kunnen houden met regionale verschillen in de gevolgen van overstromingen waardoor investeringen doelmatiger zouden kunnen worden ingezet. Op verzoek van het kabinet worden in het Deltaprogramma voorstellen ontwikkeld hoe een risicobenadering kan worden vormgegeven. Afgesproken is dat het PBL in 2013 advies zal geven hoe het waterveiligheidsbeleid doelmatiger ingericht kan worden. Het kabinet prioriteert bij waterbeleid het in standhouden van de bestaande infrastructuur voor waterveiligheid. In een programma waterveiligheid zullen de verschillende opgaven optimaal en innovatief worden gecombineerd. De resterende investeringsruimte in het Deltafonds tot 2028 wordt bestemd voor investering in waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

3. Beprijzing bevordert maatschappelijk gewenste technieken en gedrag

Het PBL concludeert dat beprijzing de toepassing van milieubesparende technieken en gedrag bevordert indien er een geloofwaardig perspectief is dat die investeringen binnen afzienbare tijd bedrijfseconomisch aantrekkelijk worden.

In het regeerakkoord wordt op een aantal vlakken gekozen voor beprijzende maatregelen, zoals het schrappen van de vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers en de kolenbelasting, het afschaffen accijnsvoordeel rode diesel, het handhaven van de drinkwaterbelasting, het handhaven van het eurovignet toegespitst op schone vrachtauto’s, het verhogen van de accijns op diesel en LPG en het bieden van een voordeel voor kleinschalige opwekking van zonne-energie.

Bereikbaarheid

Het kabinet meent met het PBL dat infrastructuur en bereikbaarheid van doorslaggevend belang zijn voor de economie. De inzet van het kabinet richt zich op benutten en investeren. Het programma Beter Benutten wordt dan ook doorgezet; doel is de bestaande infrastructuur van wegen, spoor en water beter te benutten, ook door slimme afspraken met andere overheden en bedrijven. Het kabinet investeert vooral in het aanpakken van fileknelpunten, in de aanleg van ontbrekende schakels in hoofdverbindingen, en in een gefaseerde invoering van het Europees spoorbeveiligingssysteem (ERTMS).

De minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven