31 250
Beleidsbrief Ontwikkelingssamenwerking

nr. 12
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 mei 2008

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 6 februari 2008 inzake invulling van de Nederlandse doelstelling om tot en met 2015 in totaal 50 miljoen mensen van duurzame toegang tot schoon drinkwater en verbeterde sanitaire voorzieningen te voorzien. (Kamerstuk 31 250, nr. 5).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 april 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Ormel

De griffier van de commissie,

Van der Kolk-Timmermans

1

Kunt u voorbeelden geven van private waterbedrijven in ontwikkelingslanden die het aantal mensen dat toegang heeft tot water significant heeft weten te verbeteren?

Publiek-private samenwerking in de drinkwater- en sanitatiesector is het meest gerealiseerd in Zuidoost Azië en Latijns Amerika. Van het door de Wereldbank wereldwijd geschatte investeringsvolume (binnen privaat-publieke samenwerkingsverbanden) van ca. USD 53 miljard (periode 1990–2006) nemen deze regio’s bijna 90 procent voor hun rekening. Ongeveer 70 procent van het investeringsvolume betreft public-private concessie-contracten die een looptijd van 20–30 jaar hebben. De betreffende bedragen moeten dus over deze periode «uitgesmeerd» worden. Een relatief klein (maar niet nader bekend) deel van de investeringen wordt gefinancierd uit de cashflow van de betreffende bedrijven; het overgrote deel wordt gefinancierd met leningen van internationale financiële instellingen als de EIB, IFC, Wereldbank, ADB en van grotere commerciële banken. Een complicerende factor is dat veel van de contracten betrekking hebben op gemengde drinkwatervoorziening én afvalwaterzuivering en de toerekening naar drinkwater lastig is.

In Zuidoost Azië gaat het om grootschalige publiek-private samenwerkingscontracten in China (Sjanghai Pudong Water Company, Chengdu Générale des Eaux-Marubeni Waterworks Company), Maleisië (Kelantan Water, Southern Water Corporation), de Filippijnen (Manilla Water Company, Subic Bay Water and Sewage Company), Indonesië (PT Pam Thames Jaya, PT Pam Lyonnaise Jaya), Thailand (Sattahip Water Supply Company, Thai Tap Water Supply Company) en Vietnam (Bin An Water Company, Lyonnaise Vietnam Water Company).

In het Zuid-Amerikaanse continent zijn een 200-tal publiek-private partnerschappen geregistreerd, met name in Argentinië (Aguas Argentinas, Aguas Cordobera), Brazilië (Aguas do Paraiba, Aguas de Niteroi), Chili (Aguas Cordillera, Aguas del Altiplano), Colombia (Aguas de Cartagena, Bogotana de Aguas) en Mexico (Mexicana de Gestion del Agua), ECOSYS).

2

Kunt u aangeven welk bedrag Sub-Sahara Afrika in totaal heeft ontvangen van wat de private sector mondiaal aan investeringen in water heeft toegezegd? Hoeveel procent is dit?

Zoals hierboven vermeld schat de Wereldbank het gezamenlijke investeringsvolume in privaat-publieke samenwerkingsverbanden in de periode 1990–2006 op ongeveer USD 53 miljard.

Het aandeel van Sub-Sahara Afrika is minder dan 1 procent, ca. USD 530 miljoen.

Het zeer lage aandeel is te verklaren door het geringe aantal samenwerkingsprojecten (een twintigtal waarvan acht in Zuid-Afrika) en het feit dat in de meeste gevallen sprake is van een samenwerkingsvorm zonder kapitaalsinbreng van de private partner (management- of lease-contracten).

3

Kunt u aangeven hoeveel procent van de grote waterprivatiseringscontracten in Sub-Sahara Afrika beëindigd zijn, dan wel het onderwerp van geschillen zijn tussen de overheid en de exploitanten over de investeringsniveaus?

