31 250
Beleidsbrief Ontwikkelingssamenwerking

nr. 39
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 november 2008

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben op 22 oktober 2008 in tweede termijn overleg gevoerd met minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 mei 2008 ten geleide van de Notitie landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden (31 250, nr. 14);

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 2 september 2008 inzake antwoorden op feitelijke vragen over de Notitie landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid (31 250, nr. 29);

– de brief van de minister van Financiën d.d. 27 juni 2008 over verslag van de vergaderingen van IMFC, DC, het verslag van de G5 bijeenkomst en het kiesgroepoverleg; annex over voedselprijsontwikkelingen (26 234, nr. 86);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 17 juni 2008 over BNC-fiche mededeling inzake stijgende voedselprijzen (21 122, nr. 659);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 3 september 2008 over BNC-fiche inzake Verordening Voedselprijzen (22 112, nr. 687);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 10 september 2008 over export van varkensvlees naar Kameroen (31 250, nr. 32).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Ferrier Griffier: Van Toor

Nadere gedachtewisseling

De voorzitter: De eerste termijn van dit algemeen overleg heeft plaatsgevonden op 11 september 2008.

Ik deel mee dat de heer Voordewind van de ChristenUnie en mevrouw Thieme van de Partij voor de Dieren tot hun spijt verhinderd zijn.

De heer Boekestijn (VVD): Het is prima dat er extra geld naar landbouw gaat, maar de VVD wil die verschuiving binnen het OS-budget nationaal doen en geen precedentwerking creëren bij het omgaan met Europese gelden. Wij steunen de regering op dit punt. Is de minister van plan om dit te doen binnen de OS-begroting of wil hij dit geld inzetten voor de landbouw in Afrika? De VVD pleit ervoor om dit binnen de OS-begroting te doen omdat in die begroting veel meer geld naar landbouw moet.

De VVD deelt de analyse van de minister van Financiën dat er eerder te weinig liberalisering is dan te veel; exportbeperkingen leiden tot een kleiner aanbod en dus tot hogere prijzen. Men kan beter werken zonder exportrestricties maar dan wel met inkomensoverdrachten. Dat is een heel andere insteek dan die van GroenLinks en de PvdD.

Biobrandstof is bepaald niet alleen verantwoordelijk voor de stijging van de voedselprijzen. Het betreft slechts 1% à 1,5% van het landbouwareaal eerste generatie. Er moet natuurlijk wel worden overgeschakeld van de eerste naar de tweede generatie. Ik vraag de minister van LNV hoe zij dit gaat doen.

De heer Waalkens (PvdA): De heer Boekestijn deelt de analyse van het kabinet over de inkomensoverdracht en extra aandacht voor rurale ontwikkelingsmodellen. Vervolgens schakelt hij de markt in om dat allemaal op te lossen. In onze opvatting heeft de markt geen geweten en geen geheugen. Hij denkt dat kennelijk wel en gelooft daarin, maar deelt hij dan ook de oplossingsrichting die het kabinet in dezen voorstelt?

De heer Boekestijn (VVD): Exportbeperkingen leiden juist tot een kleiner aanbod, dus tot hogere prijzen. Als je tegen de markt ingaat, heb je hogere prijzen. Ik vond de analyse van minister Bos zeer helder en heel juist. Ik vind echter ook dat zowel Afrikaanse regeringen als donoren de landbouw de afgelopen tien jaren vreselijk verwaarloosd hebben. Dat is een schande voor ons, maar ook voor de Afrikaanse regeringen zelf. Binnen de begroting moet veel meer geld vrijgemaakt worden voor de private sector en met name voor de landbouw.

De heer Waalkens (PvdA): Ik vind dat antwoord niet duidelijk. Blazen met decibellen en vervolgens niet leveren, dat ben ik niet gewend van de VVD. Als de heer Boekestijn spreekt over een deficit op de beleidsterreinen waarover wij vandaag spreken, moet hij toch constructies aangeven waarmee de sectoren competitief gemaakt worden? Het deficit moet weggewerkt worden. Steunt hij na de analyse van minister Bos ook de inzet van de beide bewindspersonen die vandaag hier aanwezig zijn?

De heer Boekestijn (VVD): Ik kan daarop een geruststellend antwoord geven, mijnheer Waalkens. Ik vind niet de regering van Kameroen haar grenzen had moeten openstellen. Die regering heeft via Europese import gekozen voor lage prijzen voor de bevolking in de stad ten koste van de lokale boeren. Het is niet zo dat de markt altijd allerlei zaken oplost. Het systeem van inkomensoverdrachten beïnvloedt de markt ook. Het moet altijd van tijdelijke aard zijn. Dat is echt belangrijk. Landen moeten een niche vinden in de globalisering.

De heer Waalkens (PvdA): Hoe wordt de architectuur vormgegeven voor het wegzetten van het geld? Zijn zij bereid om aan te sluiten bij het AGRA-project van Kofi Annan? Gisteren hebben wij de president van Ghana gesproken. Hij is voorzitter van de Afrikaanse Unie, een man met een enorme reputatie en een enorme staat van dienst. Ik wil graag meer duidelijkheid over de bestaande mogelijkheden, niet alleen in geld maar ook in fysieke assistentie.

Verder wijs ik op het belang van water. Als in bepaalde gebieden de productie verhoogd wordt, is water cruciaal in de duurzaamheidsagenda.

Mijn volgende punt betreft de rurale ontwikkeling. Ik ben net terug uit Indonesië. Waar water en landbouw in elkaars verlengde liggen, moeten wij absoluut de vinger aan de pols houden.

Er moet een balans gevonden worden tussen de bestrijding van stedelijke armoede en het creëren van rurale perspectieven. Ik wil het kabinet vragen in hoeverre publiek-private samenwerking kan helpen om de duurzaamheidsagenda te bewerkstelligen.

Ik vind de 50 mln. extra een eerste stap. Een Kamermeerderheid heeft de ODA-criteria strikt vastgesteld. Zij zijn nogmaals bevestigd in het coalitieakkoord. Ik hoop dat deze 50 mln. inderdaad worden gezien als een eerste stap.

Het is essentieel dat kennisuitwisseling een prominent onderdeel is bij de scholarships.

De heer Polderman (SP): Mevrouw de voorzitter. Ik vervang de heer Irrgang die de eerste termijn van dit overleg heeft gedaan. Het is altijd lastig om over te nemen, maar de heer Irrgang zit in een ander debat en dus ga ik het proberen.

Minister Koenders stelde in eerste termijn dat de vrijwaringsclausules ruim voldoende waren voor ACS-landen. In het verlengde daarvan merkte minister Verburg op dat de EU zich geweldig heeft ingezet bij de WTO-onderhandelingen en dat ook de ontwikkelingsdimensie daarbij goed aan de orde is gekomen. Ik zet hier enkele vraagtekens bij. In de onderhandelingen met de G7 die medio september in Genève hebben plaatsgevonden, heeft de EU concrete voorstellen gedaan voor die vrijwaringsclausules. Er zouden dusdanige voorwaarden aan verbonden moeten worden, dat deze de beleidsruimte voor ontwikkelingslanden juist beperken. De EU lijkt dus gewoon door te gaan met het voeren van een offensieve handelsagenda. Wat is de inzet van de Nederlandse regering in dezen? Steunt zij het schandalige voorstel van Mandelson en nu Ashton, of is zij consistent in haar pleidooi voor een betere landbouw in de ontwikkelingslanden en dus voorstander van het verruimen van de beleidsruimte voor ontwikkelingslanden in dezen?

In de AGRA-verklaring die is aangenomen op de ACP-top in Barbados wordt onder andere weer eens gevraagd om een alternatief voor de EPA’s. Tevens wordt aangekondigd dat een aantal ACP-prominenten deze maand contact gaat zoeken met de EU-lidstaten voor hun highlevel consultations over de EPA’s. Heeft de minister al een uitnodiging ontvangen en is hij bereid hieraan gehoor te geven?

De SP is blij dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in eerste termijn heeft aangegeven dat hij te porren is voor het idee van regionale ontwikkeling van onze senator, de heer Smaling. Het is fijn dat het regionale programma voor douaneondersteuning in West-Afrika in de maak is en dat wordt vormgegeven aan een West-Afrikaanse strategie. Kan de minister aangeven wat hij verder gaat doen op het terrein van de regionale insteek? Afrika bestaat natuurlijk niet alleen uit West-Afrika. Is hij bereid om deze uit te breiden en bestaat daarvoor interesse voor zijn collega’s in de OS-Raad?

De heer Boekestijn (VVD): Kameroen heeft zelf besloten om varkensvlees te importeren. Dat heeft Europa niet gedaan. Daarmee komt uw verhaal in de lucht te hangen, mijnheer Polderman.

De heer Polderman (SP): Dat is wat te kort door de bocht, mijnheer Boekestijn. Handel is alleen mogelijk als uitgegaan wordt van gelijkwaardigheid en daarvan is hier absoluut geen sprake. Kameroen heeft dit inderdaad zelf besloten, maar dat wil niet zeggen dat regeringen in dit soort landen de meest wijze besluiten nemen. Er valt inderdaad nog veel te verbeteren. Er is een tendens geweest om de landbouw sterk onder te ontwikkelen en excessen zoals het dumpen van vleesresten in Kameroen toe te staan. Natuurlijk heeft Kameroen het zelf gedaan, maar wel met druk vanuit het Westen om het mogelijk te maken. Ik zet een groot vraagteken bij de eigen vrijheid.

De heer Boekestijn (VVD): Nogmaals, ik ben tegen dumping, maar in dit geval heeft de regering soeverein daartoe beslist. Het verhaal ligt dus veel genuanceerder. Het is niet alleen het slechte, boze Westen of de slechte, boze markt. Hier kiest een Afrikaanse regering zelf voor goedkope producten voor de stedelijke bevolking. Ik vind dat de heer Polderman een verkeerd beeld schetst.

De heer Polderman (SP): Het wordt een herhaling van zetten. Ik blijf erbij dat de fundamentele discussie gaat over het achterblijven van de landbouw. Deze tendens is met name door de WTO aangezwengeld. Dit punt is in eerste termijn ook uitvoerig gewisseld. Ik ben het absoluut met de heer Boekestijn eens dat dit een fout is van de regering van Kameroen. Wij moeten echter wel oog blijven houden voor de achterliggende grotere verbanden die dit soort praktijken mogelijk maken.

De heer Waalkens (PvdA): In eerste termijn hebben wij met de minister gesproken over de asymmetrie in het EPA-format. Zij mogen hun grenzen sluiten en wij geven full support aan de instroom van grondstoffen en verwerkte grondstoffen. Ik wil graag dat de minister dit bevestigt en dat hij zich inzet om ruimte te vinden voor het beschermen van de markten.

De heer Polderman (SP): Die asymmetrie zie ik ook. Die moet eruit!

De voorzitter: Ik geloof dat een beetje langs elkaar heen gepraat wordt. Ik wil nu het woord geven aan mevrouw Diks.

Mevrouw Diks (GroenLinks): Net als de heer Polderman zit ik hier als vervanger, in mijn geval van Kees Vendrik die andere dingen aan het doen is.

De Europese Unie heeft 1 mld. toegezegd om boeren in ontwikkelingslanden te helpen om voedsel te produceren. Binnen de EU wordt al maanden «getuttebeld» over de vraag uit welk budget dat bedrag precies betaald moet worden, uit welk potje dat moet komen. Afgelopen week waren de Europese regeringsleiders weer bij elkaar in Brussel. Ook toen is het niet duidelijk geworden. Parafraserend op anderen zeg ik: linksom of rechtsom, de fractie van GroenLinks maakt het ondertussen niet meer uit uit welk potje het komt, als het geld er maar komt. Kan de minister toezeggen dat hij bij de eerstvolgende Europese Top zijn uiterste best doet om dit voor elkaar te krijgen?

Minister Koenders heeft 50 mln. ter beschikking gesteld. In het licht van het bedrag van 1 mld. van de EU is dat zoals de heer Waalkens zei een eerste stap. Naar welke type landbouw gaat dit bedrag? Het lijkt ons beter om dit geld niet uit te geven aan de welbekende monoculturen, maar aan landbouw die duurzaam en biologisch is; niet extra stimuleren van grote bedrijven, maar juist meer kansen geven aan kleine bedrijven.

Is de asymmetrie bij de EPA-overeenkomsten inderdaad zo vreselijk? Natuurlijk zit er asymmetrie in de verhouding Europa/Afrika, dat is nogal wiedes. Is het voor de versnelde ontwikkeling van Afrika niet van belang dat deze landen juist méér kansen hebben om de grenzen te sluiten voor producten uit Europa en zelf een voedselvoorraad op te bouwen door middel van het verder ontwikkelen van de eigen landbouw?

De voorzitter: Mag ik de heer Waalkens vragen om tijdelijk het voorzitterschap over te nemen?

Voorzitter: Waalkens

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Ferrier van het CDA.

Mevrouw Ferrier (CDA): Mijnheer de voorzitter. Op 11 september hadden wij niet kunnen bedenken dat wij dit belangrijke overleg in een zo andere situatie zouden voeren dan toen. De kredietcrisis maakt handhaving van ons beleid gericht op armoedebestrijding, eerlijker verdeling en het bestrijden van de voedselcrisis belangrijker dan ooit. Door de kredietcrisis zien wij scherper dan tevoren hoe de afhankelijkheden in de wereld veranderd zijn en hoezeer ook voor ons welzijn en stabiliteit van belang zijn. Daarom is het goed dat landbouw weer op de agenda van Ontwikkelingssamenwerking staat, een coherent regeringsbeleid.

Een aantal van mijn vragen uit de eerste termijn is niet beantwoord. Kunnen wij concluderen dat dit op landbouw en ontwikkeling gerichte beleid een nieuwe sector is, dat het gaat om een sectorbrede benadering? Hoe wordt de Parijse agenda in de uitvoering meegenomen? Op welke manier gaat de regering aansluiten bij AGRA om te voorkomen dat er versnipperd beleid ontstaat? Het is belangrijk om aan te sluiten op bestaande regionale en lokale initiatieven.

Ik heb het punt van de voedingswaarde van voedsel aan de orde gesteld. Over ondervoeding staat niets in de notitie, terwijl miljoenen mensen lijden aan de gevolgen van ondervoeding. Het gaat niet alleen om méér voedsel maar ook om voedsel met een hoogwaardige voedingswaarde. Ik wil dat de regering voorstellen uitwerkt en naar de Kamer stuurt over de wijze waarop het tegengaan van ondervoeding wordt meegenomen in samenhangend beleid en hoe de resultaten van dit beleid speciaal voor vrouwen en kinderen gemeten zal worden. Ik begrijp dat minister Verburg hierover al belangrijke dingen gezegd heeft op de voedseldag op 16 oktober, maar ik wil graag een toezegging in dezen.

Voorzitter: Ferrier

Minister Koenders: Mevrouw de voorzitter. Wij kunnen ons inderdaad moeilijk voorstellen dat sinds 11 september – een datum die ons in ieder geval allemaal in het geheugen ligt – een verscherping is opgetreden van de internationale financiële crisis. Die heeft bepaalde effecten op de voedselprijzen. Volgens alle voorspellingen en volgens de wegingen die door verschillende statistici worden uitgewerkt, zullen de voedselprijzen historisch hoog blijven. Dat neemt niet weg dat zij enigszins zullen dalen vanwege mogelijke consequenties in de reële economie als gevolg van de internationale financiële crisis. Naast de financiële crisis, zijn er de energie- en de voedselcrisis. Dit onderstreept het belang van contracyclisch beleid en van ondersteuning van landen, in het bijzonder als het gaat om de eerste levensbehoefte: voedsel. De eerste voorspellingen zijn dat het aantal mensen dat ondervoed is, zal toenemen van ongeveer 850 miljoen naar 1,1 miljard; die grote verscherping moet leiden tot een verscherpte investering op het terrein van voedsel en ontwikkeling. De Nederlandse regering heeft al daartoe besloten. Eigenlijk hebben al onze internationale bijeenkomsten de afgelopen periode in dat teken gestaan. Ik denk aan de vergadering van IMF en Wereldbank die op een ander moment hier wordt besproken. De kern was de uitwerking van de plannen voor de 1,2 mld. extra faciliteit van de Wereldbank, de verhoging van de helaas in een aantal situaties noodzakelijke humanitaire noodhulp. Social safety nets zijn er vooral om landloze boeren en mensen in de steden te helpen die niet zelf de mogelijkheid hebben om voedsel te verbouwen. Door Ontwikkelingssamenwerking zijn daarvoor de afgelopen jaren heel goede instrumenten gebouwd en die zullen ook worden gebruikt. De urgentie is groter dan ooit. Wij spreken over een enorme crisis voor heel veel mensen. Ik zou willen dat daarop eenzelfde snelle en intense reactie komt als op de internationale financiële crisis.

De leden hebben vragen gesteld over de stand van zaken bij de voedsel- en landbouwfaciliteit. Het duurt mij ook te lang, mijn irritatie daarover neemt toe. Ik ben het wel eens met degenen die zeggen dat die 1 mld. er moet komen, linksom of rechtsom. Het is wel verstandig om even goed te kijken hoe dat vorm wordt gegeven. Ik vind het een beetje vreemd dat de Europese Commissie geld heeft uitgegeven dat niet van haar was. Zo ontstaan de moeilijkheden. Het is makkelijk om iets toe te zeggen, maar je moet wel nadenken hoe je dat dan gestalte geeft. Het kabinet is een zeer actieve partner en is daarbij zeer nauw betrokken, tot op het niveau van de minister-president. Wij zijn voor een voorstel dat ertoe leidt dat de flexibiliteitreserve gebruikt kan worden voor dit urgente probleem. Voorts wordt gekeken of er misschien op het terrein van noodhulp een reservemogelijkheid is. Ik vind het in ieder geval essentieel dat landen die niet voldoen aan de norm van 0,7% voor ontwikkelingssamenwerking, een speciale verantwoordelijkheid hebben. Ik heb dat ook naar voren gebracht tijdens de begrotingsraad van de EU. Ik verwacht dat in november de finale besluitvorming plaatsvindt. Dat had inderdaad eerder gemogen, dat ben ik zeer met de leden eens. Wij kunnen echter geen ijzer met handen breken. Bijna geen land is voor het voorstel van de Commissie. Het is onhandig voorbereid en er wordt op een verkeerde manier geld uitgegeven. Nu wordt bekeken hoe een en ander het beste kan worden uitgevoerd.

Minister Verburg zal de vragen beantwoorden over vrijhandel en liberalisering. Natuurlijk is in de wereld sprake van grote ongelijke machtsverhoudingen, ook op het terrein van de economie. Bij internationale handelsbesprekingen moet daarmee natuurlijk vooral rekening worden gehouden. Noch botte liberalisering noch autarchie is een oplossing. De vraag is welke middelen men kiest om vooral de economische groei en de voedselzekerheid in de ontwikkelingslanden zelf te vergroten. Het betekent niet automatisch dat je je markten moet dichtgooien. Marktopening is immers enorm belangrijk om ervoor te zorgen dat er stimulansen zijn om tot vergroting van de productiviteit te komen. De positie van de Nederlandse regering is altijd vrij scherp geweest, ook binnen Europa. Wij hebben er samen met Engeland voor gezorgd dat in het kader van de EPA’s sprake is van een volledige toegang van de producten van de ontwikkelingslanden. Ook de origineregels zijn vergemakkelijkt. Hier is liberalisering een goede zaak. Al enige tijd is sprake van totaal andere landbouwmarkten dan vroeger. De discussie over exportrestituties is volledig anders. Wij hebben altijd asymmetrie opgebouwd door ervoor te zorgen dat de ontwikkelingslanden via vrijwaringsmaatregelen de kans hebben om in het kader van voedselzekerheid voor een vrij lange periode hun eigen markten te beschermen. Dat gaat tot 20%. Ik ben het met de heer Boekestijn eens dat deze landen zelf kunnen kiezen of zij de landbouwmarkten willen beschermen. Los van bestaande machtsverhoudingen zijn er keuzes te maken. Die zijn voor ieder land weer anders. Mevrouw Verburg zal hierop nader ingaan.

Er is gevraagd waarop wij ons eigenlijk richten. Misschien mag ik verwijzen naar de nota die mevrouw Verburg en ik hebben opgesteld. In de landbouwsector gaat het vooral om verbreding van rurale werkgelegenheid. Het gaat dus om méér dan de landbouw zelf. Het gaat om versterking van het platteland. Daarin speelt landbouw uiteraard een kernrol. Het is moeilijk om algemene lessen te trekken. Met name in Afrika gaat het in het algemeen over kleine boeren en boerinnen. Het grootgrondbezit is daar minder wijd verspreid. Het is totaal anders dan bijvoorbeeld in Guatemala of Midden-Amerika waar landhervorming eigenlijk een voorwaarde is om verhoging van de productiviteit te bereiken. Het gaat ook over landrechten zodat mensen krediet kunnen krijgen. Zoals u hebt kunnen lezen, hebben wij dat uitgewerkt langs vijf concrete sporen. Dat leek ons de beste methode: verduurzaming van ketens, markttoegang, voedselzekerheid, publieke dienstverlening en instituties, onderzoek en innovatie. Het betekent dat kleine boeren vooropstaan, maar het is geen mantra dat je nooit mag werken met iets grotere boeren of dat coöperatieven niet het beste zijn. Dat is de keuze van land zelf.

De vorige keer hebben wij ook gesproken over de architectuur. Het is belangrijk dat wij uitgaan van de wensen van de individuele landen. Die maken plannen voor de landbouw. Het is vooral vanuit donoroogpunt zeer waar dat bij de Afrikaanse landen zelf de wens aanwezig moet zijn om die te verbeteren en te vergroten. Er zijn committeringen geweest waaraan de Afrikaans landen zich vrij slecht gehouden hebben. Een mogelijkheid is om het te doen via die Alliance for a Green Revolution in Africa (AGRA). Die heeft aanzienlijke fondsen beschikbaar voor verbetering van de landbouw in Afrika. In het kader van ontwikkelingssamenwerking vind ik het essentieel om de complementariteit van verschillende initiatieven te ondersteunen. Het ownership gaat nu vooral via de Afrikaanse Unie. Dat hebt u de vorige keer zelf bepleit en dat lijkt mij essentieel.

Over AGRA ben ik niet negatief maar het is te snel om ons daarop vast te leggen omdat het in de richting gaat van een verticaal fonds. Wij hebben sinds 2006 contacten met AGRA. Zij beschikt vanaf het begin over aanzienlijke fondsen en begint eigenlijk nu pas programmatisch te werken, ook via partnerschappen met anderen. Wij vinden dat essentieel. Mevrouw Ferrier heeft daaraan ook de vorige keer nogal wat aandacht besteed. Wij hebben contacten gelegd en zoeken nu uit hoe de samenwerking met AGRA vormgegeven zal moeten worden. Wij denken dan ten eerste aan core funding. Het moet leiden tot een betere programmaontwikkeling, kan samenwerkingsverbanden met andere actoren versterken en moet bijdragen aan het kunnen meten van wat men doet. Het is een nieuw initiatief. Wij staan daar positief tegenover, maar geven niet zomaar lock-, stock- and barrelondersteuning zonder precies te weten of het al dan niet een zinnig programma is. AGRA is daarvoor ook nog te kort bezig. Op het terrein van producentenorganisaties is AGRA zeer passief. Wij zouden willen dat zij daaraan eerst iets doet. Wij hebben zeer grote waardering voor de heer Kofi Annan, maar willen echt iets meer weten over accountability en of het geld goed terechtkomt voordat wij beslissen of wij daarop al dan niet zullen insteken.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik kan mij voorstellen dat het verstandig is om niet meteen alle energie erin te steken en ons blindelings aan te sluiten bij AGRA. Het is goed om daar kritisch naar te kijken. Daarbij is ook de vraag aan de orde hoe de Parijse agenda wordt meegenomen. Ik wil wel van de minister weten hoe de Kamer hierover wordt geïnformeerd. Hoe ziet het traject eruit?

Minister Koenders: Het traject hangt vooral van AGRA af en minder van ons. Wij zijn altijd bereid goede programma’s te steunen. Op het moment dat wij daadwerkelijk overtuigd zijn dat deze organisatie echt samenwerkt met producentenorganisaties, public private partnerships effectief weet uit te voeren, de resultaten daarvan weet te meten en weer te geven, zijn wij in principe bereid daaraan een bijdrage te leveren. Zodra dat het geval is, ben ik uiteraard bereid om de Kamer daarover in te lichten.

Mevrouw Ferrier (CDA): De minister wil eerst kijken hoe AGRA presteert?

Minister Koenders: Ik weet dat er een zekere lobby heeft plaatsgevonden vanuit AGRA en dat waardeer ik ook. Ik vind het een goede organisatie, maar wil die niet zo maar ondersteunen. Het gaat om vrij forse bedragen en ik wil zeker weten dat het geld goed terechtkomt.

De heer Boekestijn (VVD): De minister heeft in het vorige AO een interessante opmerking gemaakt over Jeffrey Sachs. Hij had bezwaren tegen het Global Health Fund. Hij vond dat ouderwets denken. De manier waarop dat geïmplementeerd wordt, zou onjuist zijn. Liggen zijn bezwaren tegen AGRA op hetzelfde niveau? Ziet hij dat als een verticaal fonds?

Minister Koenders: De heer Jeffrey Sachs is een groot econoom en heeft ook zeer goede ideeën; laat daarover geen misverstand bestaan. Ik vond het probleem in de benadering van Jeffrey Sachs dat hij in feite zegt: een deel van de wereld is arm en daarvoor zijn ongeveer zes oorzaken. Dat is in de hele ontwikkelingswereld hetzelfde. Als wij per land via millennium development villages met een zekere technocratie van bovenaf dat probleem oplossen, komen wij er wel. Ik versimpel met opzet, want hij is wel een groot econoom waaraan wij heel veel gehad hebben. Ik zie echter ook dat dit type benadering – top down – niet zo effectief is. Ik heb daarbij bepaalde vraagstellingen. Dat probleem heb ik niet met AGRA. Ik vind namelijk dat AGRA terecht erop wijst dat het grote probleem is dat de groene revolutie op hun termen, dus niet op de Aziatische termen, aan Afrika voorbij is gegaan. Met een zekere mate van opschaling die boven individuele landen uitgaat, kun je kennis verzamelen, mensen bij elkaar brengen en ervoor zorgen dat de programma’s effectief en efficiënt zijn. Wat is de relatie met boerenorganisaties ter plekke? Hoe vindt de prijsvorming ter plekke plaats? Wie koopt de kunstmest of iets anders? Welke instituties in Afrika worden betrokken bij de research over de groene revolutie? Die vragen moeten wel helder worden beantwoord, anders ben ik bang dat wij iets financieren dat qua doelstelling goed is maar waarvan ik niet verzekerd ben dat het goed gaat komen.

Wij kijken positief tegen AGRA aan. Wij hebben nog wel een groot aantal vragen. Zodra daarover meer zekerheid bestaat, zullen wij de Kamer inlichten.

Het is volstrekt duidelijk dat water essentieel is voor voedsel- en ecosystemen. Er is veel concurrentie inzake het gebruik van water. Wij ondersteunen in tien Afrikaanse landen de ontwikkeling van nationale plannen voor geïntegreerd waterbeheer en de implementatie daarvan. Daarbij wordt altijd de afweging tussen vraag en aanbod van andere sectoren betrokken, zoals drinkwater, landbouw, natuur en mijnbouw. Daarom is het zo belangrijk om via nationale plannen te werken. Zeker als water schaars is, is er concurrentie. Er wordt terecht gewezen op de enorme problemen in Indonesië.

Ik zeg tegen de heer Polderman dat wij regionale programma’s ondersteunen. Ik vind regionale programma’s essentieel. Wij doen dat bijvoorbeeld in Oost-Afrika en zuidelijk Afrika bij douaneprocedures. Die zijn essentieel om regionale markten van de grond te krijgen, bijvoorbeeld tussen Zambia en de Democratische Republiek Congo. In West-Afrika is er een programma met de International Customs Union om een verbetering van de relaties tussen de diverse landen te bewerkstelligen opdat een regionale markt ontstaat.

Mochten de ACP’s een uitnodiging aan Nederland doen, dan zal ik daarop zeer positief reageren. Ik heb die nog niet ontvangen. Wij zijn zeer actief bezig met de EPA’s en hebben veel contact met de verschillende regio’s in de ontwikkelingslanden.

De heer Polderman (SP): Ik ben blij dat de minister regionale programma’s wil steunen, maar hoe valt dat bij de rest van de Europa?

Minister Koenders: Dat zou ik niet weten. Dit onderwerp is nooit op een raad aan de orde geweest is. EPA’s zijn er om de regionale samenwerking te versterking. In die zin is het constant aan de orde, maar het specifieke punt van steun aan douanekantoren is niet in de raad aan de orde geweest.

De laatste vraag voor mij was of dit beleid als een sector kan worden beschouwd. In principe is dit een sector. Minister Verburg en ik hebben zelf voor die vijf sporen gekozen omdat dit een combinatie is van enerzijds de kennis en kunde van Nederland en anderzijds omdat rurale ontwikkeling breder is dan alleen landbouw. Het kan heel goed zijn dat alles wat wij doen, valt in de sector private sectorontwikkeling. Dat is dan de sector en daar vinden specifiek onze activiteiten plaats. Dat geldt ook voor de safety nets of voor rurale ontwikkeling bij de groei- en verdelingsagenda. Die vijf sporen houden wij vast. Waar nodig proberen wij dat te passen in een sectorbenadering. Als het bijvoorbeeld beter past in de private sectorbenadering, wordt het daaronder geschoven, afhankelijk van de vraag van landen zelf.

Minister Verburg: Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik zoem maar onmiddellijk in op de aan mij gestelde vragen.

De heer Boekestijn heeft betoogd dat als oorzaak voor de voedselprijzencrisis ook het telen van biobrandstof wordt genoemd. Hij zegt terecht dat dit slechts een zeer gedeeltelijke oorzaak is. De rapporten en de meningen daarover lopen uiteen. Op dit moment wordt maximaal 1,5% van het landbouwareaal benut voor teelt van biobrandstoffen. Wij moeten dat scherp neerzetten en de bijdrage daarvan aan de voedselcrisis niet onderschatten maar ook niet overdrijven.

Ik deel de mening van de heer Boekestijn dat wij moeten doorschakelen van de eerste generatie biobrandstoffen naar de tweede generatie biobrandstoffen, maar wij hebben daarbij de eerste generatie biobrandstoffen wel nodig. Er wordt hard aan gewerkt. Zowel de rijksoverheid als het bedrijfsleven investeert veel in onderzoek. Wij moeten immers een alternatieve energiebron kunnen aanwenden als de voorraad olie werkelijk zo klein wordt dat die niet meer voldoende is. Verder moeten wij allerlei maatregelen nemen om het energiegebruik maximaal te beperken. Men moet heel zorgvuldig zijn met landbouwproductie voor biobrandstof en zo snel mogelijk doorschakelen naar de tweede generatie. Zoals u weet, zijn voor de tweede generatie biobrandstoffen geen foodproducten meer nodig maar non-food restproducten. Ik vind dat wij geen kansen mogen missen. Voor de eerste generatie biobrandstoffen kan ook grond gebruikt worden die niet voldoende vruchtbaar is voor landbouwproductie. Zo kan grond in cultuur worden gebracht. Die kans moeten wij optimaal benutten. Doorschakelen naar de tweede generatie is uitstekend, maar bij de eerste generatie moeten wij geen kansen missen. Als wij hierdoor nog meer vruchtbare landbouwgrond in teelt kunnen brengen, is dat alleen maar winst.

Ik ben het van harte eens met de heer Waalkens dat water cruciaal is. In de eerste termijn hebben mevrouw Ferrier en de heer Van der Vlies daarover ook het nodige gezegd. Het is inderdaad cruciaal want 75% van het wereldwijde watergebruik is gekoppeld aan de landbouw. Water for food and ecosystems is de afgelopen jaren een leidend thema geweest in veel vormen van bilaterale samenwerking. Er zijn mooie voorbeelden van. Op dit moment lopen projecten en Ethiopië en Zuid-Afrika. Daar is winst te boeken met het intelligent toepassen van watersystemen. Nederland kan in dezen de nodige kennis en kunde bieden. Dit beleid wordt voortgezet. Dat blijkt ook uit onze gezamenlijke nota. In de beleidsbrief worden op pagina 21 nieuwe partnerschappen voor water, voedsel en ecosystemen in Zuid-Afrika en Mozambique aangekondigd. Wij doen niet alleen wat in de nota staat, collega Koenders en ik houden oren en ogen open om te kijken waar wij kunnen aanhaken bij bestaande of komende initiatieven. Als wij zelf initiatieven kunnen genereren, zullen wij dat niet laten. Ik ben het zeer met collega Koenders eens dat als wij ergens in actie komen, sprake moet zijn van bereidheid en inzet van de overheden in het desbetreffende land. Het is terecht dat de heer Boekestijn en anderen de staf hebben gebroken over het feit dat ondanks mooie woorden en toezeggingen door Afrikaanse overheden de afgelopen 15 jaar niet is geïnvesteerd in de landbouw. Dat is een grote oorzaak van de voedselcrisis. Het kan niet alleen worden opgelost met geld, er moet structureel en gericht langs vijf sporen geïnvesteerd worden zoals collega Koenders uiteengezet heeft. Wij doen wat maar de regering in het land is verantwoordelijk. Dat moet absoluut zo blijven want anders wordt het niets. Wij zullen daarop onze respectievelijke collega’s aanspreken.

De heer Boekestijn heeft een vraag gesteld over liberalisering en de heer Polderman heeft gesproken over de WTO-onderhandelingen van juli 2008. Het is echt heel erg jammer dat de WTO-onderhandelingen niet zijn geslaagd. Er lag een prachtig pakket. De Europese Unie heeft daarbij een voorhoedepositie ingenomen en heeft ook gespeeld in de voorhoede. De EU heeft zeer forse voorstellen gedaan om alle handelsbarrières uit de weg te ruimen. Dat moet wel op een uitgebalanceerde manier gebeuren. Ook de ontwikkelingsdimensie zat daar op een zeer goede manier in. Het is voor iedereen doodzonde dat het niet is gelukt. Dat neemt niet weg dat wij ermee aan de slag blijven. Het is niet helemaal duidelijk wanneer opnieuw onderhandeld gaat worden. De heer Lamy hoopte nog dat hij in september een kans zou krijgen om op basis van de resultaten van juli te kijken of er een akkoord kon komen. Dat is helaas niet gelukt. Ik denk dat het reëel is om hier uit te spreken dat ik verwacht dat die onderhandelingen pas worden opgepakt als de VS een nieuwe regering en een nieuwe president hebben en ook in India de verkiezingen hebben plaatsgevonden. Dat gebeurt volgend voorjaar. Ik hoop dat volgend voorjaar/begin zomer de onderhandelingen met voortvarendheid worden opgepakt.

Dat betekent niet dat wij niets meer doen en niet actief blijven. Collega Koenders heeft er al iets over gezegd. Wij blijven ons inspannen om het op tafel liggende compromis geaccepteerd te krijgen en het bestaande pakket te gebruiken om er bij de nieuwe WTO-onderhandelingen uit te komen. Dat betekent een verruiming van de mogelijkheden voor OS-landen om eigen markten te beschermen.

Ik wil daarbij wel een opmerking maken. Ik heb eerder gezegd dat de eigen verantwoordelijkheid van de ontwikkelingslanden wel waargemaakt moet worden. Een heleboel ontwikkelingslanden benutten op dit moment niet de mogelijkheden die zij hebben. De heer Polderman sprak over Kameroen. Kameroen heeft in het kader van de WTO de mogelijkheid om ter bescherming van de eigen markt een maximum invoertarief van 80% te heffen op verschillende soorten vlees, bijvoorbeeld kippen- en varkensvlees. Kameroen maakt van deze mogelijkheid geen gebruik, maar heeft besloten om op deze producten een tarief van 20% te heffen. Daarmee worden wel de prijzen voor de consumenten laag gehouden, maar in het kader van de ontwikkelingsdimensie vind ik het zeer belangrijk dat Kameroen inzet op het ontwikkelen van een eigen landbouwbeleid. Ik doel dan ook op de opbouw van een infrastructuur voor landbouwbeleid. Je kunt wel zeggen dat men moet zorgen voor microkredieten en dat een boer een boerderij bouwt, maar als er geen mogelijkheden zijn op het gebied van waardetoevoeging, of er is geen marktinstrumentarium of een infrastructuur om de producten bij de klant of in de supermarkten te krijgen, lukt het niet. Dan wordt het niet mogelijk om het platteland de grote steden te laten voeden. Ik weet wel wat er dan gebeurt. Veel regeringen zullen dan eerder naar het buitenland kijken om de steden te kunnen voeden dan naar de eigen agrarische sector. Dat is zonde en dat zou anders moeten en kunnen. Dat is echter een keuze en verantwoordelijkheid van de desbetreffende regeringen. Wij willen graag investeren, maar kunnen onze maatregelen alleen tot gelding maken als er een tegenprestatie is. De regeringen van de landen met wie wij willen samenwerken, moeten bereid zijn het zodanig te laten landen dat het geen project wordt, maar dat er sprake is van een duurzame verbetering zoals wij eerder in Azië hebben gezien.

Kameroen en andere ACS-landen waarmee de Europese Unie inmiddels interim-EPA’s heeft afgesloten, hebben verschillende mogelijkheden om hun markten te beschermen. Zij kunnen 20% van de handel uitzonderen van liberalisering. Het interim-akkoord biedt ruime vrijwaringsclausules die de ACS-landen ruimte bieden zich te beschermen tegen importen die schade toebrengen aan de lokale productie. Dat is een onderbouwing van wat ik zojuist heb gezegd. Bij de vervolgonderhandeling voor de regionale EPA’s die de interim-EPA’s moeten gaan vervangen, dringt Nederland bij de Europese Commissie aan op een flexibele opstelling. Wij vinden dat in de vervolgonderhandelingen ruimte moet zijn voor de ACS-landen om de voor hen relevante punten mee te nemen, zoals het van elkaar overnemen van gunstige clausules. De onderhandelingen zijn volop bezig. Dat doet de EU namens alle lidstaten en wij zitten daar bovenop.

Collega Koenders heeft al het een en ander gezegd over AGRA en Kofi Annan. Ik vind het van belang dat die organisatie in de praktijk slagen maakt. Geld is op dit moment niet zozeer het probleem, er moet slagkracht ontwikkeld worden. AGRA wordt terecht gezien als een sympathieke organisatie met een sympathieke aanpak. Groene revolutie klinkt goed en is ook hard nodig. AGRA kan bogen op een groot aantal private fondsen, dus budget is op dit moment niet het probleem.

Mevrouw Ferrier heeft gevraagd of het tegengaan van ondervoeding opgenomen is in het beleid. Zij heeft verwezen naar een opmerking die ik gemaakt heb op Wereldvoedseldag. Op een vraag van een van de deelnemers heb ik inderdaad gezegd dat het tegengaan van ondervoeding alsmede de voedselvoorziening een verantwoordelijkheid is van de rijksoverheid van een land. Dat is hier niet anders dan in Afrikaanse staten. Toch maken wij daarvan een punt in onze nota, omdat wij onder spoor 5 de voedselzekerheid centraal stellen in combinatie met voldoende koopkracht. Naast het inzetten op verschillende sporen rond de stimulering van landbouw, zitten daarin elementen van welzijn, gezondheid, koopkracht enzovoorts. Je kunt de voedselproductie wel stimuleren, maar als mensen het voedsel niet kunnen kopen, zit je ernaast. Tegelijkertijd opereren wij via multilaterale kanalen, bijvoorbeeld via het wereldvoedselprogramma, met een jaarlijkse bijdrage van 27 mln. Dat wordt ook vermeld in onze nota.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik bedoelde toch iets anders dan alleen voedselzekerheid in relatie tot koopkracht. Het gaat ook om de calorische waarde. Als iemand drie keer per dag alleen maar maïs eet, is er nog sprake van ondervoeding.

Minister Verburg: Volgens mij is het niet verstandig dat wij dat gaan meten. Ik heb aangegeven dat ik dat de verantwoordelijkheid vind van het desbetreffende land. Er zijn gezondheidsprogramma’s en onderwijsprogramma’s. Daarin investeert collega Koenders heel stevig namens de Nederlandse samenleving. Die dwarsverbinding krijgt natuurlijk aandacht, maar u moet ons niet vragen om in die landen de meetlat te gebruiken. Het lijkt mij wel heel logisch dat er dwarsverbindingen worden gelegd.

De heer Waalkens (PvdA): Scholarships zijn een essentieel onderdeel van het AGRA-project waarin een kennisnetwerk uitgerold wordt over Afrika. Hoe kunnen wij daaraan iets doen?

Minister Verburg: Volgens mij hanteren wij hier een buitengewoon vooruitstrevende manier van werken. Uit de samenstelling van het studentencorps van Wageningen blijkt dat de hele wereld daar vertegenwoordigd is. Daaraan doen wij dus veel. Ook binnen de nota kijken wij zeker naar logische aanhakingspunten. In de nota wordt heel veel aandacht besteed aan het toepassen van kennis en kunde. Wij kunnen die kennis daar gaan brengen, maar wij kunnen er ook voor zorgen dat jonge mensen uit die landen hier die kennis opdoen.

Minister Koenders: In ons Nuffic-programma zit veel ruimte voor landbouwkennis en landbouwontwikkeling. Het programma is de afgelopen periode iets versterkt en wij zullen proberen om die verbindingen zo maximaal mogelijk te leggen.

Mevrouw Diks (GroenLinks): Ik heb gevraagd naar welk soort landbouw dat bedrag van 50 mln. gaat. Minister Koenders heeft iets daarover gezegd, maar ik vind het prettig als de minister van LNV daarop ook even wil ingaan.

Minister Verburg: Wij spreken met één mond, alleen het geluid is wat anders. Ik heb daaraan niets toe te voegen.

Mevrouw Diks (GroenLinks): Ik kom daarop later wel terug.

De voorzitter: Hiermede is een eind gekomen aan het algemeen overleg over voedselzekerheid in ontwikkelingslanden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Diks (GroenLinks).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven