31 219
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie alsmede in verband met de herziening van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister en enkele andere wijzigingen

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 14 juni 2007 en het nader rapport d.d. 25 september 2007, aangeboden aan de Koningin door de minister van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 11 mei 2007, no. 07.001471, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregister alsmede in verband met de herziening van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister en enkele andere wijzigingen, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt tot aanpassing van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) en behelst drie wijzigingen, te weten de aanwijzing van het kentekenregister als basisregister, de herijking van het beleid ten aanzien van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister en de introductie van een wettelijke basis van het door de Dienst Wegverkeer (RDW) beheerde fietsenregister.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen over de verstrekking van gegevens aan overheidsorganen, de inspectie van het voertuig, de in het voorstel opgenomen delegatiebepalingen en het register voor fietsen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 mei 2007, nr. 07.001471, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 14 juni 2007, nr. W09.07.0119/IV, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State kan zich met de strekking van het wetsvoorstel verenigen, maar maakt een aantal opmerkingen die in het navolgende worden besproken.

1. Verstrekking van gegevens aan overheidsorganen

In artikel 41a worden twee typen overheidsorganen onderscheiden.

In de eerste plaats de overheidsorganen die bestuursorgaan zijn in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).2 Daarnaast kunnen op grond van het tweede lid door de minister van Verkeer en Waterstaat als overheidsorgaan worden aangewezen «personen of instanties die een publieke taak uitoefenen». Hiermee wordt vooral gedoeld op «privaatrechtelijke rechtspersonen die niet tot de overheid worden gerekend maar aan wie wel publieke taken zijn opgedragen», aldus de memorie van toelichting.1 De uitwerking van het nieuwe stelsel roept enkele vragen op.

Het is de Raad opgevallen dat het voorgestelde regime (verstrekkingen, tarifering) voor beide typen overheidsorganen vrijwel gelijk is. Het enige, maar wel ingrijpende verschil, betreft de mate van toezicht. Dit toezicht is, aldus de toelichting, intensiever, wanneer het betrekking heeft op organen die door de minister zijn aangewezen op grond van het tweede lid van artikel 41a. Hierop wordt namelijk een «actieve vorm van controle» door de RDW2uitgeoefend. 3 In het wetsvoorstel komt dit tot uitdrukking in artikel 45a, eerste lid.4 Als reden voor dit actievere toezicht op de als overheidsorgaan aangewezen instanties wordt gewezen op het risico van het gebruik van de gegevens voor commerciële doelen, een risico dat zich niet voordoet bij instanties die geacht worden vanuit een publieke taak te opereren.5In het kader van dat scherpere toezicht kan bijvoorbeeld de verstrekking van gegevens uit het kentekenregister achterwege worden gelaten indien dat naar het oordeel van de RDW noodzakelijk is (artikel 45a, vierde lid).6

De Raad mist concrete gegevens die de noodzaak van dit verschil in toezicht zouden kunnen aantonen. Zo wordt in de toelichting geen enkele instantie genoemd die in aanmerking zou komen om aangewezen te worden als overheidsorgaan. Evenmin is duidelijk in hoeverre het tweede lid (aanwijzing als overheidsorgaan) beoogt een voortzetting te zijn van de mogelijkheid die thans voor instanties bestaat om als «belanghebbende» in de zin van artikel 44 WVW 1994 te worden aangewezen op grond van artikel 9, onder c, van het Kentekenreglement. Hierdoor wordt niet goed zichtbaar welke vormen van misbruik van gegevens met dit scherpere toezicht moeten worden tegengegaan en hoe groot het risico in de praktijk is. In dit verband zou ook de verenigbaarheid met de Richtlijn hergebruik van overheidsinformatie7 aan de orde moeten komen. De Raad adviseert hierin in de memorie van toelichting te voorzien.

1. Het onderscheid tussen deze twee categorieën van overheidsorganen is ingegeven vanwege het verschil in karakter daartussen. De overheidsorganen die tevens bestuursorgaan zijn in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Awb zijn op grond van publiekrecht ingesteld en zijn in die hoedanigheid volledig onderworpen aan de regels van de Awb alsmede de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De kans dat dergelijke publieke organen misbruik maken van de aan hen verstrekte gegevens is daarmee beperkt. De op grond van het voorgestelde artikel 41a, tweede lid, aangewezen overheidsorganen zijn privaatrechtelijke organisaties die slechts voor een deel een publieke taak uitoefenen. Daarnaast zijn zij vaak ondernemingen die commerciële belangen hebben. De kans op belangenverstrengeling tussen hun publieke taak en commerciële belangen is aanwezig. Door middel van de aanwijzing door de minister kan vooraf getoetst worden of het noodzakelijk is dat een dergelijke instantie als overheidsorgaan wordt aangemerkt. Tevens biedt deze constructie de mogelijkheid om in geval van misbruik de aanwijzing in te trekken. Het onvoorwaardelijk beschouwen van alle privaatrechtelijke instanties die tevens een publieke taak hebben als overheidsorgaan zou te ver gaan. Dat zou immers de verplichting aan de zijde van de RDW met zich brengen om aan deze instanties onbeperkt en zonder vorm van toezicht alle gevoelige gegevens te verstrekken indien zij stellen deze gegevens nodig te hebben voor hun publieke-taakuitoefening. De groep van aangewezen overheidsorganen beoogt een voortzetting te zijn van de mogelijkheid die thans bestaat op grond van artikel 9, onderdeel c, van het Kentekenreglement (personen of instanties met een publiekrechtelijke taak). Als voorbeelden voor aan te wijzen overheidsorganen kunnen worden genoemd: TNO en gerechtsdeurwaarders en curatoren in faillissementen.

Bij het opstellen van de onderhavige wetswijziging is rekening gehouden met de richtlijn hergebruik overheidsinformatie7. Er is bewust voor gekozen de verstrekking van gegevens zo breed mogelijk te maken. Niet-gevoelige gegevens kunnen aan een ieder worden verstrekt en gevoelige gegevens worden verstrekt indien mogelijk en waar de inbreuk op privacy niet te groot is als gevolg van de verstrekking. Wat betreft het onderscheid tussen de beide categorieën van overheidsorganen geldt dat voor dat deel van hun activiteiten waarin de door de minister aangewezen instanties als overheidsorgaan functioneren, zij in dezelfde mate en op dezelfde wijze als de zuiver publiekrechtelijke overheidsorganen gegevens verstrekt krijgen. Er is bij de aangewezen overheidsorganen evenwel sprake van een grotere mate van toezicht vanwege de mogelijke belangenverstrengeling met hun commerciële activiteiten.

De memorie van toelichting is op bovengenoemde punten verduidelijkt.

2. Inspectie van het voertuig

Op grond van artikel 43g kan de RDW, indien hij gerede twijfel heeft over de juistheid van een gegeven uit het kentekenregister dat betrekking heeft op een motorrijtuig of aanhangwagen, degene aan wie het kentekenbewijs is afgegeven gelasten dat voertuig ter inspectie aan de dienst ter beschikking te stellen.

De Raad merkt op dat hiermee aan de dienst een bevoegdheid wordt toegekend, waarover in de toelichting slechts wordt gesteld dat deze noodzakelijk is omdat de RDW als beheerder verantwoordelijk is voor de juistheid van de gegevens in het basisregister dat het kentekenregister zal worden.

De Raad plaatst hierbij de volgende kanttekeningen.

Voor het toekennen van nieuwe bevoegdheden is plaats indien deze noodzakelijk zijn in het licht van de uitbreiding van de taak van de RDW als beheerder van het kentekenregister.

De Raad constateert in de eerste plaats dat de RDW ook in de huidige situatie beheerder is van het kentekenregister.1 Dit register wordt in het wetsvoorstel aangemerkt als basisregister; in samenhang daarmee worden bepaalde gegevens aangemerkt als authentieke gegevens (artikel 42a, tweede lid). Aan de inhoud en hoeveelheid van de gegevens in het register verandert echter weinig.

In de tweede plaats kan – wat de bevoegdheden van de RDW betreft – worden opgemerkt dat de dienst ook thans is aangewezen als toezichthouder op de naleving van de wet en als gevolg daarvan over de bijbehorende bevoegdheden beschikt.2

De Raad wijst in dit verband op de bevoegdheden die op grond van de Awb en de WVW 1994 aan toezichthouders zijn toegekend. Zo bevat afdeling 5.2 van de Awb onder meer de bevoegdheid inlichtingen te vorderen (artikel 5:16), gegevens in te zien (artikel 5:17) en vervoermiddelen te onderzoeken (artikel 5:19). Op grond van de WVW 1994 beschikt de toezichthouder over de bevoegdheid «zich te vergewissen van naleving van de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften en zo nodig een voertuig ten aanzien waarvan zij een onderzoek wensen in te stellen, naar een nabij gelegen plaats te voeren of te doen voeren».3

In hoeverre de bestaande bevoegdheden tekortschieten en in welke situaties zij mogelijk zullen tekortschieten na de omvorming van het kentekenregister tot basisregistratie, wordt uit de toelichting niet duidelijk. Indien er een verband is met bijvoorbeeld het vervallen van de toonplicht voor het APK-keuringsbewijs, die losstaat van de omvorming tot basisregistratie, moet dit in de toelichting als reden worden aangegeven.

De Raad adviseert de toelichting aan te vullen met een dragende motivering voor de voorgestelde nieuwe bevoegdheid.

2. De RDW is beheerder van en verantwoordelijke voor het kentekenregister. In die hoedanigheid is het van groot belang dat de RDW een specifieke vorm van toezicht kan uitoefenen op al hetgeen in paragraaf 3 van hoofdstuk IV van de WVW 1994 is neergelegd. Besloten is daarom dat het duidelijk dient te zijn welke ambtenaren het toezicht uitoefenen en over welke bevoegdheid zij daarbij beschikken. Het betreft hier andere ambtenaren dan de opsporingsambtenaren van artikel 158 en een andere vorm van toezicht. In het nieuw voorgestelde eerste lid van artikel 45a is de bevoegdheid van de RDW opgenomen om ambtenaren aan te wijzen die zich bezig houden met het toezicht. Aangezien de RDW verantwoordelijk is voor de juistheid van de gegevens die in deze basisregistratie zijn opgenomen, moet de RDW ook de bevoegdheden hebben om gegevens te controleren. Daarvoor kan het noodzakelijk zijn een voertuig te inspecteren. Dit is een andere bevoegdheid dan de bevoegdheid van artikel 158, eerste lid, jo. artikel 160, vierde lid. Artikel 160, vierde lid, ziet op geheel andere situaties, te weten het acteren door opsporingsambtenaren naar aanleiding van het staande houden van een voertuig. De bevoegdheid van artikel 45a, tweede lid, heeft betrekking op het kunnen oproepen voor inspectie van voertuigen ingeval er twijfel is over de juistheid van de gegevens zoals deze zijn opgenomen in het kentekenregister.

Teneinde de kosten van deze inspecties en de andere vormen van toezicht te financieren is in artikel 45a, derde lid, opgenomen dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen de kosten voor toezicht in rekening kunnen worden gebracht. Van het in rekening brengen van kosten zal namelijk niet altijd sprake zijn. Indien bijvoorbeeld bij inspectie blijkt dat de gegevens toch kloppen, of indien een geconstateerde onjuistheid van de gegevens in het kentekenregister de desbetreffende persoon niet kan worden aangerekend zal geen tarief in rekening worden gebracht.

In het vierde lid is de bevoegdheid tot het stopzetten van de verstrekking van gegevens door de Dienst Wegverkeer neergelegd. Deze bevoegdheid wordt hieronder in meer detail besproken onder nummer 3, onder c.

Besloten is alle onderdelen die betrekking hebben op het zorg dragen voor de juistheid van de gegevens in het kentekenregister en het toezicht op het gebruik van de gegevens uit het kentekenregister in één artikel op te nemen en wel in het nieuw voorgestelde artikel 45a. Artikel 43g kan als gevolg hiervan komen te vervallen.

3. Delegatiebepalingen

Het wetsvoorstel bevat een aantal delegatiebepalingen, waarbij de regelgevende bevoegdheid of onvoldoende wordt begrensd of waarbij de mogelijkheid van subdelegatie wordt geopend waarvan de noodzaak voor de Raad niet evident is.

De Raad wijst op de volgende voorbeelden.

(a) Artikel 42, zesde lid, bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden vastgesteld omtrent de inrichting en het beheer van het kentekenregister. Deze bepaling komt in de plaats van artikel 42, vijfde lid, WVW 1994. In laatstgenoemde bepaling ontbreekt echter de mogelijkheid van subdelegatie, terwijl uit de toelichting niet blijkt waarom deze mogelijkheid thans nodig is.

(b) Artikel 42a, vierde lid, bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gevoelige en niet-gevoelige gegevens of categorieën daarvan worden aangewezen. Blijkens de toelichting is het de bedoeling dat bij algemene maatregel van bestuur het onderscheid nader wordt uitgewerkt en dat een lijst van gevoelige gegevens zal worden vastgelegd in een ministeriële regeling.1 De Raad wijst erop dat het onderscheid voor het verstrekkingenregime van wezenlijk belang is.

(c) In artikel 45a, vierde lid, wordt, zoals in punt 1 van dit advies al is aangestipt, een vergaande bevoegdheid aan de RDW verleend om de verstrekking van gegevens stop te zetten. Omtrent deze mogelijkheid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld.

De Raad adviseert de genoemde bepalingen nader te overwegen in het licht van het beginsel dat delegatie van regelgevende bevoegdheid noodzakelijk en begrensd moet zijn.

3. a. Bij nader inzien blijkt dat deze subdelegatie niet noodzakelijk is. Artikel 42, zesde lid, is op dit punt aangepast.

b. Vanwege het wezenlijke belang van het onderscheid tussen gevoelige en niet-gevoelige gegevens is er voor gekozen de tweedeling tussen gevoelige en niet-gevoelige gegevens op wetsniveau neer te leggen, met de delegatie naar algemene maatregel van bestuur wat betreft de afbakening van de categorieën van gevoelige gegevens. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is besloten de mogelijkheid tot delegatie naar het niveau van een ministeriële regeling uit het wetvoorstel te halen. Echter, omdat het op het niveau van de gegevens om vele attributen gaat en dat deze ook met enige regelmaat kunnen wijzigen zal de lijst met gegevens via beleidsregels op gedetailleerd niveau worden ingevuld. Uiteraard moeten deze gegevens dan vallen binnen de op het niveau van de algemene maatregel van bestuur vastgestelde en duidelijk omschreven categorieën.

c. De visie dat deze bevoegdheid vergaand is wordt onderschreven. Besloten is om deze bevoegdheid niet langer te delegeren, maar op wetsniveau vast te leggen en wel in het nieuw voorgestelde vierde lid van artikel 45a. Tevens is de bevoegdheid beperkt tot het kunnen stopzetten van de verstrekking indien in strijd met het doel van de verstrekking, dan wel in strijd met de voorwaarden waaronder is verstrekt is gehandeld. Dit ter beoordeling door de Dienst Wegverkeer als verantwoordelijke voor het kentekenregister.

4. Registratie van fietsen

In artikel 70k wordt de basis gelegd voor een registratie van fietsen door de RDW. Deze dienst wordt verplicht een dergelijk register te houden. In de toelichting wordt gesteld dat de regeling strekt tot uitvoering van de motie-Van Oudenallen1 en rekening houdt met het advies van het College bescherming persoonsgegevens, dat een wettelijke basis nodig acht, wanneer gegevens uit het register openbaar zouden worden gemaakt. De Raad plaatst hierbij de volgende opmerkingen.

a. De RDW heeft sinds 2003, op grond van de Regeling taken Dienst wegverkeer, tot taak «een systeem voor de centrale landelijke registratie van fietsen in stand te houden en te beheren en daaruit het gegeven te verstrekken of een fiets als gestolen gesignaleerd is.»2 In hoeverre dit systeem reeds heeft gefunctioneerd en meer in het bijzonder wat de uitkomsten zijn geweest van de pilots, waarnaar in de motie-Van Oudenallen wordt verwezen, wordt in de toelichting niet vermeld. De Raad is van oordeel dat dit wel gewenst is. Evaluatie van alle beschikbare praktijkervaringen is een belangrijke voorwaarde om tot een afgewogen wettelijke regeling te komen.

b. Artikel 70k gaat uit van een wettelijke taak voor de RDW tot het houden van een fietsenregister. De registratie van gegevens in het register geschiedt op aanvraag en tegen betaling, op de door de RDW te bepalen wijze, van het door deze dienst voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief.3

Bij de Raad is de vraag gerezen hoe deze methode van registratie zich verhoudt tot het karakter van de door de RDW te verrichten taak. Voorkoming van diefstal en heling van fietsen, alsmede opsporing van gestolen fietsen kan als een wettelijke (publieke) taak worden beschouwd. Bij de Raad rijst bovendien de vraag wat de consequenties hiervan zijn voor de thans op markt aanwezig zijnde commerciële aanbieders van fietsenregistraties. In de toelichting wordt niet ingegaan op dit aspect. De Raad adviseert dit wel te doen en zo nodig artikel 70k aan te passen.

c. Blijkens de toelichting bij artikel 70k is het belangrijkste doel van het fietsenregister «het landelijk raadpleegbaar maken van de gegevens voor alle regiokorpsen van politie, waardoor eigenaren van gestolen fietsen kunnen worden getraceerd». In het derde lid van artikel 70k wordt echter als eerste doel genoemd «voorkoming van diefstal en heling van fietsen».

De onduidelijkheid over het doel van de fietsenregistratie leidt tot onduidelijkheid over de inhoud van het register en de openbaarheid daarvan. Indien het (hoofd)doel is het opsporen door de politie van gestolen fietsen met het doel deze terug te geven aan de eigenaar, impliceert dit het opnemen van NAW-gegevens4 van de eigenaren, derhalve persoonsgegevens die onder de werking van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) vallen. Openbaarheid voor een groter publiek van die NAW-gegevens is dan niet nodig. Wanneer het gaat om de functie van het register als instrument ter beperking van heling, en het register toegankelijk moet zijn voor een groter publiek, kan die toegankelijkheid worden beperkt tot het gegeven dat een fiets met een bepaald nummer als vermist of gestolen bekend staat (hit/no hit-systeem). Vermelding van gegevens over de eigenaar in het voor het publiek toegankelijke (deel van het) register zou bovendien in strijd zijn met artikel 11 Wbp, dat bepaalt dat persoonsgegevens slechts verwerkt mogen worden voorzover ze niet bovenmatig zijn. Het gebruik, in de toelichting, van de weinig specifieke aanduiding «diefstalgegevens» ter aanduiding van de gegevens in het register gaat voorbij aan de verschillen in soorten gegevens uit een oogpunt van privacy en openbaarheid die aan de orde zijn bij de inrichting en het beheer van dit register.

De Raad adviseert de regeling van de registratie van fietsen in het licht van het vorenstaande aan te passen en de toelichting aan te vullen.

4. a. De pilots die hebben plaatsgevonden hadden vooral als functie om de bedrijfsprocessen bij de politie klaar te maken voor aansluiting op een landelijk fietsenregister. Aangezien tot op heden slechts twee politiekorpsen zijn aangesloten met een actieve koppeling is er nog weinig bekend over de werkzaamheid van een landelijk fietsenregister.

In het Beleidsprogramma van het Kabinet Balkenende IV 2007–2011 «Samen leven samen werken» wordt fietsendiefstal met name genoemd1. Voorgenomen is het aantal fietsdiefstallen te verminderen. In 2010 en de volgende jaren moet er sprake zijn van 100 000 minder diefstallen ten opzichte van het aantal in 2006. Dit kan worden bereikt niet alleen door helers aan te pakken, maar ook door te regelen dat burgers die een fiets willen (ver)kopen zelf kunnen controleren of de fiets als gestolen geregistreerd staat. Het fietsenregister kan hierbij een belangrijke rol vervullen. De memorie van toelichting is op dit punt aangevuld.

b. Het fietsenregister wordt thans volledig uit publieke middelen betaald. Denkbaar is echter dat in de toekomst wordt gekozen voor een andere vorm van financiering, bijvoorbeeld in de vorm van vrijwillige registratie van fietsen uit voorzorg door de burger, zodat de fiets indien deze na diefstal wordt teruggevonden aan de eigenaar kan worden teruggegeven, dan wel door de fietsfabrikanten, die de kosten daarvan doorberekenen aan de klant. Tot slot is het denkbaar dat verzekeringsmaatschappijen bij hen verzekerde fietsen laten registreren. Daarom is besloten de mogelijkheid tot het in rekening brengen van een aansluittarief, een registratietarief en een tarief voor registratie of verstrekking op te nemen (artikel 70k, vierde en vijfde lid). Een aansluittarief kan door de RDW worden geheven indien ofwel een bestaande afnemer zijn aansluiting of de wijze van aansluiting op het kentekenregister ingrijpend wil wijzigen of uitbreiden ofwel een nieuwe grote afnemer zich meldt. In deze gevallen kan de RDW dan eenmalig een kostendekkend tarief voor het ontwikkelen en tot stand brengen van een nieuwe of gewijzigde aansluiting in rekening brengen.

Er zijn een aantal instanties en marktpartijen die gegevens van fietsen registreren. RDC Datacentrum BV, bijvoorbeeld, registreert gegevens van nieuwe fietsen en in bepaalde gevallen van hun eigenaren voor de fietsenfabrikanten, o.a. voor statistiek en marketingdoeleinden. Het RDC Datacentrum BV levert de gegevens van nieuwe fietsen door aan de RDW ten behoeve van het vullen van het fietsenregister. Het RDC Datacentrum BV registreert aldus voor de fabrikanten de kenmerken van geïmporteerde fietsen, maar niet of een fiets al dan niet gestolen is. De Bovag registreert fietsgegevens in combinatie met de mogelijkheid tot verzekeren en de ANWB registreert fietsgegevens van leden. Geen van deze partijen legt evenwel een duidelijke link tussen fietsgegevens en het al dan niet gestolen zijn daarvan. Daarnaast worden deze registraties gevoed noch geraadpleegd door de politie. Het fietsenregister, zoals het wordt beheerd door de RDW en zijn grondslag krijgt met de onderhavige wetswijziging, dient een duidelijk publieke doel, namelijk het registreren ten behoeve van handhavers, in casu de politie. Daarnaast kan het een rol vervullen bij het verstrekken van informatie aan burgers over het feit of een fiets al dan niet gestolen is. Door de link tussen de kenmerken van de fiets, het proces-verbaalnummer en de naam-, adres-, woonplaatsgegevens van degene die aangifte heeft gedaan is het mogelijk een gevonden gestolen fiets terug te brengen bij de eigenaar.

c. Het hoofddoel van het register is registratie van gestolen fietsen door de politie, die daardoor in staat wordt gesteld opgespoorde gestolen fietsen terug te geven aan de eigenaar. Er is slechts sprake van het opnemen van persoonsgegevens (naam, adres, woonplaats) van degene die bij de politie aangifte heeft gedaan van de diefstal van zijn of haar fiets. In het register worden deze gegevens gekoppeld aan de gegevens van de gestolen fiets (framenummers of tags).

Het register wordt gevuld door de politie wat betreft gestolen fietsen en daarnaast door de meeste fietsenfabrikanten wat betreft nieuwe fietsen. Van de nieuwe fietsen worden evenwel slechts de fietsgegevens geregistreerd en niet de persoonsgegevens van de eigenaar. De persoonsgegevens van diegenen die aangifte hebben gedaan van fietsendiefstal worden slechts aan de politie verstrekt teneinde het mogelijk te maken dat de fiets aan de eigenaar wordt teruggegeven.

Daarnaast kan het register, zoals gezegd, dienen als informatiebron voor burgers, bijvoorbeeld bij de aankoop van een tweedehands fiets. Wat betreft de toegang van burgers tot het systeem zal worden volstaan met een zogenoemd hit/no hitsysteem: door het invoeren van het kenmerk van een fiets wordt aangegeven of een fiets al dan niet als gestolen geregistreerd staat. In dit kader zullen nimmer persoonsgegevens worden verstrekt.

De memorie van toelichting is op bovengenoemde punten aangevuld.

5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

5. De redactionele opmerking van de Raad zijn overgenomen.

6. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt het wetsvoorstel op een aantal ondergeschikte punten aan te passen:

a. In artikel 42, vierde lid, onderdeel c, is de tekst redactioneel aangepast om aan te sluiten bij de tekst van artikel 43, eerste lid.

b. In artikel 42a, tweede lid, onderdeel a, is aan het einde van de zin een extra zinsnede opgenomen teneinde te voorkomen dat de gegevens die op grond van Europese verplichtingen verplicht op het kentekenbewijs zijn opgenomen en die reeds op grond van andere wetgeving als authentiek zijn aangewezen nogmaals op grond van het onderhavige wetsvoorstel als authentiek worden aangemerkt. Het gaat hier bijvoorbeeld om gegevens zoals naam, adres en woonplaats.

c. Teneinde de leesbaarheid te bevorderen is de bepaling die voorheen was opgenomen in het voorgestelde artikel 70k, vierde lid, uiteen getrokken en neergelegd in het nieuwe vierde en vijfde lid.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W09.070119/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel I, onderdeel B, subonderdeel 1, na de dubbele punt een komma plaatsen.

– In artikel I, onderdeel B, subonderdeel 2, na «artikel 45a, eerste lid» een komma plaatsen.

– In artikel I, onderdeel D, in het voorgestelde artikel 41a, eerste lid, onder b, «basisregister» vervangen door «basisregistratie» en in de omschrijving hiervan verwijzen naar authentieke gegevens (om te voorkomen dat louter de formele aanduiding bepalend is voor de toepasselijkheid van bijvoorbeeld artikel 43c, tweede lid).

– In artikel I, onderdeel D, in het voorgestelde artikel 42, derde lid, de woorden «het kader van» schrappen.

– In artikel I, onderdeel D, in het voorgestelde artikel 43, eerste lid, de redactie afstemmen op artikel 42, vierde lid, onderdeel c.

– In artikel I, onderdeel D, in het voorgestelde artikel 43, zesde lid, na «Onverminderd het vijfde lid» de komma schrappen.

– In artikel I, onderdeel D, in het voorgestelde artikel 43b, tweede lid, onderdeel a, aan het slot een puntkomma plaatsen.

– In artikel I, onderdeel D, in het voorgestelde artikel 43e, eerste en tweede lid, «opname» vervangen door: opneming.

– In artikel I, onderdeel D, in het voorgestelde artikel 44, tweede lid, ook de Registeraccountant vermelden.

– In artikel I, onderdeel D, in het voorgestelde artikel 45a, eerste lid, de zinsnede «, van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 41a tot en met 45» aan het slot van het artikellid laten vervallen en die zinsnede invoegen na «toezicht op de naleving» in datzelfde artikellid.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, luidt: onder bestuursorgaan wordt verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.

XNoot
1

Hoofdstuk II, paragraaf 2, onderdeel a, (bladzijde 16).

XNoot
2

Op grond van artikel 4a WVW 1994 is er een Dienst Wegverkeer, «in het maatschappelijk verkeer aangeduid als RDW».

XNoot
3

Bij overheidsorganen in de zin van artikel 1:1, onder a, Awb zal slechts «passieve controle» plaatsvinden.

XNoot
4

De toezichthoudende bevoegdheid van de RWD strekt zich blijkens het eerste lid van artikel 45a niet uit tot die «zuivere» overheidsorganen.

XNoot
5

Hoofdstuk I, paragraaf 4, bladzijden 20, 21 en toelichting bij artikel 45a.

XNoot
6

Toelichting bij artikel 45a.

XNoot
7

Richtlijn nr. 2003/98 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG L 345).

XNoot
1

Op grond van artikel 42 WVW 1994 en artikel 7 van het Kentekenreglement.

XNoot
2

Op grond van artikel 158, eerste lid, juncto artikel 159 WVW 1994 zijn de opsporingsambtenaren van de RDW belast met het toezicht op de wet.

XNoot
3

Artikel 158, eerstel lid, juncto artikel 160, vierde lid, WVW 1994.

XNoot
1

Hoofdstuk I, paragraaf 2 (De inhoud van de nieuwe voorschriften bladzijde 12).

XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 30 800, nr. 39.

XNoot
2

Artikel 1, onderdeel l, van de Regeling taken Dienst wegverkeer (Stcrt. 1996, 125).

XNoot
3

Zie artikel 70k, vierde lid.

XNoot
4

Naam Adres Woonplaats.

XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 31 070, nr. 1; hoofdstuk 5: Veiligheid, Stabiliteit en respect, punt 51.

Naar boven