31 250 Beleidsbrief Ontwikkelingssamenwerking

Nr. 102 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2013

Bij brief van 1 mei 2012 heb ik u in geïnformeerd over mijn voornemen geformaliseerde IMVO-kaders op te stellen voor alle bedrijfsleveninstrumenten, in opvolging van een aantal in 2011 aangenomen moties1. Het bedrijfsleveninstrumentarium heb ik in deze brief omschreven als de met ODA (Official Development Assistance) gefinancierde centrale programma’s gericht op de samenwerking met het lokale en internationale bedrijfsleven bij ontwikkelingssamenwerking.2Met deze brief informeer ik u graag over het resultaat van deze inzet.

Uitgangspunten

Voor al deze programma’s zijn IMVO kaders opgesteld, te vinden op de websites van de uitvoerende organisaties. Met deze kaders is het bestaande toezicht op IMVO geformaliseerd en gestructureerd, waarbij de OESO-richtlijnen bij alle instrumenten als basis zijn gehanteerd. De kaders geven per instrument weer hoe de aandacht voor IMVO in de verschillende fases van het instrument (aanvraag, uitvoering, monitoring, evaluatie en afsluiting) wordt vormgegeven. Vaste elementen in alle kaders zijn:

  • een verklaring te zullen handelen conform OESO-richtlijnen

  • het uitvoeren van een risicoanalyse in de keten en een voorstel voor mitigerende maatregelen daar waar risico’s gemiddeld of hoog zijn (due diligence)

  • track record en MVO beleid van bedrijven

  • voorwaarden in de subsidiebeschikking op basis van geïdentificeerde risico’s en mitigerende maatregelen

  • een monitoringsprotocol waarmee ook op IMVO aspecten wordt gemonitord

  • meldingsplicht bij geconstateerde schendingen

De kaders zijn vormgegeven op een manier die recht doet aan het desbetreffende instrument en tegelijk bovengenoemde uitgangspunten respecteert.

Verbetertraject en proportionaliteit

Ik hecht er aan om op te merken dat de instrumenten worden ingezet in een ontwikkelingscontext. Dit brengt een spanning met zich mee tussen de praktijk in ontwikkelingslanden en de theorie van het uitsluiten van risico’s op IMVO-vlak; het werken in ontwikkelingslanden en met lokale partners impliceert immers dat omstandigheden niet altijd van meet af aan aan alle richtlijnen op het gebied van IMVO kunnen voldoen.

Met de inzet van ons bedrijfsleveninstrumentarium beoog ik juist verbeteringen aan te brengen in deze omstandigheden. De IMVO kaders doen dan ook recht aan deze context en gaan uit van een verbetertraject. Risico’s worden door de bedrijven in kaart gebracht en passende maatregelen worden getroffen. Maar wel ook op basis van proportionaliteit: daar waar risico’s klein zijn, gaan we uit van het vertrouwen in en de reputatie van het betreffende bedrijf en worden geen aanvullende verplichtingen op het gebied van IMVO opgelegd. We zetten in op een gedegen analyse van risico’s en vragen alleen om mitigerende maatregelen indien de risico’s dat rechtvaardigen. Op deze manier worden onnodige administratieve lasten voor het bedrijfsleven voorkomen.

Tot slot

Ik ben verheugd over de wijze waarop alle betrokken partijen hebben meegewerkt om deze kaders op een zo helder mogelijke manier vorm te geven. De consultaties met het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven, en uiteraard ook de uitvoerende organisaties Agentschap NL, FMO, IDH, CBI en PUM, hebben mijns inziens geleid tot een goede formalisering van IMVO in het bedrijfsleveninstrumentarium. Hiermee is een belangrijke stap gezet om de vrijwillige OESO-richtlijnen voor multinationals integraal op alle bedrijfsleveninstrumenten toe te passen, ook voor het MKB en voor lokale bedrijven. Ik blijf de komende periode uiteraard in nauw contact met de uitvoerende organisaties om te bezien hoe de uitwerking in de praktijk beloopt.

Tot slot informeer ik u graag dat voor de bedrijfsleveninstrumenten die met niet-OS-middelen worden gefinancierd, die nu ook onder mijn verantwoordelijkheid vallen, uiterlijk deze zomer eveneens MVO kaders zullen worden opgesteld en gepubliceerd.

Het belang dat ik hecht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen – een thema dat zich in de kern van mijn gecombineerde portefeuille van handel en ontwikkelingssamenwerking bevindt – komt hiermee tot uitdrukking. Ik zie uit naar verder overleg met u tijdens het AO over MVO op 7 maart aanstaande.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Kamerstuk 31 250 nr. 97

X Noot
2

PSI, FMO-ODA fondsen (IDF, AEF en MASSIF), CBI, PUM, ORIO, IDH, FDW, FDOV en overige PPP’s

Naar boven