31 247
Wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (uitvoeringstechnische wijzigingen)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet bevordering eigenwoningbezit te wijzigen teneinde een aantal uitvoeringstechnische wijzigingen door te voeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet bevordering eigenwoningbezit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel j wordt «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door: Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

b. Na onderdeel j wordt onder lettering van de onderdelen k tot en met q als l tot en met r een onderdeel ingevoegd, luidende:

k. opslagpercentage: percentage waarmee de financieringslastnorm ten hoogste kan worden vermeerderd;.

c. Onderdeel m (nieuw) komt te luiden:

m. peiljaar: kalenderjaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar;.

2. In het tweede lid wordt «de artikelen 17 en 20» vervangen door: artikel 20.

B

In artikel 2, derde lid, wordt «1 januari van het peiljaar» telkenmale vervangen door: de datum van de offerte voor een hypothecaire lening ter verkrijging van de onder auspiciën van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek Garantie.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het toetsinkomen, bedoeld in deze wet en de daarop berustende bepalingen, is de ten aanzien van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner berekende som van de toetsinkomens in de zin van de voorwaarden en normen voor de onder auspiciën van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek Garantie, zoals deze jaarlijks in de Staatscourant worden gepubliceerd.

2. In het tweede lid vervalt: als bedoeld onder a van dat lid.

3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De inspecteur, onder wie de eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort krachtens artikel 3, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ressorteert voor de heffing van de inkomstenbelasting, verstrekt op verzoek van Onze Minister, van de desbetreffende eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort, aan Onze Minister:

a. indien over het kalenderjaar waarin die eigenaar-bewoner de eigenwoningbijdrage heeft aangevraagd en de woning in eigendom heeft verkregen een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat in die aanslag is opgenomen of zoals dat bij beschikking is vastgesteld;

b. indien over het kalenderjaar waarin die eigenaar-bewoner de eigenwoningbijdrage heeft aangevraagd en de woning in eigendom heeft verkregen geen inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat blijkt uit de jaaropgaven over het jaar waarin de woning in eigendom is verkregen, vermeerderd met het belastbare loon waarover in dat jaar loonbelasting is nageheven.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «eigenaar-bewoner» toegevoegd: in het peiljaar.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De inspecteur, onder wie de eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort krachtens artikel 3, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ressorteert voor de heffing van de inkomstenbelasting, verstrekt op verzoek van Onze Minister over het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin die eigenaar-bewoner de eigenwoningbijdrage heeft aangevraagd, het vermogen, bedoeld in het tweede lid, van de desbetreffende eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort, aan Onze Minister.

E

Artikel 6, zesde lid, eerste volzin, komt te luiden: Bij ministeriële regeling:

a. kan een bedrag worden vastgesteld, dat gedurende een kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van eigenwoningbijdragen krachtens deze wet,

b. kan worden bepaald dat, indien een zodanig bedrag in een kalenderjaar niet geheel aan die verstrekking wordt besteed, het niet bestede bedrag wordt toegevoegd aan het bedrag voor het direct daaropvolgende kalenderjaar, en

c. kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de loting van gelijktijdig ingediende aanvragen om toekenning van een eigenwoningbijdrage.

F

Artikel 10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt «artikel 3, eerste lid, onder a» vervangen door: artikel 3, eerste lid.

2. In de tweede volzin wordt «artikelonderdeel» vervangen door: artikellid.

G

In artikel 15, tweede lid, wordt «kan worden aangepast» vervangen door: wordt met ingang van 1 januari van elk jaar gewijzigd.

H

Artikel 17 vervalt.

I

In artikel 24, eerste lid, aanhef, vervalt: , behalve bij een primaire toekenning,.

J

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «peiljaar» telkenmale vervangen door: bijdragejaar.

2. In het tweede lid wordt «aangepast» vervangen door: gewijzigd.

K

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, eerste volzin, komt te luiden: Bij ministeriële regeling wordt een opslagpercentage vastgesteld.

2. In het vierde lid wordt «1 juli» vervangen door «1 januari» en «aangepast» door: gewijzigd.

3. In het zevende lid wordt «1 juli» vervangen door: 1 januari.

L

In de artikelen 30, tweede lid, en 40, tweede en vierde lid, wordt «artikel 3, eerste lid, onder a» vervangen door: artikel 3, eerste lid.

M

In de artikelen 30, derde lid, en 40, derde lid, wordt «het in artikel 29, tweede lid, eerste volzin, bedoelde percentage» vervangen door: het opslagpercentage.

N

In artikel 40, tweede lid, wordt «aangepast aan» vervangen door: gewijzigd met.

O

Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden: HOOFDSTUK 6. WIJZIGING VAN BEDRAGEN EN FACTOREN.

P

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 41. Wijziging.

2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De eerste volzin komt te luiden: Bij ministeriële regeling wordt elk jaar, met ingang van 1 januari, het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onder a (maximale koopsom), gewijzigd met de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de bouwkosten.

b. De tweede volzin vervalt.

3. Het tweede lid komt te luiden:

2. Bij ministeriële regeling wordt elk jaar, met ingang van 1 januari, het bedrag, genoemd in artikel 29, tweede lid, gewijzigd met de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens) in het jaar voorafgaand aan het peiljaar, als in januari van dat peiljaar in de Staatscourant bekendgemaakt.

4. In het derde lid wordt «aangepast» vervangen door: gewijzigd.

5. In het vijfde lid wordt «1 juli» vervangen door «1 januari» en «1 mei» door: 1 november.

6. In het zesde lid wordt «aanpassing» vervangen door: wijziging.

Q

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. De aanvraag voor een toekenning dient ten minste te vermelden:

a. het huishouden, bedoeld in artikel 2, derde lid;

b. het toetsinkomen, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

c. het toetsvermogen, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

2. Na het vierde lid worden onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zevende en achtste lid twee leden ingevoegd, luidende:

5. Bij de aanvraag voor een primaire toekenning worden ten minste afschriften van de navolgende stukken gevoegd:

a. de koopovereenkomst;

b. de offerte, bedoeld in het eerste lid, waarin is aangegeven dat de hypothecaire lening wordt verstrekt onder de garantie, bedoeld in artikel 10;

c. de gegevens betreffende het toetsinkomen in de zin van de voorwaarden en normen, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

6. Bij de aanvraag voor een andere toekenning dan een primaire worden ten minste de gegevens, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, gevoegd.

R

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onze Minister beslist op aanvragen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, in volgorde van ontvangst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de datum waarop de aanvraag is aangevuld geldt als datum van ontvangst.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.

S

In de artikelen 44, eerste lid, en 50, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 43, tweede lid» vervangen door: artikel 43, derde lid.

T

Artikel 62 vervalt.

U

Artikel 65, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «aangepast» vervangen door: gewijzigd.

2. In onderdeel a wordt «aanpassingen» vervangen door: wijzigingen.

3. In onderdeel b wordt «aanpassing» vervangen door: wijziging.

ARTIKEL II

De wet van 21 december 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging van de werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit) (Stb. 734) wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II

1. Indien op voet van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals zij laatstelijk vóór de inwerkingtreding van deze wet luidde, een eigenwoningbijdrage voor een driejaarstijdvak of een bijzondere bijdrage ter tegemoetkoming in de kosten van het in eigendom verkrijgen van een woning voor een tijdvak van ten hoogste zes maanden in de zin van die wet is toegekend, worden daaropvolgende eigenwoningbijdragen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a en b, en bijzondere bijdragen als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van die wet op aanvraag aan de betrokken eigenaar-bewoner in de zin van die wet toegekend op de wijze als in die wet voorzien indien aan die wet en de daarop berustende bepalingen wordt voldaan.

2. Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang van 1 juli 2007 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 juli, overeenkomstig artikel 41, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:

a. de maximale inkomensgrenzen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van die wet;

b. de maximale vermogensgrenzen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, c en d, van die wet;

c. de minimaal vereiste inkomens, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die wet;

d. de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 28 van die wet, en

e. de minimum-normlast, bedoeld in artikel 29, eerste lid, formule, van die wet.

3. Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang van 1 juli 2016 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 juli, overeenkomstig artikel 41, eerste, tweede, vijfde en zevende lid, van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:

a. het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van die wet;

b. het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van die wet, en

c. het bedrag, genoemd in artikel 31, eerste lid, van die wet.

4. Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang van 1 juli 2016 en 1 oktober 2016 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober, overeenkomstig artikel 26, derde lid, van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:

a. het percentage van de normrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van die wet, en

b. het normbedrag voor de per maand te betalen spaarpremie, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van die wet.

5. Voor de toepassing van het eerste lid blijft artikel 6, zesde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat artikel komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet, buiten toepassing.

2. Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

Voor de toepassing van artikel II, eerste lid, wordt:

a. artikel 33, eerste lid, onderdeel a, van de in artikel II, eerste lid, bedoelde wet, als volgt gelezen:

a. actueel inkomen: het gezamenlijk inkomen van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner, dat wordt berekend door het netto inkomen over de eerste kalendermaand van het desbetreffende bijdragetijdvak te vermenigvuldigen met 12;

b. artikel 33, derde lid, van die wet als volgt gelezen:

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de bepaling van het actueel inkomen.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2008, waarbij artikel II terugwerkt tot en met 1 januari 2007. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2007, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, waarbij artikel I terugwerkt tot en met 1 januari 2008 en artikel II terugwerkt tot en met 1 januari 2007.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

Naar boven