Voor zover bekend is de afgelopen jaren sprake geweest van een drietal definitieve beëindigingen (waterbedrijf Dar es Salam, Tanzania, SODECA, Centraal Afrikaanse Republiek en Fort Beaufort, Zuid Afrika, op een totaal van twintig projecten. De beëindigingen waren hoofdzakelijk het gevolg van verschillen in inzicht over de investeringsinspanning van de private partner. Vrijwel alle overige samenwerkingsovereenkomsten zijn in de loop van de jaren in een of andere vorm herzien of geamendeerd zonder dat er sprake was van een definitieve beëindiging en terugkeer naar de publieke status. Het gaat dan vrijwel altijd om herziening van management of leasecontract-voorwaarden en niet om geschillen over investeringsniveaus.

4

Kunt u aangeven of, en zo ja hoe, publiek-private partnerschappen (PPP’s) efficiëntie-voordelen hebben ten opzichte van publiek-publieke partnerschappen?

Het is niet mogelijk om hierover algemene uitspraken te doen. Zowel publiek-private als publiek-publieke partnerschappen kunnen door uitwisseling van kennis en informatie en onderlinge samenwerking in algemene zin efficiency voordelen bieden maar of deze in de praktijk leiden tot tariefsverlaging dan wel verbeterde dienstverlening is afhankelijk van de specifieke omstandigheden waarin de partnerschappen moeten functioneren. In beide gevallen komt een commerciële bedrijfsvoering waarin minimaal kostendekkend wordt geopereerd de duurzaamheid van de dienstverlening ten goede.

5

Vindt u het, gezien het bestaan van de Public-Private Infrastructure Advisory Facility (PPIAF), wenselijk dat er ook een faciliteit komt die publiek-publieke partnerschappen promoot? Zo neen, waarom niet? Zo ja, gaat u hiervoor pleiten? Welke mogelijkheden onderzoekt u momenteel voor verdere steun aan publieke instellingen binnen de watersector in partner- en overige ontwikkelingslanden?

Ik heb bij eerdere gelegenheid gezegd positief te staan tegenover publiek-publieke samenwerking, en ondersteun in deze context bijvoorbeeld activiteiten van Nederlandse waterbedrijven. Ook in de Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking bestaat aandacht voor de versterking van publieke nutsbedrijven en van de publieke sector in het algemeen. Omdat veel van de internationale hulp gericht is op publieke ontvangers zie ik niet direct de wenselijkheid van een nieuw op te richten faciliteit gericht op het promoten van publiek-publieke partnerschappen. Wanneer overheden van ontwikkelingslanden stellen behoefte te hebben aan zo’n aparte faciliteit wil ik hier zeker naar kijken. Daarbij geldt wel dat de scheidslijn tussen publieke en private partijen niet altijd even duidelijk te stellen is. De Nederlandse waterbedrijven, waarvan de aandelen in handen zijn van overheden, worden door bijvoorbeeld PPIAF gezien als private partijen, vanwege hun bedrijfsmatige manier van werken.

6

Wat doen andere landen dan Bangladesh, waar sterk de nadruk ligt op waterkwaliteit in verband met de verontreiniging van waterbronnen met arsenicum op dit terrein?

Arseenverontreiniging van drinkwater is een wereldwijd probleem. Het is nu in ruim 70 landen vastgesteld, verspreid over alle continenten. De schatting is dat wereldwijd ongeveer 140 miljoen mensen blootgesteld zijn aan deze verontreiniging waarvan ongeveer de helft in Oost- en Zuidoost Azië, met name in de Ganges Delta. Het probleem is voor het eerst op grote schaal onderkend en aangepakt in dit gebied (Bangladesh en het naburige West-Bengalen, India). In ontwikkelde landen zoals de USA en Canada, die over een goede waterkwaliteitscontrole beschikken, is het probleem al eerder geïdentificeerd, maar meestal is het daar minder urgent. De drinkwatervoorziening wordt in deze landen grotendeels door waterleidingbedrijven verzorgd die op basis van nationale regelgeving verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het geleverde drinkwater. Dat geldt ook voor de grote stedelijke gebieden van ontwikkelingslanden waar de drinkwatervoorziening verzorgd wordt door grotere publieke of private waterbedrijven. Voor zover zich daar problemen voordoen ligt de oplossing meestal in het zoeken naar alternatieve arseen-vrije waterbronnen, bijvoorbeeld door dieper te boren.

Met name in landelijke gebieden van ontwikkelingslanden is het arseenverontreinigingsprobleem hardnekkig omdat de drinkwaterwinning op familie- en dorpsniveau plaatsvindt. Buiten Bangladesh en India zijn de meeste en best gedocumenteerde interventies te vinden in Zuidoost-Aziatische landen als Cambodja, China, Laos, Vietnam, Nepal en Pakistan. De interventies bestaan dan meestal uit het testen van de waterkwaliteit van verdachte of besmette waterputten en het nemen van de nodige maatregelen: verdieping van waterputten, nieuwe bronnen van drinkwater aanbieden, behandeling van oppervlaktewater en in een beperkt aantal gevallen kleinschalige chemische behandeling van het water.

7

Wat gebeurt er met de resterende 20%, waar gemeld wordt dat in de huidige planning ongeveer 80% van de 50 miljoen doelstelling wordt gerealiseerd? Waarom wordt niet ingezet op 100%?

Invulling van de 50 miljoen doelstelling verloopt grotendeels door directe investeringen via meerdere kanalen (multilateraal, bilateraal, private sector en NGO’s). In de huidige planning zal ongeveer 80% van de 50 miljoen doelstelling op deze wijze worden gerealiseerd.

De resterende 20% zal door toerekening van de resultaten van de algemene begrotingssteun aan de OS-partnerlanden en van de Nederlandse bijdragen aan de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) plaatsvinden. Immers in die landen waar Nederland algemene begrotingsteun verleent of waar de IFI’s investeren in de sector draagt Nederland ook indirect bij aan investeringen in drinkwater en sanitaire voorzieningen.

8

Waarom hebben de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) ertoe besloten hun investeringen op het gebied van drinkwater en sanitaire voorzieningen terug te laten lopen?

In de jaren negentig is vooral bij de Wereldbank nadruk gelegd op de privatisering van sectoren als water en energie. De verwachting daarbij was dat de private sector vervolgens de investeringen in deze sectoren op zich zou nemen. Hoewel de investeringen door de private sector daadwerkelijk zijn toegenomen, is deze toename in combinatie met de afname van investeringen door de IFI’s onvoldoende gebleken om de ontwikkelingsdoelstellingen en MDGs te halen. Op dit moment nemen de investeringen van de IFI’s op het gebied van drinkwater en sanitaire voorzieningen weer toe, vooral als gevolg van een toenemende vraag uit ontwikkelingslanden in het licht van de Millennium-doelstellingen en de expliciete doelstelling van de Wereldbank om de investeringen in infrastructuur te verdubbelen.

De steun van de Wereldbank voor de drinkwater en sanitatie sector bedroeg in het fiscale jaar 2006 USD 1,7 miljard, USD 500 miljoen meer dan in 2001. De verwachting is dat deze groei zich voortzet tot USD 2 miljard in het huidige fiscale jaar.

9

Hoe zal het verder gaan met het binnen Ontwikkelingsrelevante Export-Transacties (ORET)-programma gecreëerde «waterluik» gezien de huidige situatie rondom ORET?

Het «waterluik» in de huidige ORET-regeling houdt in dat voor (drink-)waterprojecten in landen buiten de minst ontwikkelde landen (MOL’s) een hoger schenkingspercentage geldt, namelijk 50% in plaats van 35%. Voor de MOL’s geldt voor alle projecten, inclusief waterprojecten, een schenkingspercentage van 50%.

In mijn brief van 6 mei 2008 bent u geïnformeerd over de aangepaste ORET-regeling, de regeling Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO). Ook in de nieuwe regeling blijft het mogelijk om te variëren in de schenkingspercentages. De invulling hiervan per land of per sector zal de komende periode worden uitgewerkt.

10

Hoeveel méér mensen hebben in Indonesië dankzij de samenwerking met Nederlandse waterbedrijven toegang tot water? Uit welke bronnen blijkt dit? Zijn deze bronnen openbaar? Welk afsluitbeleid hanteren de Nederlandse waterbedrijven in Indonesië? Zijn de tarieven sinds de komst van de Nederlandse waterbedrijven gedaald, gestagneerd of gestegen? Wat betekent dit voor de toegang tot water van de allerarmsten in Indonesië? Opereren de Nederlandse waterbedrijven in Indonesië de facto als publieke of private bedrijven? Kunt u dit toelichten?

In het kader van het P3SW programma werken Waterfonds Holland (WFH) en Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) samen met Indonesische counterparts aan het verbeteren van de drinkwatervoorziening. WFH richt zich (in samenwerking met het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord Holland, PWN) op de stad Pekanbaru op Sumatra; WMD is vooral actief in Oost-Indonesië.

• WFH

WFH is een dochter van vier Nederlandse waterbedrijven. Het door WFH beheerde P3SW deelproject in de stad Pekanbaru heeft sinds haar start in 2005 door middel van een urgentieprogramma de waterzuivering en distributie gerehabiliteerd, waardoor de kwaliteit, kwantiteit en continuïteit van de waterlevering zijn verbeterd. Daarnaast zijn ongeveer 450 nieuwe huisaansluitingen aangelegd. Dat komt neer op een watervoorziening voor 2500 mensen. Dit blijkt uit gegevens van PT MTI, een dochteronderneming van WFH die huisaansluitingen aanlegt in Pekanbaru c.q. uit de jaarverslagen over de Public Private Partnership (PPP) in Pekanbaru. Deze bronnen zijn openbaar.

WFH en PWN opereren als private bedrijven zonder winstoogmerk. Zij stellen kennis en geld beschikbaar voor de rehabilitatie en verbeterde exploitatie van het gemeentelijke drinkwaterleidingsbedrijf (PDAM).

WFH hanteert geen eigen afsluitbeleid; het lokale waterbedrijf sluit af, indien noodzakelijk. De tarieven zijn sinds de komst van de Nederlandse waterbedrijven nog onveranderd gebleven. Het tariefsysteem van de PDAM kent diverse verbruikerscategorieën. Voor de armere bevolkingsgroepen geldt een sociaal tarief dat betaalbaar is. Bovendien wordt in het project voorzien in het opknappen en uitbreiden van publieke tappunten.

• WMD

Momenteel omvat het P3SW deelproject van de WMD een totaal aantal van 60 000 aansluitingen. WMD verwacht een groei van de samenwerking met nog eens 60 000 in 2008. Dit komt neer op watervoorziening voor een aangesloten bevolkingsgroep van 700 000 mensen. Tevens zullen de betrokken waterbedrijven in deze periode de sanitatie problematiek aanpakken en wordt gestreefd naar een aansluitingsgraad op het gebied van sanitatie van ca. 50–65% in 2020.

In het algemeen is de situatie in de lokale waterbedrijven in Indonesië (de PDAMs) zeer slecht door gebrek aan kennis, management en financiële middelen doordat de tarieven niet kostendekkend zijn.

Door de slechte staat van vooral de leidingnetten met lekverliezen, illegaal en niet geregistreerd verbruik van totaal wel 70%, kan er geen drinkwater worden afgeleverd maar wordt er slechts schoon water afgeleverd wat gekookt moet worden. De waterbedrijven hebben als doelstelling binnen 5–6 jaar te komen tot afleveren van drinkwater tegen kostendekkende tarieven met als uitgangspunt dat de kosten voor een gezin voor water inclusief drinkwater de 5% van het gezinsinkomen niet mogen overstijgen (WHO norm). Momenteel spenderen gezinnen tot wel 10% van hun inkomen aan water.

Tot het moment van afleveren van drinkwater (via huisaansluitingen of publieke tappunten) over 5–6 jaar verzorgt de WMD truckservice voor klanten en bouwt zij waterkiosken waar drinkwater in flessen kan worden afgehaald tegen lagere prijzen dan de commerciële markt hanteert. Het gemiddelde tarief is nog niet kostendekkend, momenteel ca. 2800 Rupiah per m3 = 20 euro cent. Het gemiddeld verbruik voor een gezin bedraagt ca. 12 m3 per maand. Gezinskosten voor water bedragen ca. 2,50 euro per maand bij een inkomen tussen de 100 en 200 euro per maand (1–2% van het inkomen).

Openbare bronnen zijn de jaarverslagen van WMD over 2005 en 2006 (www.wmd.nl).

WMD opereert in Indonesië als privaat waterbedrijf. WMD is meerderheidsaandeelhouder (51%) van de nieuwe waterbedrijven die zij samen met lokale waterbedrijven als joint venture opzet. De joint venture opereert als private onderneming, zonder winstoogmerk.

11

Kunt u aangeven of, en zo ja in hoeveel landen de activiteiten van de PPIAF worden voorafgegaan of gevolgd door condities opgelegd door het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank en de donoren, hetzij middels Poverty Reduction Strategy Papers, hetzij middels condities gekoppeld aan bijvoorbeeld leningen? In hoeverre vormt het gebrek aan eigenaarschap van ontwikkelingslanden c.q. de conditionaliteitseisen een probleem voor de door Nederland bepleite strategische inzet van financieringen via de IFI’s? Beperken de economische condities die door deze instellingen worden gesteld volgens u de opties voor arme landen om hun eigen ontwikkelingstraject wat betreft water te bepalen? Zo neen, kunt dit toelichten? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?

Activiteiten van PPIAF zijn niet gekoppeld aan bepaalde voorwaarden of condities die gesteld zouden worden door IMF en Wereldbank of andere donoren. Er is bij het verstrekken van PPIAF-steun daarom geen sprake van conditionaliteit. Verzoeken om steun van PPIAF zijn afkomstig van overheden van ontwikkelingslanden en worden door PPIAF op hun merites beoordeeld. Aanwezigheid van IMF of Wereldbankprogramma’s of eventuele andere financieringsmogelijkheden worden bij die afweging niet meegenomen.

Ik ben niet van mening dat het beleid van de IFI’s beperkingen oplegt aan ontwikkelingslanden wat betreft hun mogelijkheden om een eigen waterbeleid te voeren. In veel ontwikkelingslanden heeft het ontwikkelingstraject voor de komende jaren vorm gekregen in de zogeheten Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP’s). Deze PRSP’s, die zich richten op armoedebestrijding in brede zin en dus ook waterbeleid kunnen omvatten, zijn in samenspraak met de relevante maatschappelijke actoren en internationale partners (waaronder bilaterale donoren en IFI’s) tot stand gekomen. Hierbij is zeker geen sprake van een door de IFI’s voorgeschreven lijn.

12

Hoeveel additionele middelen worden er gegenereerd in o.a. Indonesië, Vietnam, Jemen en Mozambique door de particuliere sector (via samenwerking met het Netherlands Water Partnership en PPP’s)? Uit welke documenten blijkt dit?

In de samenwerking van DGIS met Vitens-Evides stellen beide bedrijven ieder jaarlijks een miljoen euro beschikbaar voor internationale activiteiten in Jemen, Mozambique en Vietnam. Daaruit worden onder meer personeelskosten of overheadkosten gefinancierd (geen investeringen). Daarnaast is via de door Vitens beheerde stichting Water for Life1 jaarlijks ca. € 0,8 miljoen beschikbaar voor kleinschalige investeringen. De betrokkenheid van Vitens-Evides bij de lokale waterbedrijven heeft op twee manieren effect op de investeringen die worden gedaan. Doordat de bedrijfsvoering wordt verbeterd is het makkelijk investeringsgelden aan te trekken (ook van internationale donoren); daarnaast renderen de investeringen beter wat een bron vormt voor nieuwe investeringen. Vitens-Evides is op deze wijze inmiddels betrokken bij ca. € 200 miljoen aan investeringen. Dit blijkt uit het jaarverslag 2007 van de Stichting Water for Life dat binnenkort te downloaden is (www.waterforlife.nl) en het jaarverslag 2007 van Vitens dat ook binnenkort beschikbaar is (www.vitens.nl). De jaarverslagen over 2006 zijn op deze sites beschikbaar.

De € 5 miljoen DGIS subsidie aan Waterfonds Holland (WFH) voor de PPP in Pekanbaru genereert € 7 miljoen uit de private sector (in Nederland en Indonesië). Dit blijkt uit de jaarverslagen van WFH over de PPP in Pekanbaru.

In het P3SW programma van WMD wordt € 7,5 miljoen DGIS subsidie ingezet voor het WMD project. Door de WMD en de SNS bank wordt daaraan een bijdrage van € 5,5 miljoen toegevoegd. Door middel van financiering door lokale en internationale financieringsinstellingen wordt daar nog eens een bedrag van ca. € 25 miljoen aan toegevoegd voor de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur. Aanvullende externe financiering is niet nodig aangezien voldoende middelen beschikbaar zijn uit de cashflow van de lokale waterbedrijven.

13

Welke rol speelt c.q. welke bijdrage levert Nederland aan het nieuwe Nationale Waterbeleid van Ghana? Bent u van mening dat het deels Nederlandse Aqua Vitens Rand Limited in Ghana bijdraagt aan een verbeterde watervoorziening in Accra? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, wat gaat/kunt u hieraan doen?

Het stedelijke drinkwaterbeleid in Ghana wordt uitgevoerd door Ghana Water Company en bestaat uit het aanleggen en onderhouden van grootschalige drinkwatersystemen met zuiveringsinstallatie en distributie netwerken in de grotendeels (peri-)urbane gebieden waar 44% van de bevolking woont. Nederland en de Wereldbank zijn de enige grote donoren in de urbane water sector waarbij de investeringsfondsen via ORET (50% schenking en 50% Ghanese overheid via lening) een substantiële bijdrage hebben geleverd in de watervoorziening in grotere steden zoals Accra, Cape Coast, Winneba en Sekondi Takoradi en in de toekomst in Tamale en Kumasi (de totale Nederlandse bijdrage via ORET is in de orde van € 170 miljoen). Daarnaast is Nederland actief in de beleidsdialoog tussen overheid en donoren en is het medefinancier van het Urban Water Project (UWP). Het UWP richt zich, naast op investeringen, op de institutionele ontwikkeling zoals het verbeteren van het onderhoud en dagelijkse beheer, een efficiënter en effectiever systeem van cost recovery en capaciteitsopbouw. Onder dit project valt ook het management contract tussen de Ghanese overheid en Aqua Vitens Randwater (AVRL) en het ontwikkelen van een urbaan drinkwater investeringsplan (2008–2025) met duidelijke prioriteiten en een strategie voor het behalen van de MDG voor drinkwater. Een pro-poor waterbeleid is een belangrijk onderdeel van het UWP en de focus van de Nederlandse inzet binnen dit project. Hiernaast ondersteunt de ambassade ook de Ghanese overheid in het ontwikkelen van een sanitatiebeleid en strategie voor het behalen van de MDGs.

Aqua Vitens Rand Limited (AVRL) heeft een competitief gewonnen Management Contract afgesloten met Ghana Water Company Limited. Gedurende een periode van vijf jaar is AVRL verantwoordelijk voor de dagelijkse bedrijfsvoering van de drinkwatervoorziening van de 80 systemen die onder de verantwoordelijkheid van GWCL vallen (dus niet alleen Accra). Deze systemen zijn verspreid over heel Ghana en de watervoorziening voor Accra maakt hiervan deel uit. AVRL levert een bijdrage aan de verbetering van de watervoorziening in Accra door het verbeteren van het (technisch en financieel) beheer van de bestaande infrastructuur, het verminderen van het verlies aan drinkwater door lekkages en illegale aansluitingen en het opzetten van betere betalingssystemen. De infrastructuur is en blijft eigendom van GWCL. Deze organisatie is verantwoordelijk voor rehabilitatie en de aanleg van nieuwe drinkwatersystemen. Door achterblijvende investeringen, door een aanzienlijke achterstand in onderhoud en een gebrekkig betalingssysteem is de infrastructuur in Accra momenteel ontoereikend om de gehele bevolking van drinkwater te voorzien. Onder de condities van het Management Contract ligt er géén investeringsverplichting bij AVRL. Momenteel wordt wel via Water for Life-projecten ca. € 300 000 geïnvesteerd.

Het is nu nog te vroeg om al te spreken van sterke verbeteringen in de watervoorziening maar wel is er al een verbetering in de betaling voor water waar te nemen en ook wordt meer aandacht aan onderhoud besteed. Nederland neemt actief deel aan de beleidsdialoog en aan het Urban Water Project om zodoende de sector te ondersteunen. Binnen het UWP heeft Nederland € 5 miljoen gecommitteerd voor het verbeteren van het dagelijkse beheer en onderhoud en € 5 miljoen voor additionele investeringen. De Ghanese Minister voor Water heeft recentelijk Nederland bezocht om meer inzicht te krijgen in de Nederlandse kennis en ervaring in het beheer van drinkwatersystemen en hoe deze gebruikt kunnen worden om de drinkwatervoorziening in Ghana te verbeteren.

14

Kunt u aangeven of het project van Water Maatschappij Drenthe in Indonesië openbaar is aanbesteed? Zo neen, had dit volgens de Indonesische wet- en regelgeving gemoeten? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?

WMD heeft sinds 1999 samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met lokale drinkwaterbedrijven in Ambon, Manado, Minahasa (steden Tomohon en Manado) en Bitung evenals Merauke, Sorong en Biak. Samenwerking met Jayapura is in voorbereiding. Deze overeenkomsten zijn niet openbaar aanbesteed. Alvorens de eerste samenwerkingsovereenkomst aan te gaan heeft WMD specialisten op het gebied van wetgeving geconsulteerd. Dit leidde tot de conclusie dat, op basis van de Wet op de Regionale Autonomie en de relevante «Presidential Decrees» en «Regulations» de lokale overheden door middel van hun lokale waterbedrijven de bevoegdheden hadden en hebben om een dergelijke samenwerking op deze wijze aan te gaan. Openbare aanbesteding was derhalve niet noodzakelijk.

15

Kunt u voorbeelden en onderzoeken noemen van investeringsprogramma’s gefinancierd door de IFI’s die resulteerden in een toename van het aantal armen dat toegang heeft tot basisvoorzieningen op het gebied van water? Vindt u het gebruik van user fees wenselijk?

De Water Supply Projects Database van de Wereldbank bevat gegevens en informatie van ongeveer 500 projecten die in de periode 1984–2008 zijn gefinancierd en deels nog in uitvoering zijn. De database van de Asian Development Bank telt 320 vermeldingen van projecten in de periode vanaf 1995. Projecten worden individueel of op landenniveau geëvalueerd door de Independent Evaluation Group van de Wereldbank en het Operations Evaluation Department van de ADB. De bevindingen zijn vastgelegd in honderden individuele en landenevaluatierapporten en documenten die vrij toegankelijk zijn. In vrijwel alle gevallen is sprake van verhoogde of verbeterde toegang van armen tot beter drinkwater.

Een voorlopige schatting van de resultaten van de drinkwater en sanitatie activiteiten van de Wereldbank die in de periode 2000–2004 zijn afgesloten laat zien dat ruwweg 40 miljoen mensen zijn voorzien van verbeterde drinkwater en sanitaire voorzieningen.

Nederland gaat uit van het principe dat de kosten van tenminste exploitatie en onderhoud voor rekening moeten komen van de gebruikers voor zover ze de draagkracht van de gebruikers niet te boven gaan. Verdere betaling van rente en afschrijvingen, die noodzakelijk is voor een volledige financiële onafhankelijkheid van de sector, wordt aangemoedigd voor zover de totale jaarkosten voor drinkwater en sanitatie niet meer dan 5 procent van het gezinsinkomen per jaar bedragen. Wanneer dit voor de arme bevolkinggroepen het geval dreigt te zijn kan dit worden voorkomen door een aantal maatregelen: door aanpassing van de tariefstructuur en een laag tarief voor kleinverbruikers of door het instellen van openbare kranen en waterkiosken.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (CU), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GL), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: de Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Van Beek (VVD), Vendrik (GL), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA) en Ouwehand (PvdD).

XNoot
1

Water for Life (WfL) is het klantenfonds van Vitens-Evides. Klanten kunnen hieraan vrijwillig bijdragen. Het geld van WfL wordt om niet beschikbaar gesteld. De bestedingen zijn met name gericht op arme en randstedelijke gebieden. Het geld wordt gebruikt voor directe hulp zoals de uitbreiding van het leidingnetwerk. Zie ook www.waterforlife.nl

Naar boven