31 220
Uitvoering van richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 september 2006 (PbEU L 264) tot wijziging van richtlijn 77/91/EEG betreffende de oprichting van naamloze vennootschappen en de instandhouding en wijziging van hun kapitaal

nr. 20
AMENDEMENT VAN HET LID VOS

Ontvangen 14 april 2008

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel G, wordt aan het vijfde lid van artikel 98c een volzin toegevoegd, luidende: In afwijking van de vorige volzin wordt in het geval aandelen of certificaten van aandelen van de vennootschap zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dan wel op een multilaterale handelsfaciliteit als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht het besluit tot goedkeuring genomen met ten minste 95 procent van de uitgebrachte stemmen.

Toelichting

Het amendement strekt ertoe om in het voorgestelde artikel 2:98c, lid 5, BW opgenomen vereiste dat de goedkeuring door de algemene vergadering van een besluit van het bestuur om leningen te verstrekken aan derden moet worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen aan te scherpen voor de zogenoemde «beursvennootschappen». De risico’s van het verstrekken van leningen aan derden door beursvennootschappen zijn werknemers en minderheidsaandeelhouders groot. Het verstrekken van leningen zou er bijvoorbeeld toe kunnen leiden dat het bestuur van de vennootschap besluit om een bepaalde (activistische) belegger een lening te verstrekken om alle aandelen in de vennootschap op te kopen. De belangen van werknemers en minderheidsaandeelhouders kunnen hierdoor worden geschaad. Daarnaast behoort een niet-financiële vennootschap zich toe te leggen op het vervaardigen van (branchespecifieke) producten en diensten en niet op het verstrekken van leningen. Niettemin is het denkbaar dat de overgrote meerderheid van de aandeelhouders in een concrete situatie geen bezwaar hebben tegen het verstrekken van een lening. Om te bereiken dat aan de werknemers en aandeelhouders van een beursgenoteerde vennootschap een voldoende mate van bescherming wordt geboden, is het van belang dat vrijwel alle aandeelhouders van deze vennootschap het verstrekken van leningen goedkeuren. Daartoe is vereist dat ten minste 95 procent van de stemmen die zijn uitgebracht een voorstem zijn. De besluitvorming van de algemene vergadering kan met dit percentage moeilijk worden «doorgedrukt» door bepaalde activistische aandeelhouders die zelf een groot belang hebben bij het verstrekken van de lening. Misbruik van de bevoegdheid om leningen vanuit de vennootschap te verstrekken wordt hierdoor tegengegaan Met het percentage van ten minste 95 procent van de aandelen wordt tevens aangesloten bij artikel 2 van het Vrijstellingsbesluit overnamebiedingen (Stb. 2008, 27) waarin is opgenomen dat een vrijstelling van de plicht om een openbaar bod uit te brengen geldt wanneer de algemene vergadering met 95 procent van de uitgebrachte vóór deze vrijstelling heeft gestemd. Ook wordt hiermee aangesloten bij de percentages die gelden op grond van de artikelen 2:92a BW (uitkoopregeling minderheidsaandeelhouders), 2:359c BW (uitkoopregeling minderheidsaandeelhouders na een openbaar bod) en 2:359d BW (vordering minderheidsaandeelhouders tot overneming van diens aandelen na een openbaar bod).

Vos

Naar boven