nr. 5
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2009
Bij brief van 19 november 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009,
31 213, nr. 4) heb ik de Kamer een notitie over de belastingplicht van
overheidsbedrijven toegezegd. Deze notitie zal de voor- en nadelen van de
ondernemingsvariant in kaart brengen. Daarvoor is het noodzakelijk eerst een
goed beeld te krijgen van de verschillende directe en indirecte overheidsbedrijven.
Daartoe zijn gegevens uit openbare bronnen, zoals jaarverslagen, verzameld.
Voorts is om informatie gevraagd aan andere ministeries en aan lagere overheden
(via de VNG en het IPO). Het achterhalen van de relevante gegevens is echter
zeer tijdrovend gebleken. Dientengevolge zijn nog niet alle relevante gegevens
verzameld. Ook kon de verkregen informatie nog niet volledig worden verwerkt.
Dat aan wetgevende activiteiten prioriteit moest worden gegeven, is hier mede
debet aan.
Uit de contacten met de genoemde instanties en uit de gegevens die tot
nu toe zijn ontvangen, blijkt dat er een zeer groot aantal indirecte overheidsbedrijven
bestaat. Tevens is gebleken dat het aantal directe overheidsbedrijven, gezien
de verscheidenheid en de veelheid, nauwelijks te overzien is. Om toch een
zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de overheidsbedrijven waarvan de
werkzaamheden tot een verstoring van het gelijke speelveld zouden kunnen leiden,
is het noodzakelijk het onderzoek toe te spitsen op een aantal sectoren en
bedrijven, waaronder:
– de regionale ontwikkelingsmaatschappijen;
– de gemeentelijke ingenieursbedrijven;
– de gemeentelijke grondbedrijven;
– de gemeentelijke vervoersbedrijven;
– de sociale werkplaatsen;
– de havenbedrijven;
– het onderwijs met name de universiteiten en hogescholen;
– de zorgsector;
– de gemeentelijke afvalverwerking;
– de publieke omroepen;
– parkeerbeheer;
– het begrafeniswezen;
– de gemeentelijke groenbedrijven;
– de gemeentelijke zwembaden; en
– de Kamers van Koophandel.
In de notitie zal aandacht worden besteed aan de activiteiten, de omvang
en de eventuele belastingplicht voor de vennootschapsbelasting van deze bedrijven
op dit moment. Voorts zullen de consequenties van de ondernemingsvariant worden
geschetst. Naar aanleiding daarvan zouden de bestaande criteria voor het ondernemingsbegrip
en de bestaande vrijstellingen kunnen worden aangepast. De notitie kan zo
een bijdrage leveren aan de besluitvorming over dit onderwerp.
De staatssecretaris van Financiën,
J. C. de Jager