31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 116 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2011

In uw brief van 13 april jl. (2011Z07455/2011D19360) verzoekt u mij uw Kamer een kabinetsreactie te sturen op het briefadvies van de Energieraad over de beleidsinstrumenten voor hernieuwbare elektriciteit. Met deze brief kom ik aan dat verzoek tegemoet.

In z’n algemeenheid ziet het kabinet het advies van de Energieraad als een ondersteuning van zijn beleid om te voldoen aan de Europese verplichtingen voor hernieuwbare energie, waarin wordt ingezet op de goedkoopste opties en de introductie van meer marktwerking daarin, naast innovatiebeleid dat gericht is op het goedkoper maken van de dure opwektechnieken.

Het kabinet is het eens met de Energieraad dat het daarbij gesteld staat voor de opgave een beleid te voeren dat de markt stimuleert de benodigde investeringen te doen. De SDE+ beoogt hiervoor de noodzakelijke prikkels te geven. Daarnaast verkent het kabinet de mogelijkheden die er bestaan onder de flexibele mechanismen in de richtlijn voor het uitvoeren van gezamenlijke hernieuwbare energieprojecten met andere lidstaten en de import van hernieuwbare energie. Het PBL zal een analyse uitvoeren van de effecten van beleidskeuzes op het halen van de doelen voor hernieuwbare energie in 2020 en van de kostenefficiëntie van deze keuzes.

De Energieraad geeft aan de SDE+ als een goede stap te beschouwen en doet een aantal aanbevelingen voor verdere optimalisatie. Het kabinet is blij met deze steun en zal de aanbevelingen bestuderen. Overigens is het kabinet van mening dat er in de SDE+ al sprake is van één budget waarin alle technieken kunnen concurreren en dat in die zin de budgetten per techniek al zijn losgelaten. Verder noemt de Energieraad het een verbetering als elektriciteitsleveranciers verantwoordelijk worden voor de verduurzaming. Dat geldt dan alleen voor duurzame elektriciteit. Daarmee gaat de Raad niet in op de wijze waarop de goedkopere opties als groen gas en duurzame warmte zouden moeten worden gestimuleerd. In de SDE+ wordt deze integrale afweging tussen alle duurzame energieopties wel gemaakt.

Ten aanzien van een leveranciersverplichting adviseert de Energieraad deze op termijn in te voeren. De raad geeft echter wel een aantal randvoorwaarden mee en beveelt aan de vormgeving ervan grondig te bestuderen en voor te bereiden, overigens zonder hiervoor zelf concrete voorstellen te doen.

Zoals ik u eerder heb gemeld onderzoekt het kabinet momenteel de mogelijkheden voor een hernieuwbaar energiebeleid dat meer is gebaseerd op verplichtingen. Dit betreft echter een zeer ingrijpende wijziging van het stimuleringsbeleid, waarbij niet over één nacht ijs kan worden gegaan. De Energieraad merkt daarbij op dat bij de SDE+ de overheid en consument het beste af zijn en bij een leveranciersverplichting de producent van duurzame energie. Redenen dus voor een zorgvuldige afweging. In dat kader ben ik hierover ook met de energiesector in gesprek, zoals ik in het Algemeen Overleg Energie van 30 maart jl. al meldde. Zodra deze besprekingen tot een conclusie leiden zal ik u daarover informeren.

Ik hoop u hiermee voor dit moment voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven