Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2018
In het ordedebat van 20 december jl. heeft het lid Van der Lee mij verzocht om een
brief over het windpark Westermeerwind (Handelingen II 2017/18, nr. 37, item 5). Dit naar aanleiding van het artikel «Royale windsubsidie zorgt voor oorlog in de
polder» (Financieel Dagblad 19 december 2017).
Het Windpark Westermeerwind heeft in 2010 een SDE-beschikking ontvangen en aanvullend
is een innovatieve investeringssubsidie verleend van maximaal 92 miljoen euro.
De innovatieve investeringssubsidie is destijds toegekend omdat het om een grootschalig
wind op land project ging van in totaal 144 MW met specifieke kenmerken waarmee de
SDE als een generieke subsidieregeling geen rekening kon houden. Zo was het op dat
moment nieuw om in het water van het IJsselmeer zo’n grootschalig project te bouwen
waardoor de technieken en methodes voor het plaatsen van molens in ondiepe wateren
nog niet waren uitontwikkeld. Er werd verwacht dat aannemers een hogere risico-opslag
zouden berekenen vanwege de nieuwe of aangepaste technieken en methodes die gebruikt
moesten worden om dit project te realiseren. Ook werd verwacht dat de financiering
van een dergelijk nieuw en innovatief project door banken kritisch zou worden beoordeeld
waardoor extra risico-opslagen zouden gelden en/of meer kosten gemaakt zouden moeten
worden voor verzekeringen dan wel risico-mitigatie.
Er bestond toen nog geen aparte categorie in de SDE voor molens in het water.
De subsidies zijn in 2011 in het kader van het Milieusteunkader getoetst bij de Europese
Commissie. Op 22 december 2011 heeft de Europese Commissie ingestemd met deze staatssteun.
Uitgangspunt van de Europese Commissie – dat ik van harte onderschrijf – is dat er
door de stapeling van verschillende subsidies geen overcompensatie mag plaatsvinden.
Daarom is in de beschikking opgenomen dat de Nederlandse autoriteiten voor het aangemelde
project een cumulatietoets uitvoeren één jaar na de datum van ingebruikname van de
installatie.
Dit tijdstip is gekozen omdat dan pas de investeringskosten te bepalen zijn en duidelijk
is hoeveel investeringssteun het project daadwerkelijk nodig heeft.
Bovengenoemde cumulatietoets op het Milieusteunkader voor dit project wordt dit voorjaar
uitgevoerd en afgerond. Het uitgangspunt was en is dat overcompensatie wordt voorkomen.
Eventuele overcompensatie zal worden weggenomen door het verminderen van de uiteindelijk
uit te betalen SDE-subsidie. Mocht er sprake zijn van overcompensatie, zal het aantal
MWh dat over de totale subsidieperiode in aanmerking komt voor subsidie, worden beperkt.
Het uiteindelijke SDE-subsidiebedrag kan overigens pas na afloop van de subsidieperiode
voor het project worden bepaald. Op dat moment is immers bekend hoeveel inkomsten
het project heeft verkregen uit de verkoop van elektriciteit en dus op hoeveel compensatie
van de onrendabele top het recht heeft.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes