31 250
Beleidsbrief Ontwikkelingssamenwerking

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2008

Onlangs is in de media aandacht besteed aan de betekenis van water als mensenrecht, in relatie tot de betaling van de waterrekening en de mogelijkheid van drinkwaterbedrijven om wanbetalers af te sluiten1. Gelet op deze publiciteit hecht ik er aan om – mede namens de minister van Buitenlandse Zaken – ons standpunt over de invulling van het begrip «water als mensenrecht» nader toe te lichten.

In een toespraak tot de mensenrechtenraad heeft de minister van Buitenlandse Zaken op 3 maart 2008 het recht op water expliciet als mensenrecht erkend. Het recht op water is gebaseerd op artikel 11 en 12 van het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Door het Committee on Economic, Social and Cultural Rights is in 2002 een interpretatie van dit recht gegeven in de zogeheten General Comment no. 15. Hierin is beschreven dat iedereen toegang moet kunnen hebben tot voldoende water van goede kwaliteit. Deze toegankelijkheid heeft mede betrekking op economische aspecten: het water moet voor iedereen betaalbaar zijn2. Uit de betreffende tekstgedeelten blijkt op zichzelf al dat het mensenrecht op water niet per definitie inhoudt dat het water kosteloos ter beschikking zou moeten worden gesteld. In een brief die de ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking op 13 mei jl. aan u gezonden hebben (TK 31 250, nr. 15) is hier nader op ingegaan: «Het recht op water en sanitatie moet op een duurzame manier gerealiseerd worden. Hiertoe is betaling voor diensten van groot belang: het waarborgt de financiële duurzaamheid van het dienstensysteem. Tevens is het een stimulans voor de betaler om op een duurzame manier gebruik te maken van het water dat geconsumeerd wordt.»

Zoals in de brief ook al is aangegeven, betekent het «recht op water» dus niet «recht op gratis water». Ook is in de brief uitdrukkelijk vermeld dat de Nederlandse erkenning van het recht op water geen juridische consequenties heeft, omdat dit recht is besloten in de hierboven genoemde reeds lang gecodificeerde en door Nederland erkende rechten. Nederland neemt door de erkenning geen nieuwe juridische verplichtingen op zich.

Tegenover het mensenrecht op toegang tot schoon drinkwater, staat dus de plicht om voor het geleverde water te betalen. Drinkwaterbedrijven hebben in Nederland een monopolie op de levering van drinkwater via het leidingnet, maar moeten wel in handen zijn van de overheid. Daarnaast zijn in de Waterleidingwet en in de nieuwe Drinkwaterwet instrumenten opgenomen om te waarborgen dat iedereen die daarom verzoekt onder redelijke voorwaarden wordt aangesloten op het leidingnet en daar drinkwater van kan afnemen. Tevens bevat de regelgeving instrumenten die erop gericht zijn dat de kosten voor de klanten zo laag mogelijk worden houden. Genoemd kunnen worden de verplichte prestatievergelijking tussen de bedrijven (benchmark) en de regulering van de tarieven. Op deze wijze is gewaarborgd dat de prijs die de afnemers voor hun water moeten bepalen, vergeleken met andere uitgaven, relatief laag is. Zo bedroegen de totale jaarlijkse kosten voor drinkwater voor een tweepersoons huishouden in 2007 in Nederland gemiddeld € 180,– (bron: Nibud).

Voor gevallen waarin de afnemer zijn waterrekening om welke reden dan ook niet betaalt, hanteren de drinkwaterbedrijven een beleid waarbij afsluiting pas in laatste instantie aan de orde is. Op basis van de nieuwe Drinkwaterwet zal een wettelijke regeling inzake het afsluitbeleid worden opgesteld, vergelijkbaar met de regeling voor elektriciteit en gas. Ook deze regeling zal ertoe strekken om afsluitingen zoveel mogelijk te voorkomen. Een besluit tot afsluiting wordt dan ook niet licht genomen, maar moet altijd wel een optie kunnen zijn.

Tegen deze achtergrond acht ik de toepassing van de bevoegdheid die drinkwaterbedrijven hebben om (bijvoorbeeld in geval van betalingsachterstanden) in het uiterste geval tot afsluiting over te gaan niet in strijd met het mensenrecht op water.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

De Limburger en de Telegraaf van 8 juli 2008.

XNoot
2

Document: zie www.ohcr.org. Betreffende tekstgedeelten: zie onder 2. «affordable», onder 12. (c) (ii) «economic accesibility: water, and water facilities and services must be affordable for all», en onder 27. «To ensure that water is affordable».

Naar boven