31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 104 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2011

Tijdens het Algemeen Overleg op 1 februari 2011 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de uitkomsten van het gesprek met partijen die betrokken zijn bij het windpark Noordoostpolder.

Verloop van de gesprekken

Zoals gemeld tijdens dit Algemeen Overleg heb ik op 27 januari 2011 een constructief gesprek gevoerd met burgemeester en wethouders van de gemeente Urk over het windpark Noordoostpolder. Nadat de gemeente Urk tot dat moment alleen tegen het windpark is geweest, was het positief dat de gemeente Urk nu voor het eerst wil meedenken over de vormgeving van het windmolenpark in de Noordoostpolder.

We hebben goed naar elkaar geluisterd. Ik heb toegezegd navraag te doen bij de initiatiefnemers, de provincie en betrokken gemeenten over de door Urk aangedragen varianten, zonder daarbij verwachtingen te willen wekken. De procedure bevindt zich immers in een afsluitende fase, en er zijn de afgelopen jaren over en weer verplichtingen aangegaan en verwachtingen gewekt. Ik heb daarom de voorwaarden gesteld dat de realisatie van het windpark hier niet verder door wordt vertraagd, er vanuit het Rijk geen extra middelen beschikbaar komen, en een eventueel alternatief binnen de ruimte van het beoogde park past.

Op 10 februari spraken ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met een afvaardiging van het college van burgemeester en wethouders. Diezelfde dag hebben ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie deze wensen van Urk voorgelegd aan vertegenwoordigers van de provincie Flevoland, de gemeente Noordoostpolder en de Koepel Windenergie Noordoostpolder. Op 15 februari heeft een afrondende, gezamenlijke bespreking tussen dezelfde partijen plaatsgevonden.

Aangedragen varianten

Met betrekking tot de ideeën van Urk, Dronten en Lelystad, zoals die in het Algemeen Overleg van 1 februari aan de orde kwamen, kan ik opmerken dat op de IJsselmeerdijk windmolens staan die in handen zijn van Vattenfall/NUON. Vattenfall/NUON heeft een verzoek bij mij ingediend om de rijkscoördinatieregeling te starten voor de vervanging en opschaling van deze windmolens. Het initiatief van Vattenfall/NUON bevindt zich daarmee in de beginfase. Het verplaatsen van windmolens naar deze locatie leidt per saldo tot minder windmolens en tot aanzienlijke vertraging, en is daardoor dus geen alternatief.

In alle gevoerde gesprekken spitste de discussie zich toe op twee rijen van vier zo dicht mogelijk bij de Ketelbrug, in plaats van één rij van acht molens langs de Zuidermeerdijk zoals thans voorzien. RWE/Essent ontwikkelt dit deel van het windpark. Andere varianten, waaronder ideeën van Urk, Dronten en Lelystad, zijn niet meer ter sprake gebracht.

Uit de afrondende, gezamenlijke bespreking van 15 februari concludeer ik dat de twee-keer-vier variant niet past binnen de vastgestelde geluidsnormen, indien de tweede rij van vier molens landinwaarts zou worden geplaatst. Indien de tweede rij in het water zou worden geplaatst, dan nemen de kosten van het park toe. Urk zal dit punt zelf met RWE/Essent bespreken, en bezien of dit onderling kan worden opgevangen. Het is verder aan deze partijen om tot overeenstemming te komen.

Flankerende wensen

Urk heeft aandacht gevraagd voor de havenfaciliteiten die benodigd zijn voor de aanleg van het park en de werkgelegenheidsaspecten van het park inclusief het bevorderen van toerisme.

Een eventuele aanleg van een nieuwe haven nabij Urk kan bijdragen aan de verbreding van het economisch profiel van de gemeente. In 1999 is door Arcadis een uitvoerig haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd. Toen bleek dat de aanleg van een nieuwe haven economisch niet verantwoord was. Er loopt nu een haalbaarheidsonderzoek naar het ontwikkelingsperspectief van een nieuwe haven nabij Urk. Ik wacht samen met de provincie de resultaten van het thans lopende onderzoek met belangstelling af. Zonodig ben ik bereid om ook hier een faciliterende rol in te spelen.

Het toerismebeleid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie richt zich op het bevorderen van inkomend toerisme door middel van de internationale marketing van Nederland in het buitenland. Ik zal de sterke punten van Urk onder de aandacht brengen in binnen- en buitenland wanneer deze mogelijkheid zich voordoet. Voor toeristische ontwikkeling in specifieke plaatsen of regio’s ligt de verantwoordelijkheid primair bij de lokale overheid zelf. Tussen de provincie Flevoland en RWE/Essent is overeengekomen dat RWE/Essent jaarlijks een bedrag beschikbaar zal stellen voor gebiedsgebonden projecten en/of activiteiten. Er is afgesproken dat de gemeenten Noordoostpolder en Urk zullen bezien hoe deze gebiedsgebonden bijdrage kan worden ingezet voor bijvoorbeeld toerisme.

De ontwikkeling van het windpark levert ook andere economische kansen op voor Urk. De Koepel Windenergie Noordoostpolder is al in gesprek met de bedrijvenkring Bedrijven Actief Noordoostpolder en bedrijvenkring Urk, onder andere over de vestigingsplaats van een definitief onderhoudscentrum. Daarnaast ontwikkelt de Koepel Windenergie Noordoostpolder mogelijkheden voor participatie door de bevolking en maakt hierover afspraken met de gemeente Urk. Alle inwoners van Urk zullen in staat gesteld worden te participeren in het windmolenpark.

Ik constateer dat nog over de twee-keer-vier variant gesproken wordt tussen de gemeente Urk en RWE/Essent. Ik wacht de uitkomsten met belangstelling af, waarbij mijn gestelde voorwaarden onverkort blijven gelden. Daarnaast ben ik verheugd dat we met Urk in gesprek konden over andere voordelen die Urk kan hebben bij dit park.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven