31 239
Stimulering duurzame energieproductie

nr. 71
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2009

Zoals in de brief van 30 juni 2008 in het draaiboek windenergie op zee door de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat aan u voorgelegd, ben ik voornemens in november dit jaar een SDE-tender te starten voor windenergie op zee. In deze brief, die mede namens de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat is opgesteld, informeer ik u over de hoofdlijnen van deze regeling.

Planning

U heeft mij tijdens het algemeen overleg over Net op zee en diverse mijnbouwactiviteiten op 3 september 2009 gevraagd naar de bescherming van de kleine mantelmeeuw. Ik kan u melden, dat de minister van LNV voornemens is in het definitieve aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Zwanenwater en Pettemerduinen geen instandhoudingsdoelstelling voor de kleine mantelmeeuw (als broedvogel) op te nemen. Het is gebleken dat deze soort zich niet kwalificeert te worden opgenomen in het aanwijzingsbesluit, aangezien van de kleine mantelmeeuw niet minimaal 1% van de landelijke broedpopulatie in het desbetreffende gebied voorkomt. Daarnaast zijn er op de negatieve ontwerpbesluiten voor de windparken uitgebreide zienswijzen ingediend met onder andere nieuwe informatie over scheepvaart. Door deze nieuwe informatie op beide terreinen kunnen wellicht meer vergunningen worden afgegeven dan aanvankelijk gedacht bij de voorlopige beslissing. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat zal de voorlopig afgewezen vergunningaanvragen opnieuw bezien op deze nieuwe informatie. Als dit leidt tot additionele vergunningverlening naast de negen vergunningen die voorlopig zijn verleend, zal deze de procedures van inzage moeten volgen. Dit zal er dan toe leiden, dat de laatste vergunningen pas in de loop van december kunnen worden afgegeven. Ik ben bereid daarop de planning van de tender aan te passen. Ik start de tender dan zes tot acht weken later dan voorzien en ik hoop in de tweede helft van mei de beslissing te kunnen nemen op subsidieaanvragen in de tender. Dit is maximaal twee maanden later dan in het draaiboek van 30 juni 2008 is aangegeven.

Een subsidieaanvraag dient vergezeld te gaan van een Wbr-vergunning die door Verkeer en Waterstaat wordt afgegeven. Het is de bedoeling dat aanvragen kunnen worden ingediend zodra Verkeer en Waterstaat de laatste beslissing zal hebben genomen op de aanvragen van partijen voor een Wbr-vergunning. Naar verwachting zal dat uiterlijk 18 december aanstaande het geval zijn. Er zullen voldoende Wbr-vergunningen worden afgegeven voor een subsidieverdeling op basis van een tender.

Zoals in het draaiboek van 30 juni 2008 aangegeven bestaat het risico, dat beroep wordt aangetekend tegen een afgegeven Wbr-vergunning. In dat geval doet een subsidieaanvraag op basis van die vergunning wél mee aan de tender, maar zal de start van het project zeer waarschijnlijk ná de definitieve uitspraak van de rechter liggen.

Budget

Voor de tender is een budget beschikbaar, waarmee volgens de ECN-ramingen van begin dit jaar 450MW aan windenergie op zee kan worden gesubsidieerd. Met het aanvullend beleidsakkoord is aan dit budget een bedrag van € 160 mln per jaar voor de duur van 15 jaar toegevoegd, waarmee volgens dezelfde ramingen 500MW extra kan worden gesubsidieerd. Inmiddels heeft ECN nieuwe ramingen gemaakt, waarin de kosten voor windenergie per KWh op zee hoger uitvallen. Dit leidt in eerste instantie rekentechnisch tot minder megawatten windvermogen op zee. In een tender mag evenwel worden verwacht dat partijen een scherpe subsidieaanvraag zullen doen om kans te maken op een deel van het beschikbare budget. Pas na de tender kan worden vastgesteld, hoeveel MW aan windenergie op zee daadwerkelijk kan worden gesubsidieerd.

Rangschikking

Het principe van de tender is, dat subsidieaanvragen worden gerangschikt naar tenderbedrag (de benodigde totale vergoeding – d.w.z. de som van elektriciteitsopbrengst en subsidie – per kWh), waarbij het laagste tenderbedrag bovenaan in de rangschikking komt. Eerder heb ik u gemeld dat ik in de tender een correctiefactor voor afstand zal opnemen. Deze correctiefactor wordt toegepast op het door de aanvrager ingediende tenderbedrag. Het aldus gecorrigeerde tenderbedrag is uitsluitend bepalend voor de plaats in de rangschikking en wordt niet gehanteerd voor hoogte van de daadwerkelijk te verstrekken subsidie. De subsidie wordt verstrekt op basis van het verschil tussen het door de aanvrager opgegeven – en dus niet voor afstand gecorrigeerde – tenderbedrag en de van toepassing zijnde prijs van elektriciteit. De correctiefactor voor afstand is door ECN bepaald op grond van het kosteneffect van het verschil in (minimale) kabellengte tussen het dichtstbijzijnde en het verst gelegen windpark dat een Wbr-vergunning heeft aangevraagd. Deze correctiefactor start vanaf 25km lengte met een factor € 0,00125/kWh en loopt elke 5 km op met deze factor tot een maximum van € 0,01625/kWh bij een afstand van meer dan 85 km. De afstand per windpark wordt bepaald door de coördinaten in de Wbr-vergunning van het transformatorstation in het windpark tot aan het aanlandingspunt en is daarmee objectief te bepalen.

Subsidieaanvragers kunnen hun tenderbedrag opgeven tot zes cijfers achter de komma. Mochten desondanks twee of meer aanvragen resulteren in exact hetzelfde tenderbedrag na afstandcorrectie, dan wordt de volgorde in de rangschikking van deze aanvragen bepaald door loting.

De hoogte van het gepubliceerde budget is bepalend voor de mogelijkheden tot het afgeven van subsidiebeschikkingen. In volgorde van de rangschikking, te beginnen bij de hoogst gerangschikte aanvraag, wordt subsidie toegekend zolang de betreffende aanvragen in hun geheel kunnen worden gehonoreerd. Als het budget dan nog niet is uitgeput, rest er onvoldoende budget om de dan eerstvolgende aanvraag in zijn geheel te honoreren. In dat geval krijgt de indiener van die aanvraag de gelegenheid om het park tegen het opgegeven tenderbedrag te realiseren met het resterende budget, eventueel aangepast in vergelijking met het oorspronkelijk ingediende plan.

Indien de betrokken indiener geen gebruik maakt van deze gelegenheid het park te realiseren, dan ontvangt volgende aanvrager in de rangschikking een beschikking (als deze aanvraag wel geheel binnen het rest budget past) of krijgt ook hij de gelegenheid om met het restbudget zijn project – eventueel aangepast – uit te voeren. Deze procedure herhaalt zich tot ofwel het budget volledig is uitgeput, dan wel alle gerangschikte aanvragen aan de orde zijn geweest.

Om de kans te vergroten op enerzijds een maximale uitputting van het budget en anderzijds het door de kandidaten verkrijgen van subsidie voor een zo passend mogelijke projectconfiguratie is het mogelijk om aanvragen in te dienen voor meerdere configuraties per Wbr-vergunning.

Uitvoeringsovereenkomst

Een tender dwingt subsidieaanvragers om een scherpe calculatie te maken van de kosten voor het realiseren van een windpark en van het tenderbedrag. Dit kan er toe leiden dat – om kans op subsidietoekenning te vergroten – een dusdanig laag tenderbedrag wordt ingediend dat tijdens de uitvoering blijkt, dat het project niet kan worden uitgevoerd. Om dergelijke onrealistische subsidieaanvragen te ontmoedigen, wil ik een uitvoeringsovereenkomst sluiten met de partijen, die op grond van deze tender een SDE-subsidiebeschikking krijgen. In deze uitvoeringsovereenkomst is een bankgarantie voor € 20 mln opgenomen. Dit bedrag vervalt aan de Staat indien het project de bouwfase niet bereikt.

Consultatie

Tijdens de consultatie van mijn voornemens ten aanzien van de tender heeft een aantal belanghebbende partijen gereageerd.

Een deel van de reacties betrof de toelichting op de regeling, die ik op grond hiervan heb verbeterd. Een deel van de reacties betrof de zorg inzake de omvang van het beschikbare budget en de hoogte van het maximum tenderbedrag, die beide ten tijde van de consultatie nog niet bekend waren. Ik kan geen ander budget vaststellen, dan er beschikbaar is. Artikel 19 van het Besluit SDE schrijft de wijze van vaststelling van het maximum tenderbedrag voor.

Uit een deel van de reacties zijn specifieke aandachtspunten voortgevloeid.

– Zo zijn de meningen over afstandcorrectie en het maximum aantal vollasturen verdeeld (afhankelijk van de specifieke belangen van de aanvrager). Ik heb eerder toegezegd en onderbouwd waarom ik de afstandcorrectie zal hanteren. Voor de hoogte van de correctie baseer ik me hierbij op de berekeningen van ECN. Over de vollasturen dient nog een besluit te worden genomen. Bij de besluitvorming zullen de opmerkingen daarover tijdens de consultatie uiteraard worden meegenomen;

– Ook zijn er verzoeken binnengekomen om indexering of een «potje onvoorziene kosten» i.v.m. hogere kosten van financiering indien de risico’s van prijsstijgingen bij de markt liggen. Indexering en een apart potje «onvoorzien» zouden het budget voor de tender beperken en bovendien zou indexering leiden tot een «open einde beschikking». Deze verzoeken kan ik dus niet honoreren;

– Verder is gevraagd, of de planning mag worden aangepast c.q. de bankgarantie kan worden afgegeven indien het onherroepelijk worden van de Wbr-vergunning vertraagt. Artikel 62 van het Besluit SDE biedt de mogelijkheid daar afdoende rekening mee te houden

– Tot slot zijn er vragen gesteld omtrent de duur van de termijn waarbinnen aanvragen om subsidie moeten zijn ingediend. Met de planning als in de derde alinea van deze brief weergegeven, wordt hierop antwoord gegeven.

Tot besluit deel ik u mede dat het mijn voornemen is om de regeling half oktober in de Staatscourant te publiceren, zodat partijen voldoende tijd hebben om kennis te nemen van de definitieve tenderregeling en op basis daarvan hun aanvraag voor te bereiden.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven