31 250
Beleidsbrief Ontwikkelingssamenwerking

nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juli 2008

Graag informeer ik u over de Nederlandse inzet op het High Level Forum (HLF) te Accra, dat van 2–4 september wordt georganiseerd door OESO/DAC en de Ghanese overheid. In Accra wordt vastgesteld welke resultaten halverwege de uitvoering van de Parijse agenda zijn bereikt. Daar zal blijken dat de voortgang onvoldoende is. De vraag is daarom: hoe kan een nieuwe impuls worden gegeven aan de Verklaring van Parijs, opdat in 2010 daadwerkelijk sprake zal zijn van nieuwe partnerschapsverhoudingen in ontwikkelingssamenwerking?

Nederland zal deelnemen met een delegatie onder mijn leiding. De conferentie in Accra is de eerste van een serie internationale conferenties over armoedebestrijding. Na Accra volgen nog bijeenkomsten over Afrika (22 september) en de MDG’s (25 september), beide in New York. Van 29 november tot 2 december volgt de Financing for Development + 5 conferentie in Doha. Wat bereikt wordt in Accra zal dan ook zijn schaduw vooruit werpen op de andere conferenties.

Deze brief begint met een korte schets van de achtergrond waartegen de conferentie in Accra plaatsvindt. Daarna zal ik eerst ingaan op de Nederlandse inzet tot nu toe, die ik uiteraard door zal trekken naar Accra, en daarna nog enkele specifieke punten noemen van mijn voorgenomen inzet in Accra. Vervolgens zal ik wat meer vertellen over de opzet van de conferentie in Accra, om te eindigen met enkele concluderende woorden.

Achtergrond

In 2003 kwamen ministers voor ontwikkelingssamenwerking en een aantal regeringsleiders bijeen in Rome. Tijdens dat eerste HLF zijn formele afspraken gemaakt over betere samenwerking tussen donoren en partnerlanden en over de organisatie van de hulp. Donorcoördinatie en harmonisatie namen daarbij een prominente plaats in. Tijdens het tweede HLF in Parijs in 2005 reikten de ambities verder en werden afspraken gemaakt over afstemming op en gebruikmaking van lokale systemen van partnerlanden, resultaatgericht management en het wederzijds afleggen van rekenschap. De Verklaring van Parijs (2005–2010) bevat gezamenlijk overeengekomen concrete resultaten en mechanismen om het naleven van de afspraken te meten. Onder donoren en partnerlanden werd over 2005 een nulmeting en over 2007 een voortgangsmeting uitgevoerd. De resultaten hiervan, die nog maar ten dele beschikbaar zijn, zijn een belangrijke input voor het HLF in Accra. Dit geldt ook voor de tussentijdse evaluatie, die ik u op 4 juli jl. toestuurde met mijn beleidsreactie (Kamerstuk 31 250, nr. 20). Mede op basis van deze documenten zal in Accra duidelijk moeten worden wat donoren en partnerlanden nog meer moeten doen om hulp effectiever te maken.

Nederland was één van de drijvende krachten achter de Verklaring van Parijs. Veel van wat daarin is opgenomen paste en past in de breed gedragen visie op ontwikkelingssamenwerking in de Nederlandse samenleving. Dit nodigt uit tot zowel een actieve rol op internationaal vlak als een ambitieuze toepassing van de Parijse agenda in de Nederlandse bilaterale hulpinspanning.

Nederlandse inzet tot nu toe

In de aanloop tot het HLF heeft Nederland zich ingespannen om in Accra een politiek momentum te creëren in de hervormingsagenda van ontwikkelingssamenwerking. Punten als gebruik van lokale systemen, nationaal eigenaarschap met accent op een duidelijke verantwoordingsstructuur en het verminderen en vooral stroomlijnen van conditionaliteiten zijn voortdurend met nadruk bepleit in de Working Party on Aid Effectiveness van het DAC en bijvoorbeeld de EU. Soms in samenwerking met anderen (Nordic+) en soms tegen de stroom in. Met name de door Nederland geïnitieerde verklaring van de Nordic+ van 22 april 20081 heeft een katalyserende functie gehad voor het politieker maken van de tweede conceptversie van de Accra Agenda for Action (AAA) die onlangs verscheen. Daarnaast heb ik tijdens ontmoetingen met collega-ministers steevast aandacht gevraagd voor het politieke momentum dat Accra kan worden. Ook heb ik in dat kader een aantal specifieke initiatieven ontplooid, zoals intensivering van de samenwerking tussen de VS en Nordic+, die is uitgemond in de Potomac Verklaring over Effectiviteit van Hulp (2007 en de conferentie in Kinshasa over fragiele situaties (juli 2008). De in Kinshasa aangenomen verklaring benoemt met name politiek gevoelige zaken rondom inzet in fragiele staten. Zij zal de basis vormen voor het slotdocument van de Ronde Tafel over fragiele situaties. Op het door mij georganiseerde ministersoverleg, voorafgaand aan de Wereldbank-conferentie op 11 juli jl. in Amsterdam, heb ik de gelegenheid aangegrepen uitvoerig stil te staan bij wat het HLF Accra zou moeten opleveren.

De uitgangspunten zoals door Nederland gehanteerd richting Accra zijn:

Accra moet staan voor de omslag van de Parijse agenda van donorgericht naar partnergeleid. De Verklaring van Parijs is een middel en geen doel op zich. Het doel is effectieve ontwikkeling en effectieve hulp moet daarbij helpen. De Verklaring van Parijs helpt om fundamenteel andere partnerschappen te bewerkstelligen. Daarin past dat partnerlanden in de gelegenheid worden gesteld volle verantwoordelijkheid voor hun ontwikkelingsproces te nemen en daar vervolgens ook volledig verantwoording over afleggen, zowel in eigen land als naar donoren. Juist in sterk hulpafhankelijke landen is dit geen vanzelfsprekendheid en vergt de ruimte voor partners ander gedrag van zowel donoren als partnerlanden. In Accra zal dit streven naar een ander partnerschap politiek moeten worden herbevestigd en waar mogelijk geconcretiseerd. Dit betekent dat de AAA politieke hindernissen aan donor- en ontvangerzijde weg zal moeten nemen. Het gaat dan met name om grotere risicobereidheid bij donoren, sterke vermindering van met name beleidscondities, grotere voorspelbaarheid van donorgelden, gebruik van lokale systemen, versterkte verantwoordingsprocessen, grotere sensitiviteit van partneroverheden voor maatschappelijke actoren als CSO’s en bedrijfsleven, herbevestiging van armoedevermindering als doel van effectievere samenwerking (Parijs is een middel, geen doel), intensievere dialoog en nadruk op resultaten in plaats van op beleidsinput.

Door partnerlanden in gezamenlijkheid naar voren gebrachte prioriteiten dienen centraal te staan in Accra. De belangrijkste prioriteitsgebieden voor de partnerlanden zijn: democratisch leiderschap door partnerlanden, capaciteitsontwikkeling en het gebruik van lokale systemen. Dit derde HLF over effectiviteit van de hulp moet een duidelijk partnerstempel hebben. De AAA zal daarom expliciet deze prioriteiten dienen te adresseren.

Het verbinden van de Verklaring van Parijs met het streven om de MDG’s in 2015 te realiseren. Toezeggingen over betere hulp moeten verbonden worden met toezeggingen over effectievere ontwikkeling (Doha). Daarom zal ik blijven ijveren voor een AAA gebaseerd op gedeelde waarden met betrekking tot een samenleving waarin armen worden beschermd, waarin de kansen voor groei worden geoptimaliseerd en waarin door middel van participatie en verantwoording actief wordt gestreefd naar maatschappelijke pluriformiteit en verantwoord en toetsbaar bestuur.

Accra mag geen gijzelaar worden van het streven naar algemene consensus. Nederland is vanaf het begin één van de koplopers geweest in het uitvoering geven aan de Verklaring van Parijs. De onderhandelingen over de AAA verlopen op punten bepaald stug, waardoor de noodzaak om compromissen te sluiten soms de scherpte uit de agenda haalt. Het is van belang dat donoren en partners de ruimte houden om verdergaande afspraken te maken dan in de consensus zal worden vastgelegd.

De kracht van Parijs, het toewerken naar concrete resultaten als uitvloeisel van politieke stellingname, moet overeind blijven. Het mag niet zo zijn dat het HLF Accra beperkt wordt tot het herhalen van vertraagde committeringen. Ik ben hierover wel enigszins bezorgd. De voortgangsmeting over 2007 geeft aan dat er wel sprake is van voortgang, maar dat die veel te gering is om de per 2010 beoogde resultaten te behalen. Versnelling van de uitvoering en concrete toezeggingen zijn nodig. Ik ben daartoe in elk geval bereid, zoals in mijn beleidsreactie op het syntheserapport van de tussentijdse evaluatie is aangegeven.

Overige Nederlandse inzet in Accra

Stonden Rome en Parijs nog in het teken van het bereiken van politieke consensus, in Accra gaat het om resultaten. De afgelopen twee jaar tijd is er te weinig vooruitgang geboekt bij de realisatie van de Verklaring van Parijs1. Nederland doet het overigens relatief goed, en heeft een deel van de doelstellingen voor 2010 al gehaald. Donoren – ook Nederland – en partnerlanden zullen gezamenlijk nog een flinke slag moeten maken op essentiële punten om de voor 2010 overeengekomen streefcijfers te halen. Want pas dan zullen ook de vruchten kunnen worden geplukt van lagere transactiekosten, betere samenwerking en meer resultaat.

Ik vind vooral op de volgende onderwerpen verdere verdieping en versnelling van de in de Parijse agenda overeengekomen concrete afspraken hoogstnoodzakelijk:

Eigenaarschap: er is onvoldoende voortgang geboekt door partnerlanden met de operationalisering van ontwikkelingsstrategieën en het zichtbaar maken van de koppeling van formulering en uitvoering van de begroting aan nationale plannen, beleidsprioriteiten en resultaten. Hulp kan echter alleen dan effectief zijn als deze past in het eigen ontwikkelingsconcept en ontwikkelingsplan van het partnerland. Mozambique, Rwanda en Vietnam zijn drie uiteenlopende voorbeelden van een succesvolle leidende rol van een partnerland; doordat de overheid duidelijk voorkeuren uitspreekt voor de wijze waarop zij gesteund wil worden, zijn donoren en overheid veel beter in staat om tot resultaatgerichte afspraken te komen. We zullen in Accra de partnerlanden ervan moeten overtuigen dat voortgang op dit punt aan de basis ligt van een nieuw type partnerschap. Zonder een goede ontwikkelingsstrategie waar maatschappelijke organisaties aan hebben bijgedragen, en een begrotingsregime dat het parlement mogelijk maakt haar toetsingstaak uit te voeren, ben ik niet bereid om een partnergeleide relatie aan te gaan.

Voorspelbaarheid: de voorspelbaarheid van hulp is nog steeds beperkt. Veel toegezegde hulp over 2007 werd niet beschikbaar gesteld. Donoren blijven ook vaak in gebreke om hierover informatie te verstrekken aan de centrale overheid. Aan de partnerkant is de verslaglegging van ontvangen donorgelden niet voldoende. Dit vind ik een zeer belangrijk punt, waarop ik in Accra dieper in wil gaan. Ik zal steun verlenen aan het door het VK gestarte International Aid Transparency Initiative – naar analogie van het Extractive Industries Transparency Initiative – om de informatie over hulpstromen, gekoppeld aan resultaten, sterk te verbeteren en tussen donoren en ontvangers onderling vergelijkbaar te maken. Ik heb hiervoor reeds aangegeven dat meerjarige committering door donoren niet genoeg is; ik ben voorstander van voortrollende committeringen, steeds zo’n twee tot drie jaar vooruit. Dat stelt ons in staat om verantwoorde risico’s te nemen. Ik ga daarbij uit van een intensieve dialoog, waarmee de relatie met onze partners verder verdiept kan worden en voldoende vertrouwen wordt opgebouwd om elkaar kritisch te bevragen op resultaten.

Gebruik van lokale systemen: veel donorgelden worden niet goed weergegeven in nationale begrotingen, wat de geloofwaardigheid van nationale begrotingsstelsels voor toewijzing van middelen in overeenstemming met beleidsprioriteiten aantast. In Accra zal ik met kracht bepleiten dat het gebruik van lokale systemen de internationale norm dient te zijn en dat hulp buiten lokale systemen altijd ongebonden moet zijn. De beste manier om lokale systemen te verbeteren is tijdens het gebruik ervan. Uiteraard dient een minimale kwaliteit van systemen aanwezig te zijn. Daarover zijn in het kader van Parijs ook afspraken gemaakt en die staan wat mij betreft nog steeds.

Harmonisatie: hier is nog een lange weg te gaan. Het blijkt lastig voor donoren om de eigen bureaucratische regels op te geven en samen te werken via bijvoorbeeld gedelegeerde samenwerking en vermindering van het aantal sectoren. Het is ook niet gemakkelijk de vrees weg te nemen bij partnerlanden dat vermindering van het aantal sectoren door donoren zal leiden tot een geringer hulpvolume. Nederland heeft inmiddels op harmonisatieterrein een aantal duidelijke stappen gezet door het aantal sectoren per land terug te brengen en door samenwerkingsprogramma’s te delegeren naar andere donoren. Werkverdeling onder donoren is één van de speerpunten van de EU metbetrekking tot Accra. Daarbij vind ik het essentieel dat dit plaatsvindt onder leiding van het partnerland zelf en dat ook niet-EU-donoren daarbij betrokken worden. Ik zal in Accra een pleidooi houden voor het opnemen van concrete ijkpunten tot aan 2010.

Resultaten en verantwoording: er is aanzienlijke voortgang geboekt in de monitoring van armoede. In een gelijkwaardig partnerschap met op hoofdpunten overeengekomen resultaten past naar mijn overtuiging het gezamenlijk monitoren van de voortgang. Daarbij lopen we echter niet zelden tegen gebrekkige statistische capaciteit in partnerlanden op. Versterking van die capaciteit zie ik als een van de belangrijke voorwaarden voor verdere vergroting van effectiviteit van de hulpinspanning. Vandaar de inzet om in een gezamenlijk verband met donoren1 te werken aan verbetering van statistische capaciteit in partnerlanden.

Wederzijdse rekenschap: de belangrijkste uitdaging is het verkrijgen van een goed evenwicht tussen de behoefte aan verantwoording door partnerlanden aan enerzijds de donoren en anderzijds de eigen bevolking. Daar waar sprake is van een goed politiek mechanisme om verantwoording af te leggen aan de eigen bevolking ben ik eerder bereid een hulpmodaliteit als begrotingssteun in te zetten. Mechanismen voor wederzijdse rekenschap tussen partnerlanden en donoren juich ik toe mits deze goed aansluiten bij de binnenlandse structuren.

Capaciteitsontwikkeling: partnerlanden wijzen terecht op het belang van voldoende fondsen voor capaciteitsopbouw om eigenaarschap waar te kunnen maken. Capaciteitsontwikkeling moet lokaal geworteld zijn en passen in de nationale ontwikkelingsstrategie. Daarbij is het te overwegen Zuid-Zuid-samenwerking te bevorderen. Nederland is bereid om fondsen voor capaciteitsontwikkeling onder te brengen in een door partnerlanden beheerd fonds.

Minder condities: de partnerlanden hebben dit tot belangrijke inzet van Accra gemaakt. Ik kan me daar geheel in vinden. In een gelijkwaardig partnerschap horen geen beleidsmatige condities thuis – het beleidsmatige «hoe» is immers de verantwoordelijkheid van het partnerland – maar zakelijke afspraken over doelstellingen en resultaten, en over wat er gebeurt als partners zich niet aan de afgesproken regels en planning houden. Tenslotte vind ik het van belang met onze partners vast te kunnen leggen op welke wijze en in welke mate zij open zullen staan voor andere maatschappelijke organisaties als partner in het ontwikkelingsstreven.

De opzet van de conferentie in Accra

In Accra zullen ruim 800 deelnemers, voornamelijk overheden van partnerlanden en donoren – 80 plaatsen zijn gereserveerd voor civil society organisations (CSO’s) – van gedachten wisselen over hoe en op welke gebieden de Verklaring van Parijs een nieuwe impuls kan en moet krijgen. Aan het slot van de conferentie zal blijken of de overeengekomen AAA voldoende kans biedt op succesvolle implementatie van de Parijse agenda per 2010. Gestreefd wordt naar beperkte delegaties per land. De delegatie onder mijn leiding zal dan ook bestaan uit maximaal zes personen.

Het HLF begint met een plenaire presentatie van en discussie over de resultaten van de voortgangsmeting over 2007. Daarna volgen negen ronde tafel bijeenkomsten. De vijf pijlers van de Verklaring van Parijs staan centraal in de Ronde Tafels Country ownership , Alignment, Harmonisation, Management for development results en Mutual accountability. Daarnaast worden de volgende thematische Ronde Tafels georganiseerd: Role of civil society in aid effectiveness, Aid effectiveness in fragile states and conflict situations, Sectoral application of the Paris Declaration en International aid architecture.

Nederland heeft een ondersteunende rol gespeeld bij de voorbereiding van de Ronde Tafels over eigenaarschap en harmonisatie. De Nederlandse ambassadeur bij de Permanente Vertegenwoordiging van de OESO heeft het co-voorzitterschap van de Ronde Tafel over resultaatmanagement op zich genomen. Nederland maakt deel uit van het kernteam voor de Ronde Tafel over fragiele situaties en ik zal als rapporteur over dit onderwerp optreden. De toepassing van de Parijse begrippen ligt in fragiele situaties lastiger dan in landen waarmee reguliere ontwikkelingssamenwerking mogelijk is. Zo is veel winst te behalen op het gebied van harmonisatie van hulp; verstrekken van hulp in fragiele situaties vraagt om goede afstemming onder donoren en sterkere samenwerking tussen overheidsdonoren en de civil society. Hulp in fragiele situaties zal tijdig en flexibel van karakter moeten zijn. Het Nederlandse standpunt over het belang van aandacht voor politieke dialoog en goed bestuur in fragiele situaties is inmiddels overgenomen als belangrijk concept. Ik zal daar in mijn inleiding gedurende de Ronde Tafel over fragiele situaties nadrukkelijk op ingaan.

Tijdens de conferentie vindt een «marktplaats van ideeën» plaats, waar donoren en partnerlanden zich kunnen presenteren. Nederland zal hier samen met anderen een nieuw wereldwijd door Nederland geleid initiatief op het gebied van statistiek algemene bekendheid geven. De «Statistics for Results Facility» is een initiatief van meerdere donoren met als doel middelen beschikbaar te stellen voor het versterken van statistische systemen in ontwikkelingslanden. Betere statistische systemen zullen ervoor kunnen zorgen dat betrouwbare en bruikbare data beschikbaar komen over wat bereikt is met overheidsgelden. Dergelijke informatie is belangrijk voor het onderbouwen van beleids- en budgetteringsbeslissingen van de overheid. Meer statistische capaciteit in een partnerland maakt het ook voor donoren gemakkelijker om de resultaten van de eigen hulpinspanning te bepalen.

De organisatorische voorbereiding van Accra vindt plaats onder auspiciën van de DAC Working Party on Aid Effectiveness, waarin naast donoren als Nederland ook partnerlanden zitting hebben. De Working Party heeft een Steering Committee Accra samengesteld van donorlanden, multilaterale donoren en partnerlanden voor de specifieke voorbereiding van het HLF Accra. Nederland oefent hierin invloed uit via het Verenigd Koninkrijk en de Europese Commissie, die beide zitting hebben in het Comité. Daarnaast is veel inhoudelijk voorbereidend werk verricht door de zogenoemde «workstreams» van OESO/DAC. Nederland is in al die voorbereidende organen vertegenwoordigd, hetzij direct, hetzij indirect.

De regionale ontwikkelingsbanken hebben regionale en subregionale bijeenkomsten georganiseerd om de voorbereiding in partnerlanden te stimuleren. De verslagen van deze bijeenkomsten, die een multistakeholder karakter droegen, zijn te vinden op www.accrahlf.net. De aanbevelingen van deze regionale bijeenkomsten zijn input geweest voor de AAA consensusgroup, dat bestaat uit het Steering Committee Accra aangevuld vanuit de Informal Contactgroup of partner countries, een groep van erkende en invloedrijke deskundigen op het terrein van ontwikkeling onder leiding van de Ghanees K. Y. Amoako.

De Working Party heeft zich grote moeite getroost om ook niet-DAC-donoren en CSO’s bij de conferentie in Accra te betrekken. De DAC-werkgroep van niet-DAC-donoren wordt geleid door Japan en Rusland. De Advisory Group on Civil Society, bestaande uit leden van de Working Party en vertegenwoordigers van CSO’s, heeft onder leiding van Canada actief meegedacht. Los daarvan zullen CSO’s op 31 augustus en 1 september een voorconferentie organiseren om hun inzet voor Accra te bepalen. Via de verschillende internationale netwerken van CSO’s zijn Nederlandse organisaties nauw betrokken.

Conclusie

De Verklaring van Parijs loopt tot en met 2010. In Accra zal blijken hoeveel afspraken we, donoren en partnerlanden, zijn nagekomen. Daar zal ook blijken of er bereidheid is om knelpunten op te lossen, versneld actie te nemen en of we een hardheidsclausule kunnen toevoegen aan die afspraken. Mijn inschatting is dat we er nog lang niet zijn met de implementatie van de Parijse agenda. De voorlopige resultaten van de voortgangsmeting geven aan dat we in een cruciale fase zijn beland waarin de volgende stap gezet moet worden: werkelijk eigenaarschap van de partnerlanden en donorgedrag dat daarbij past, te weten gebruik van lokale systemen, dialoog op basis van wederzijds vertrouwen, en wederzijdse verantwoording.

Er is veel werk verzet in zowel Nordic+ als EU-kader om de conferentie in Accra politieker, concreter en ambitieuzer te maken. Eind deze maand zal de EU-positie met betrekking tot Accra definitief worden vastgesteld. Ik heb goede hoop dat de huidige consensus tussen de lidstaten op belangrijke punten als voorspelbaarheid van de hulp, gebruik van lokale systemen, partnergeleide werkverdeling onder donoren, capaciteitsontwikkeling en vermindering van condities overeind zal blijven. De EU wil, als de grootste donor, het progressieve verschil blijven maken in de effectiviteitsagenda. Ik zal dit uiteraard in Accra, waar mogelijk, van harte steunen.

De tweede conceptversie van de AAA, gedateerd 27 juni 20081, is qua politieke stellingname en focus op prioriteiten van de partnerlanden aanzienlijk beter dan de eerste, waar ik gedurende het Algemeen Overleg met uw Kamer op 22 mei jl. over sprak. Het document, dat in de aanloop naar Accra nog eenmaal zal worden bijgesteld tot het definitieve concept voor Accra, biedt voldoende mogelijkheden voor onderhandeling. Echter, wat nog ontbreekt is koppeling met de resultaten van de voortgangsmeting, een tijdpad en concrete voornemens voor noodzakelijke versnelling.

Niet alle deelnemers aan het HLF Accra streven naar een product in Accra dat gekenmerkt wordt door politieke stellingname, en verdieping en versnelling van de implementatie van de Verklaring van Parijs. Partnerlanden, Nordic+, de Europese Commissie en verreweg de meeste EU-landen bevinden zich aan het ambitieuze einde van het continuüm, Japan en de VS aan het andere. Goede afspraken op politiek niveau in Accra over een andere wijze van samenwerken tussen donoren en partnerlanden zijn te meer nodig daar het landschap van aanbieders van steun bij ontwikkelingsprocessen sterk verandert. Donoren domineren het hulp- en samenwerkingsdebat al decennia zonder dat dit in de ogen van partnerlanden garanties heeft opgeleverd voor effectievere hulp. Partnerlanden ervaren dat met nieuwe partners, zoals China, andere samenwerking mogelijk blijkt: minder condities, meer aandacht voor groei, minder gepolitiseerde hulp. Dit legt indringende vragen op tafel voor de traditionele donoren. Zijn zij bereid om meer ruimte te bieden aan hun partners en dus een bescheidener rol te spelen? In Accra zijn nadrukkelijk de nieuwe samenwerkingspartners, gouvernementeel en niet-gouvernementeel, uitgenodigd en biedt het programma ruimte voor een start van de discussie over de internationale hulparchitectuur.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders


XNoot
1

Voor deze gezamenlijke opstelling van de Nordic+ partners, zie bijlage. Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Op veldniveau wordt overigens wel degelijk een omslag ervaren in het dagelijks werk; het kost kennelijk ook tijd voordat die veranderingen meetbaar zijn.

XNoot
1

Paris 21 is een samenwerkingsverband van landen en instellingen om tot betere statistieken in ontwikkelingslanden te komen. Nederland is hiervan actief lid en heeft op verzoek van Paris 21 samen met DfID en Wereldbank een Statistics for Results faciliteit geformuleerd.

XNoot
1

Zie bijlage. Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven