31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 135 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 mei 2012

Naar aanleiding van uw brief d.d. 1 februari 2012 betreffende bovenvermeld onderwerp treft u hieronder de informatie aan over de windmolenparken in het gebied rond de N33 te Groningen en Drenthe waarom de kamer heeft verzocht.

Op bijgaand kaartje is een overzicht opgenomen van windparken die in deze omgeving zijn geprojecteerd1.

Omschrijving initiatieven

In het betrokken gebied wordt momenteel voor 2 windmolenparken de Rijkscoördinatieregeling (RCR) toegepast voor het verlenen van de benodigde vergunningen en de (rijks)inpassingsplannen.

Het gaat om windpark Drentse Monden–Oostermoer (ca. 450–600 MW) gelegen in de gemeenten Borger-Odoorn en Aa en Hunze en Windpark N33 (ca. 150 MW) gelegen in de gemeenten Veendam en Menterwolde.

Voor beide locaties dient een Milieueffectrapportage (MER) te worden opgesteld en in beide gevallen is de Notitie Reikwijdte en detailniveau voor de MER reeds gepubliceerd. Voor beide windparken is de reactietermijn voor het indienen van zienswijzen inmiddels gesloten.

Beide parken vallen onder de RCR omdat het gaat om voornemens tot de aanleg van windmolenparken met een een omvang groter dan 100 MW. Dit betekent dat het Rijk verantwoordelijk is voor de vaststelling van het inpassingsplan en de coördinatie van de vergunningverlening.

Bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak

Voor wat betreft het bestuurlijk draagvlak voor deze locaties merk ik op dat beide parken zijn gepland in gebieden die door de provincies zijn aangewezen als zoekgebied voor windenergie (Drenthe) of als concrete windmolenlocatie (Groningen). Beide gebieden maken ook deel uit van het bod dat de gezamenlijke provincies in IPO-verband aan het Rijk hebben gedaan om de taakstelling van 6 000 MW aan windenergie in te vullen voor 2020.

De betrokken gemeenten in de provincie Groningen, Veendam en Menterwolde, zijn het niet  eens  met de door de provincie aangewezen locatie langs de N33. In Drenthe is, zowel bij de provincie als de gemeenten, niet het zoekgebied punt van discussie maar de schaal/omvang van het beoogde windmolenpark. De door de initiatiefnemers ingebrachte voorstellen zijn namelijk groter dan de bijdrage die Drenthe wil leveren (280 MW) aan het bereiken van de landelijke doelstelling voor windenergie.

In het kader van de Rijkscoördinatieregeling zijn er verschillende (inspraak) momenten waarop actief contact met de bevolking wordt gezocht. Daarnaast zullen, ten behoeve van de vergroting van het maatschappelijk draagvlak, door de initiatiefnemers participatiemogelijkheden worden aangeboden. In welke vorm en omvang is nog onderwerp van nadere studie en mede afhankelijk van de daadwerkelijke omvang van de te realiseren windparken. Overigens zal ik ook in het kader van de Structuurvisie Wind op land onderzoeken en vastleggen welke mogelijkheden er zijn om te participeren in windmolenparken, dit om het maatschappelijk draagvlak voor windenergie te verbreden.

Alternatieve locaties.

Voor beide windparken is ter voorbereiding van de besluitvorming omtrent inpassing een Milieueffectrapport noodzakelijk. In dat kader wordt onderzoek verricht naar alternatieve locaties. Voor wat betreft windpark N33 zullen daarbij ook de locaties worden betrokken die door de gemeenten Veendam en Menterwolde in de zienswijzen op de Notitie Reikwijdte en detailniveau naar voren zijn gebracht. Tevens zal er in beide milieueffectrapportages aandacht zijn voor het feit dat de locaties in de onmiddellijke nabijheid van elkaar zijn gelegen. Het zal daarbij met name gaan om effecten op het landschap, i.c. het veenkoloniaal gebied van Groningen en Drenthe. In beide rapportages zal in een gemeenschappelijk hoofdstuk uitgebreid aandacht aan dit aspect worden besteed.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen- Maas Geesteranus


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven