31 213 Belastingheffing overheidsbedrijven

Nr. 12 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 juni 2013

De vaste commissie voor Financiën heeft op 17 april 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Weekers van Financiën over:

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 11 mei 2012 houdende de notitie belastingplicht overheidsbedrijven (Kamerstuk 31 213, nr. 7);

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 6 maart 2013 met het verslag van een schriftelijk overleg inzake de belastingplicht van overheidsbedrijven (Kamerstuk 31 213, nr. 9);

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 20 maart 2013 over fiscale moties en toezeggingen Tweede Kamer (Kamerstuk 33 402, nr. 52);

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 15 april 2013 over afschaffing vrijstelling motorrijtuigenbelasting (MRB) voor oldtimers (Kamerstuk 33 402, nr. 55).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Berck

Voorzitter: Van Vliet

Griffier: Maas

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bashir, Groot, Neppérus, Omtzigt en Van Vliet,

en staatssecretaris Weekers van Financiën, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.00 uur

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Financiën over de belastingplicht van overheidsbedrijven en de fiscale moties en toezeggingen. Ik heet de staatssecretaris van Financiën, zijn ambtenaren, de geachte collega's en de mensen op de publieke tribune welkom. Het verheugt mij dat er nog mensen op de tribune zitten, omdat tijdens dit algemeen overleg ook het plenaire debat over het sociaal akkoord plaatsvindt. Ik zag gisteren dat de heer Vreugdenhil van ons heen is gegaan. Zoals mevrouw Neppérus al op twitter heeft geuit, was dat een naam waarmee zij en ik in de fiscaliteit wel een beetje zijn opgevoed. Wij tonen bij dezen namens de commissie ons medeleven aan zijn nabestaanden.

Wat de agenda betreft, merk ik op dat er een aardige stapel fiscale moties en toezeggingen ligt. Het staat de leden uiteraard vrij om daaruit te shoppen. We hebben tot 13.00 uur, maar ik hoop dat we die tijd, gezien het aantal deelnemers, niet nodig hebben. Ik stel voor om een spreektijd van vier minuten te hanteren. Ik zie dat de heer Bashir graag vijf minuten heeft. Ik zal een oogje dichtknijpen. Ik stel verder voor dat we maximaal twee onderlinge interrupties plegen. Dat zullen dan tweetrapsraketten zijn. Zo kunnen we de discussie een beetje levendig houden.

Ik ben zelf voorzitter van dit algemeen overleg, maar ik heb ook een inbreng namens mijn fractie. Ik zal tijdens mijn inbreng de voorzittershamer overdragen aan collega Neppérus.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik heb even een punt van orde. Wij hebben eergisteren een brief over de oldtimers ontvangen. Dit overleg gaat ook over fiscale toezeggingen. Staat het onderwerp van de oldtimers vandaag ook op de agenda?

De voorzitter: Dat is een goede vraag. Op de agenda staat een brief van de staatssecretaris over fiscale moties en toezeggingen. De staatssecretaris heeft eerder toegezegd dat hij de Kamer een brief zou sturen over zijn plannen. Het staat de leden derhalve vrij om daar iets over te zeggen. Ik zou zelfs zeggen dat het perfect in de agenda past.

Het woord is allereerst aan mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. We bespreken vandaag een gemengd pakket. Ik zal eerst ingaan op de belastingplicht van overheidsbedrijven. Daarover wordt al jarenlang een discussie gevoerd. Er ligt nu een brief over het onderscheid tussen directe en indirecte overheidsbedrijven. Wanneer overheidsbedrijven actief zijn op een terrein waar ook gewone bedrijven actief kunnen zijn, zou er toch gewoon tot belastingheffing moeten worden overgegaan. Gewone bedrijven betalen immers ook belasting. Je kunt dan hooguit nadenken over de vraag of er ook terreinen zijn waarop alleen maar overheidsbedrijven werkzaam zouden moeten zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan de waterveiligheid. Maar als het eigenlijk om een gewoon bedrijf gaat, dan moet dat ook maar gewoon belasting betalen.

Ik kom te spreken over de toezeggingen. Ik haal er gewoon een aantal uit en begin met de oldtimers. Er lagen op dit punt nog moties van de PVV en de SP. De Kamer heeft duidelijk uitgesproken dat moet worden geprobeerd om de echte oldtimers, waarbij het om een soort erfgoed gaat, vrij te stellen van motorrijtuigenbelasting. Zorg dat voor die auto's de vrijstelling in stand kan worden gehouden en laat mensen voor andere auto's gewoon betalen. Er is blijkbaar met de gehele sector gesproken, maar men is het niet eens geworden. De VVD heeft nog altijd een voorkeur voor een faciliteit waarmee de echte erfstukken worden vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting. Wij beschouwen dat als een soort cultureel erfgoed.

Er is een variant waarbij een dagkaart wordt ingevoerd. Is dat uitvoerbaar? Ik kan mij ook voorstellen dat er wordt gekozen voor de variant waarbij een korting op het tarief kan worden verkregen. Wat mij betreft, mag de staatssecretaris ook variant 4 uit de brief erbij betrekken als daarmee wordt bereikt dat de eigenaren van heel oude auto's die echt maar af en toe worden gebruikt, worden ontzien. Ik rijd overigens zelf in een hybride auto, maar word regelmatig ingehaald door heel oude kevers of snoeken – mijn favoriete auto – enzovoorts.

Ik wil vandaag nog een poging wagen en vraag de staatssecretaris of hij de komende maand toch nog met een pakket zal komen. Wat de VVD betreft is dat een combinatie van variant 3 van de dagkaart en een korting op het tarief. Variant 4 zou echter ook mogelijk zijn.

De heer Groot (PvdA): Om verwarring te voorkomen: de dagkaart is variant 5. Wij hebben de varianten 3, 4 en 5. Wat bedoelt mevrouw Neppérus nu precies?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik bedoel de dagkaart en de mogelijkheid van een korting op het tarief. Als de staatssecretaris betere opties heeft, staan wij daar uiteraard voor open.

De heer Bashir (SP): In de motie werd gevraagd om het ontzien van de mensen die een oldtimer hobbymatig gebruiken. Dat zijn bijvoorbeeld ook mensen die een bus, een vrachtwagen of een heel oud legervoertuig hebben. Dat is ons cultureel erfgoed. Dat moeten we koesteren. Is de VVD-fractie zich ervan bewust dat het bij dergelijke oldtimers om heel veel geld kan gaan, zelfs als er sprake is van een korting op de motorrijtuigenbelasting? Dat betekent dat mensen die deze auto's hobbymatig gebruiken, heel hoge lasten hebben.

Mevrouw Neppérus (VVD): Het was de SP die hier het overleg zo ongeveer vulde met verhalen over oldtimers. De heer Bashir heeft nu blijkbaar beperkende opmerkingen. Ik ben daardoor verrast. Ik heb een voorkeur voor een plan om iets voor auto's te doen. Het gaat dan om een beperkt bedrag. Ik zou liever niet zien dat de groep voertuigen die eronder valt, groter wordt. Het gaat mij vooral om de personenauto's. Ik heb inmiddels ook al meldingen gekregen over oude schepen. Ik denk dat we het daarmee alleen maar ingewikkelder zouden maken. Laten we beginnen met te bezien of we iets kunnen doen voor de doelgroep van eigenaren van personenauto's. Alles wat meer kan, vind ik mooi, maar dat kost waarschijnlijk ook weer heel veel geld. We moeten eerlijk zijn: dat hebben we niet.

De heer Bashir (SP): Het lijkt erop dat mevrouw Neppérus met deze woorden voorsorteert op het toch belasten van hobbymatige gebruikers. Ik wil erop wijzen dat het voor de overheid om een gering bedrag gaat, namelijk om ongeveer 50 miljoen. Het gaat voor de hobbymatige gebruiker echter wel om heel veel geld. Het lijkt erop dat de VVD deze groep van zich wil vervreemden. Waarom doet de VVD dat? Waarom wil zij mensen die bijvoorbeeld een oud legervoertuig bezitten, belasten? Dat is toch oneerlijk? Wat schieten we daarmee op? Mensen gaan die voertuigen dan gewoon naar de sloop brengen. Dan ontvangt de overheid helemaal geen geld meer.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb begrepen dat sinterklaas is binnengekomen. De SP wil voor sinterklaas spelen met een voorstel zonder enige dekking. Ik sta voor alles open, maar we moeten wel eerlijk zijn. De heer Bashir noemde een bedrag van 50 miljoen. Het bedrag wordt steeds groter, want we hadden het eerst over 15 miljoen. Wat de VVD-fractie betreft moet er voorrang worden gegeven aan het vinden van een oplossing voor de personenauto's. Daar ligt onze prioriteit. Bij een mogelijke uitbreiding van de regeling moet de staatssecretaris steeds aangeven wat de kosten zijn. Anders houden we onszelf hier voor de gek.

De voorzitter: Ik zie dat de heer Bashir hierop wil reageren. Dat kan niet meer, want we hebben afgesproken dat we tweetrapsraketten zouden hanteren.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik kom te spreken over de anbi's. Ik blijf me ergeren aan de ondoorzichtigheid. Er was ons helderheid en transparantie beloofd. Wanneer zal daar nu echt sprake van zijn? Hoe is het toezicht erop geregeld? Ik lees af en toe iets in de krant over activiteiten van anbi's en vraag me dan af waarom die instellingen een anbi-status hebben. Is daar nog wel enige controle op? Er komen steeds meer anbi's bij. De doelstelling van een anbi kan heel mooi zijn, maar wat gebeurt er feitelijk? Kortom, hoe zit het met de controle en wanneer zal er sprake zijn van transparantie? Dat laatste is al heel vaak beloofd, maar ik bespeur weinig tempo op dat vlak.

Een volgend punt is het beklemd vermogen. Dat is geld dat voor een bepaalde tijd vaststaat. Dat kan dus pas na een bepaalde tijd worden opgenomen, waarbij er dan ook belastingbetaling plaatsvindt. De staatssecretaris heeft beloofd dat er snel een notitie over dit punt zou komen. Wanneer krijgt de Kamer deze notitie? Het is een wezenlijk punt waarover de Kamer echt moet praten. Er zijn voorts mogelijkheden gecreëerd in het kader van de levensloopregelingen. Ik wil dat er op dit punt tempo wordt gemaakt, want daarmee geef je mensen de mogelijkheid om dat geld sneller uit te geven. Ik denk hierbij ook weer aan de hypotheek.

Ik wil ten slotte ingaan op de prejudiciële vragen. Ik heb tijdens een algemeen overleg in februari 2012 gevraagd naar de mogelijkheden op dit terrein. Ik heb nu ruim een jaar later als antwoord gekregen dat dit wel zou kunnen. Het tempo dat daarbij wordt betracht, stelt mij echter teleur. Toen ik de vraag stelde, zag ik allemaal instemmende blikken in de zaal. Dan verwacht ik toch dat het sneller kan worden geregeld en dat ik niet twee jaar moet wachten. Mijn geduld raakt op.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Voorzitter. Ik heb drie punten: de ondernemingsvariant voor de belastingheffing voor gemeentelijke bedrijven, de forfaitaire vermogensaftrek en de oldtimers.

Wij steunen de hoofdlijnen van de brief van de staatssecretaris over de ondernemingsvariant. Ik begrijp dat het neerkomt op het vinden van een balans tussen enerzijds het creëren van een gelijk speelveld en anderzijds het niet doorschieten in al te gedetailleerde regelgeving. Er moet met een heel pragmatische blik naar gekeken worden. Ik denk dat dit evenwicht gevonden moet worden. Ik zie de notitie dan ook als een poging om dat evenwicht te vinden en steun die poging. Ik roep de staatssecretaris op om hierbij voortdurend overleg te zoeken met de VNG, met de organisaties die het aangaat maar ook met de ondernemersorganisaties. Er zijn gemeentelijke bedrijven die echt niet concurreren, zoals een waterbedrijf of een afvalbedrijf van de gemeente. Ik wil niet onnodig opleggen dat gemeenten dat soort bedrijven juridisch moeten afscheiden en een aparte administratie moeten optuigen. Mijn oproep is om hier vooral pragmatisch naar te kijken. Ik wil voorts weten hoeveel haast hier nu mee gemoeid is. In andere landen wordt dit soort scheidingen immers ook niet zo rigoureus doorgevoerd. Welk tijdpad heeft de staatssecretaris voor ogen? Nogmaals, wij steunen de pragmatische lijn die is uitgezet.

Het volgende punt is de forfaitaire aftrek van het eigen vermogen. Ik maak uit de brief op dat de staatssecretaris de door de Kamer aangenomen motie eigenlijk gewoon niet wil uitvoeren. Hij voert daarvoor als argument aan dat discussie alleen maar tot onrust leidt. Als we kijken naar de hele geschiedenis van de hypotheekrenteaftrek, dan denk ik toch dat taboes op discussies uiteindelijk geen rust brengen. Ik vind dat die discussie volop gevoerd moet worden. Ik kan er begrip voor hebben dat de capaciteit voor onderzoek bij het ministerie beperkt is – dat heeft de staatssecretaris eerder aangegeven – maar ik zou dan toch wel op z'n minst een uitgebreide brief willen hebben waarin wordt aangegeven waarom hij deze kant niet op wil. Vanuit de fiscale adviespraktijk horen we immers wel degelijk ook geluiden dat dit wel een goed idee is. Er is een budgettair beslag van 1,5 miljard, maar er zijn ook andere modaliteiten denkbaar, waardoor dat budgettaire beslag beperkter zou kunnen zijn. Ik noem bijvoorbeeld een voorstel om de eigenvermogensaftrek op een wat lager niveau te prikken. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij de argumenten toch wat beter op een rijtje zet?

Ik wil ten slotte ingaan op de oldtimers. Ik geef de staatssecretaris complimenten voor het constructieve overleg dat hij is ingegaan. Dat is ook helemaal in de geest van de motie die is ingediend door de heer Bashir en de eerdere toezeggingen aan mevrouw Neppérus en mij. Het is niet helemaal duidelijk wanneer hier nu echt een besluit over moet vallen. Moet dat nog in mei gebeuren? Hoe gaat dat in zijn werk? De varianten overziend, lijkt variant 5 met betrekking tot de dagkaart niet echt een goed idee, gezien alle uitvoeringslasten die daarmee gepaard gaan. Dat lijkt me toch heel bewerkelijk. Het is zonde als er zoveel geld naar de uitvoering gaat, als de uitvoeringskosten zo hoog zijn. Dan kom je op de varianten 3 en 4, waarbij variant 3 de elegantie heeft dat voor elke auto waarmee gebruik wordt gemaakt van de weg, in ieder geval ook wat wordt betaald. Er staat wel een korting tegenover van 75%. Dat lijkt een werkbare weg. Variant 4, waarbij de grens ook voor benzineauto's wordt gelegd bij 40 jaar, doet wellicht het meest recht aan de motie van de heer Bashir. Dan wordt het echte culturele erfgoed vrijgesteld en worden de auto's van 30 tot 40 jaar oud die vervuilend zijn, tegelijkertijd wel degelijk aangepakt. Ik hoor graag hoe de staatssecretaris hier verder mee wil. Wij neigen naar variant 3 dan wel 4.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik ken deze staatssecretaris als iemand die graag een kleine, efficiënte overheid wil en die ook tegen overbodige administratieve lasten is. De SP-fractie is dan ook verbaasd over het voornemen van de staatssecretaris om overheidsbedrijven te betrekken in de vennootschapsbelasting. Dit zal namelijk veel extra kosten met zich brengen, zowel voor directe als indirecte overheidsbedrijven, en – niet minder belangrijk – ook extra kosten voor de Belastingdienst. Daarnaast wordt de autonomie van de decentrale overheden behoorlijk beperkt door het moeten overdragen van activiteiten aan een dochtervennootschap. Dat lijkt me ook nog eens veel administratieve rompslomp met zich meebrengen. De vraag is dan ook of het middel in dit geval niet erger is dan de kwaal. Daarnaast is het voor mij niet duidelijk welke nut het betrekken van overheidsbedrijven in de heffing van de vennootschapsbelasting precies heeft. Er wordt wel gesteld dat een oneigenlijk voordeel kan bestaan voor overheidsbedrijven als zij niet op dezelfde wijze worden belast als particuliere bedrijven, maar of dat daadwerkelijk ook zo is, wordt niet aangetoond. Kan de staatssecretaris bijvoorbeeld aangeven bij welke activiteiten in Nederland er sprake is van concurrentievervalsing of van staatssteun?

De heer Groot (PvdA): Het is de heer Bashir toch niet ontgaan dat deze exercitie gewoon voortvloeit uit Europese regelgeving? Je kunt dan hoog of laag springen, maar je zult hier iets mee moeten. Wij zijn het eens over het streven naar een pragmatische oplossing, maar de heer Bashir doet het nu voorkomen alsof we het ook niet hoeven te doen. Dat lijkt me geen realistisch verhaal.

De heer Bashir (SP): Dat vraag ik mij af. Afgezien van het door de heer Groot aangevoerde argument dat het van de Europese Commissie moet, kan ik geen reden verzinnen om dit te doen. Dit leidt alleen maar tot extra administratieve lasten voor de Belastingdienst, voor de overheid en voor de overheidsbedrijven die in de toekomst belast gaan worden. De vraag is, wat we hiermee opschieten. Ik wil de staatssecretaris oproepen om een list te bedenken. Hier schiet niemand immers iets mee op. Het is voorts een exercitie waarover nog veel onduidelijkheid bestaat. Er zijn nog heel veel vragen onbeantwoord. Kan bijvoorbeeld in alle gevallen makkelijk worden gezien of er een publieke taak wordt uitgevoerd? Waarom gaat het in veel andere landen op dezelfde wijze als waarop het nu in Nederland gaat? Ik denk bijvoorbeeld aan waterschappen en drinkwaterbedrijven. Ik trek even de lijn van de staatssecretaris door. Vindt hij dan ook dat voorkomen moet worden dat een ongelijk speelveld ontstaat tussen overheidsbedrijven hier en overheidsbedrijven elders? Wat gaat hij doen om die ongelijkheid aan te pakken?

Wat mijn fractie betreft, zijn er veel belangrijker zaken die behandeld moeten worden dan het betrekken van overheidsbedrijven in de vennootschapsbelasting. Ook het kabinet heeft nog niet aangetoond dat een heffing van de vennootschapsbelasting bij overheidsbedrijven echt nodig is. Het voert alleen aan dat de Europese Commissie zorgen heeft geuit over het feit dat overheidsbedrijven, door het niet betrokken zijn in de heffing, staatssteun ontvangen die niet verenigbaar is met de interne markt.

We kunnen onze energie beter stoppen in de openbaarheid van belastingrechtspraak. Het is bekend dat verschillende overheden elkaar voor de rechter slepen en elkaar daar met regelmaat de tent uit vechten. Zij leggen daarmee een enorm beslag op de rechtspraak. Dat gebeurt op kosten van de belastingbetaler. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel het eindeloos procederen van overheden de belastingbetaler jaarlijks kost? Het kabinet heeft hier naar aanleiding van een Kamerbreed verzoek werk van gemaakt. Het heeft er althans een begin mee gemaakt. Er is een wetsvoorstel gemaakt dat ter consultatie is voorgelegd. Volgens de SP zou dat wetsvoorstel een grote verbetering zijn, omdat controlerende organen, waaronder gemeenteraden en de Tweede Kamer, hierdoor hun werk beter kunnen doen. Ook de Raad voor de rechtspraak vindt dat er terughoudend moet worden omgegaan met inbreuken op de openbaarheid van zittingen. Waarom heeft de staatssecretaris dit wetsvoorstel niet aan de Tweede Kamer voorgelegd? Staat hij nu ineens niet meer achter het streven om belastingrechtspraak meer openbaar te maken? Hij heeft eerder aangegeven dat de wens om te komen tot meer openbaarheid van belastingrechtspraak in de Kamer groot is. Legt hij die wens nu naast zich neer? Ik kan me overigens herinneren dat een Kamerlid Weekers onder anderen met een Kamerlid Bashir om dit wetsvoorstel heeft gevraagd. Nu ligt dat wetsvoorstel op de plank en komt het niet naar de Kamer toe. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Ik kom te spreken over de oldtimers. De Kamer heeft een motie op dit punt van mij aangenomen. Hierin werd verzocht om de hobbymatige gebruiker te ontzien en het dagelijks gebruik van een oldtimer te belasten. In het voorstel dat de staatssecretaris heeft uitgewerkt, worden verschillende varianten voorgelegd. Er zijn varianten waarbij oldtimers die hobbymatig gebruikt worden, toch nog belast worden. Mijn fractie zal die voorstellen niet steunen. Waarom kiest de staatssecretaris bijvoorbeeld alsnog voor een optie waarbij de oldtimers met een kwart van de motorrijtuigenbelasting belast worden? Wat zijn de beweegredenen hiervoor? Waarom kiest hij bijvoorbeeld niet voor een optie waarbij de leeftijdsgrens omhooggaat? Ik ben benieuwd naar de reacties vanuit het veld. Op het moment dat oldtimers met een kwart van de motorrijtuigenbelastingen worden belast, zou dat voor mensen die bijvoorbeeld een heel oude vrachtwagen of een legervoertuigen hebben, toch heel veel lasten met zich brengen. Wat schiet het kabinet daar overigens mee op? Dan zullen heel veel voertuigen worden geëxporteerd naar bijvoorbeeld Amerika. Daar zijn dergelijke auto's heel geliefd. Dan zijn wij ons cultureel erfgoed kwijt en dan zijn de eigenaren hun hobby kwijt. En er zal dan echt geen sprake zijn van extra belastinginkomsten.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik hoor de heer Bashir voortdurend over cultureel erfgoed spreken. Ik hoorde hem echter ook zeggen dat de termijn wellicht verlengd wordt. Ik neem aan dat hij dat dan ook op een bepaalde manier wil financieren. Dat heeft tot gevolg dat een bepaalde groep bezitters het dan ook wat lastiger krijgt. Het is wel goed om dat duidelijk te maken. Of begrijp ik het nu verkeerd?

De heer Bashir (SP): Wij zouden ook kunnen kiezen voor variant 5, de variant met de dagkaart. Ik heb nu nog geen keuze gemaakt uit de verschillende varianten. Ik zeg alleen dat ik de variant waarbij een kwart belasting op de oldtimers wordt geheven, niet kan kiezen. De staatssecretaris heeft uitgebreid met het veld gesproken. Hoe wordt door het veld over de verschillende varianten gedacht? Wat hij ook doet, bepaalde mensen zullen inderdaad meer moeten gaan betalen. Ik heb liever dat mensen die dagelijks de auto gebruiken, gewoon netjes belasting betalen, zoals wij dat ook allemaal doen. Het maakt dan niet uit of het wel of geen oldtimer is. Ik wil een variant waarbij de hobbymatige gebruiker wordt ontzien.

Mevrouw Neppérus (VVD): De heer Bashir sprak over de mogelijkheid om meer eisen te stellen aan de leeftijd van de auto. Op grond daarvan zullen bepaalde hobbymatige bezitters dus ook meer gaan betalen. Hij moet daar wel eerlijk over zijn. Anders blijft hij zich gedragen als sinterklaas, en dat zou ik jammer vinden.

De heer Bashir (SP): De SP is geen sinterklaas. Ik merk op dat de VVD de burger vaak als sinterklaas gebruikt.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik wil graag een eerlijk antwoord!

De heer Bashir (SP): Ik heb zojuist al gezegd dat de SP-fractie nog geen keuze heeft gemaakt uit de verschillende varianten. Dat is mijn eerlijke antwoord. Wij zeggen alleen dat wij de variant waarbij een kwart belasting moet worden betaald, in ieder geval niet willen. Alle andere varianten zijn nog mogelijk. Als je de leeftijd van de auto naar 40 jaar verhoogt, zul je mensen inderdaad extra belasten. Daarvoor zouden wij ook kunnen kiezen. Dat hebben wij echter nog niet gedaan. Ik geef eerlijk toe dat bepaalde mensen dan hogere lasten zullen hebben, maar ik wil daarmee niet zeggen dat ik die keuze gemaakt heb. Ik wil van de staatssecretaris horen wat de mogelijkheden zijn en hoe daarover in het veld wordt gedacht. Wij zullen later ook een keuze maken.

De voorzitter: We gaan even kijken of de Kerstman en de paashaas ook aan tafel zitten.

De heer Groot (PvdA): Als ik het betoog van de heer Bashir goed volg, kom ik uit bij variant vier. Hij heeft het namelijk over echte oldtimers en die zijn meer dan 25 jaar oud. Hij wil verder belastingvrijstelling voor de wat oudere auto's. Cultureel erfgoed is echt ouder dan 40 jaar en dan kom je uit op variant vier. Is dat de goede conclusie?

De heer Bashir (SP): Variant vijf met de 30 dagenkaart zou ook nog kunnen. Variant drie kan in ieder geval niet. Verder zou je ook kunnen denken aan andere mogelijkheden, bijvoorbeeld een importverbod op youngtimers. Is de staatssecretaris bereid om daarop in te gaan?

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter, excuses dat ik zo de zaal moet verlaten. Ik heb echter zelf de bijzondere procedurevergadering georganiseerd waar ik naartoe ga.

De voorzitter: Dat klopt. U hebt dat ook van tevoren aangegeven. Mijn excuses dat ik dat bij de aanvang van de vergadering niet heb gemeld. Dit biedt mij wel de gelegenheid om ook alsnog te melden dat de heer Klaver zich officieel heeft afgemeld.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Een aantal financieel woordvoerders zal waarschijnlijk enige belangstelling hebben voor het debat over het sociaal akkoord dat op dit moment plaatsvindt! Ik kan me dat in ieder geval goed voorstellen.

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn heldere brief over de toezeggingen, het hoofdpunt van mijn inbreng, de moties en de wijze waarop die worden uitgevoerd. Ik zal er enig commentaar op leveren, maar dat laat onverlet dat ik het zeer op prijs stel om één of twee keer per jaar zo'n brief te ontvangen. Dat biedt ons namelijk de mogelijkheid om met elkaar de stand van zaken door te nemen en te bezien of en hoe de toezeggingen zijn nagekomen.

Mij moet van het hart dat ik enige moeite heb met de eerste zin van de brief. Daar staat namelijk: «De onderstaande toezeggingen beschouw ik als afgedaan». Er volgen er dan vijftien, waaronder de toezegging over de forfaitaire vermogensaftrek, een toezegging waarover de heer Groot al een aantal vragen heeft gesteld. In dat rijtje staat verder ook Bosal, alsof dat al helemaal is opgelost, en het overleg over het centraal aandeelhoudersregister. Ik ben echter nog steeds in afwachting van een voorstel voor dat register en wat mij betreft is dat punt nog helemaal niet afgedaan. De overgangsregeling omvorming afdrachtvermindering onderwijs wordt genoemd, ook al moet die regeling nog naar de Kamer komen. En van de infractieprocedure inzake exitheffingen kennen we nog steeds niet het resultaat.

Dan kom ik bij de voorlichting omtrent het uniforme loonbegrip. Ik hoor de voorzitter bijna denken «voetnoten, daar houdt deze academicus van». We hebben in de Tweede Kamer een heel lang debat gehad over de voorlichting aan gepensioneerden over de Wet uniformering loonbegrip. De staatssecretaris kan zich dat overleg van 30 januari jongstleden vast nog wel herinneren. Er staat een voetnoot bij en als je daarop klikt, zou je de informatie te zien moeten krijgen waaruit gepensioneerden moeten kunnen opmaken welke gevolgen het voor hen heeft. Klik er voor de grap maar eens op, want er staat helemaal niks over de gevolgen van de Wet uniformering loonbegrip! Heeft de staatssecretaris dat ook gezien en, zo ja, kan hij dan zorgen voor een andere link, een link die wel inzicht biedt in de gevolgen van de Wet uniformering loonbegrip?

De voorzitter: Ik onderbreek u, want mevrouw Neppérus wil u interrumperen. Ik wijs er verder ook maar op dat er nog een notaoverleg zal plaatsvinden over de Wul. In dat overleg kunnen we allemaal «vrij schieten».

Mevrouw Neppérus (VVD): De vraag van de heer Omtzigt over de link lijkt mij terecht. Is hij het met mij eens dat de Kamer voor de zomer een evaluatie van alle inkomensgevolgen zou moeten krijgen?

De heer Omtzigt (CDA): Ja. Overigens is die toezegging al gedaan. Ik ben het dus helemaal eens met mevrouw Neppérus.

Ik loop nu de toezeggingen na om te zien of afgedaan ook echt afgedaan is. Ik heb geconstateerd dat er bij minstens zes toezeggingen nog niet een begin is gemaakt met de uitvoering. Waarom het niet 100% is, snap ik, maar ik wil dan wel van de staatssecretaris weten of ze volgens hem wel of niet zijn afgedaan. En als ze niet zijn afgedaan, komen ze de volgende keer dan terug?

Er is een uitspraak gedaan over de 30%-regeling en de 150 kilometergrens. Ik ben heel benieuwd of de Kamer hierover geïnformeerd zal worden.

Ik heb al iets gezegd over de voorlichting over het uniforme loonbegrip. Ik zou graag zien dat mensen hierover beter dan nu worden voorgelicht op de website. Ik zal de link naar de staatssecretaris twitteren, zodat hij met eigen ogen kan zien dat een gepensioneerde uit wat daar staat, echt niet kan opmaken wat er nu precies is gebeurd op 1 januari.

De motie-Omtzigt/Harbers (25 087, nr. 26) is voor mijn fractie heel belangrijk. Daarin wordt namelijk uitgesproken dat TIEA's alleen gesloten mogen worden als er automatische gegevensuitwisseling en spontane gegevensuitwisseling plaatsvinden. Volgens mij heeft de staatssecretaris de afgelopen twee weken aan den lijve ondervonden waarom dat zo belangrijk is. Hij wil graag een lijst van Offshore Leaks, maar hij krijgt die lijst niet. Als we overal zouden werken met automatische gegevensuitwisseling, dan hadden we veel meer informatie bij die landen zelf op kunnen vragen. Ik krijg graag een update van de verdragen en de TIEA's die automatische en spontane gegevensuitwisseling ongeclausuleerd bevatten en welke niet. Nu de staatssecretaris deze informatie niet krijgt, neigt de CDA-fractie ernaar om de TIEA's waar dat niet in zit op te zeggen. Wat hebben we aan belastingverdragen als we niet op zoek mogen naar de mensen die zich voor ons achter een boom verschuilen? Dat is wel wat er momenteel gebeurt: mensen verbergen zich met enorme sommen geld voor ons achter een boom. Als wij uit de crisis willen komen door de belastingpercentages voor grote groepen Nederlanders te verhogen naar marginaal 52% en 60%, dan moet er ook worden gekeken naar de mensen die op deze wijze de dans proberen te ontspringen.

De heer Bashir (SP): Het is een interessante suggestie om TIEA's op te zeggen als er geen automatische gegevensuitwisseling in zit. Zou de CDA-fractie hetzelfde willen doen met belastingverdragen die geen automatische gegevensuitwisseling bevatten?

De heer Omtzigt (CDA): Ik heb er bewust voor gekozen om te beginnen met de TIEA's. De motie gaat namelijk niet over belastingverdragen. Ik ga er echter van uit dat er geen belastingverdragen zonder een clausule over automatische en spontane gegevensuitwisseling meer worden gesloten. Ik kan de heer Bashir verzekeren dat ik elk belastingverdrag dat bij mij langskomt daarop zal napluizen en dat ik niet zal schromen om de staatssecretaris terug te sturen naar de onderhandelingstafel. Ik heb niet scherp voor ogen in welke verdragen het niet zit, maar de staatssecretaris heeft ons toegezegd om in de volgende halfjaarrapportage te laten zien met welke landen effectieve gegevensuitwisseling heeft plaatsgevonden. Daaruit zal moeten blijken of we er wel of niet iets mee kunnen.

De heer Bashir (SP): Waarom nu opeens wel? Tot nu toe kon het blijkbaar niet. We hebben belastingverdragen langs zien komen met landen als Bahrein en Qatar, stuk voor stuk belastingparadijzen waarmee wij geen gegevens uitwisselen. Het CDA heeft voor al die verdragen gestemd.

De heer Omtzigt (CDA): U hebt er zelf ook een aantal gesteund.

Ik heb een motie ingediend over de TIEA's. TIEA's worden op dit moment gebruikt om van een zwarte lijst af te komen, maar als je van zo'n lijst gehaald wil worden, moet je die TIEA's natuurlijk wel serieus nemen. Ik kondig daarom aan dat het CDA bij nieuwe belastingverdragen heel goed zal opletten wanneer de automatische gegevensuitwisseling wordt besproken.

Voorzitter. Ik sluit me aan bij wat mevrouw Neppérus zei over de anbi's.

Ik kom te spreken over het punt van één bankrekeningnummer. Ik ben ondertussen wel heel erg ongeduldig, omdat we anderhalf jaar later nog steeds geen zaken voor de woco's en de zorgverzekeringen geregeld hebben. Dat moet echt sneller kunnen.

Ik sluit mij aan bij wat de heer Bashir zei over de wet openbaarheid belastingrechtspraak. De consultatie heeft inmiddels plaatsgevonden en ik begrijp daarom niet waarom het wetsvoorstel nog niet naar de Kamer is gestuurd. Moet ik het soms in het najaar samen met de SP indienen als een initiatiefwetsvoorstel? Dat overheden elkaar voor de rechter slepen, zijn we echt zat. Het kan openbaar, en het wetsvoorstel om dat te regelen, is echt niet zo heel ingewikkeld. Er komen heel ingewikkelde fiscale wetten op ons af over de hypotheekrenteaftrek en die zijn soms in een paar weken in elkaar gezet. Als dat kan, dan had dit wetsvoorstel er dus al lang moeten liggen.

Een en ander geldt ook voor de evaluatie van de excessieve beloningen. Die evaluatie kan ook wel wat sneller, zeker omdat het naar mijn beste weten een speerpunt van de staatssecretaris is.

Ik zou graag zien dat de staatssecretaris nog eens ingaat op de halvering van de tax gap. Daarover zijn voorstellen gedaan, maar daar zit het door ons gevraagde onderzoek niet bij. Ik wil overigens ook nog steeds de groslijst met voorstellen krijgen, een lijst die door het ministerie is opgesteld. Dat geeft mij namelijk de mogelijkheid om te zien of er nog andere voorstellen mogelijk zijn om belastingverhoging te voorkomen door belastingontwijking aan te pakken.

Ik kijk uit naar de rapportage over de elektrische auto's. Deze rapportage zou in het eerste kwartaal naar de Kamer worden gestuurd. Is het mogelijk dat de staatssecretaris daarbij samen met de minister van Economische Zaken aangeeft of en hoe we de doelstelling van een paar honderdduizend elektrische auto's in 2020 gaan halen?

Voorzitter: Neppérus

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn heldere brieven. Ik sluit me wel aan bij de opmerking van de heer Omtzigt dat een aantal toezeggingen en moties wel erg snel als afgewikkeld wordt beschouwd. Vooral op het Bosal-verhaal zou mijn fractie graag in een later stadium nog een keer terugkomen. Ik zal dat vandaag dus niet doen.

Als fiscalist heb ik meegemaakt dat de energiesector Vpb-plichtig werd. Ik beperk me, zoals u ziet, tot de vennootschapsbelasting en laat de btw buiten beschouwing. Uiteindelijk leidde toen artikel 2, zevende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 tot veel verwarring en taxplanningsmogelijkheden voor energiebedrijven die nevenactiviteiten ontplooiden, bijvoorbeeld vuilnisophaaldiensten en internetactiviteiten. Taxplanning leidde er vaak toe dat een activiteit waarmee wel degelijk werd geconcurreerd met andere bedrijven, onder de noemer van «onbelaste overheidssfeer» kon blijven. De staatssecretaris werkt aan nieuwe contouren. Worden die mogelijkheden daarin beperkt? Ik hoop het wel, want ik vind het een wenselijke ontwikkeling.

Ik ben bang dat de voorstellen het risico met zich meebrengen dat overheden opnieuw aan actieve taxplanning gaan doen door iets in eigen huis te houden in plaats van het af te splitsen in dochtervennootschappen. Op welke manier denkt de staatssecretaris dit risico in te perken?

De watersector is voor zover ik weet de enige sector die nog steeds objectief is vrijgesteld. Of moet ik «subjectief» zeggen? Waarschijnlijk is het beide! Als die sector is vrijgesteld, roept dat de vraag op of er überhaupt wel naar is gekeken. Privatisering van de watersector is wat mijn fractie betreft niet aan de orde, maar een belastingplicht voor deze sector wel. Die sector heeft veel vet op de botten en kan zonder belasting te betalen al dat geld in eigen huis houden. Als zo'n organisatie meer vet op de botten heeft dan nodig is voor investeringen om Nederland van subliem drinkwater te kunnen blijven voorzien, dan wordt dat geld al gauw gebruikt voor mooie kantoren, mooie architectuur, kunstwerken in de tuin en dikke vette leasebakken. Heeft de staatsecretaris hier wel naar gekeken? Als je het wel afroomt via de Vpb-plicht – even afgezien van de uitvoeringslasten; dat moeten we meenemen – leidt dat dan tot een wenselijk resultaat? De overheid, de belastingbetaler, heeft dan zelf de controle over het vet op die botten, geld dat niet echt nodig is voor onderhoud of investeringen in het waterleidingnet.

Oldtimers zijn zeker een van mijn geliefde thema's. De heer Groot noemde in zijn betoog de motie-Bashir, maar helaas niet de motie-Van Vliet. Ik heb hierover namelijk ook een motie ingediend, een motie die met een ruime Kamermeerderheid is aangenomen. Sinds ik in de Kamer zit, heb ik geknokt voor deze auto's. Ik bedank de staatssecretaris overigens wel voor de moeite die hij zich heeft getroost voor het intensieve overleg met de sector. Ik weet dat hij meerdere keren aan tafel heeft gezeten met die mensen en er echt moeite voor heeft gedaan. Ik vind dat oprecht een woord van waardering waard. Hij heeft namelijk serieus gekeken naar de problemen die het betalen van het volle pond aan wegenbelasting voor deze mensen met zich mee kan brengen. Dank daarvoor! Ik blijf overigens wel de vinger aan de pols houden.

De staatssecretaris heeft een aantal scenario's geschilderd. Is de staatssecretaris bereid om de discussie daarover te verengen? Ik bedoel daarmee dat hij niet nog een keer eindeloos met de sector om de tafel gaat zitten, maar dat hij de discussie beperkt tot de vraag of een combinatie mogelijk is waarbij mensen alsnog kunnen kiezen tussen het kwarttarief enerzijds en de dagenkaart anderzijds. Als je die mogelijkheid openlaat, zou je ook het praktische probleem dat de heer Groot schilderde, omzeilen, namelijk het probleem dat er mensen zijn die helemaal geen garage of een afgesloten ruimte hebben waar het kenteken niet zichtbaar is. Ik vraag de staatssecretaris hiernaar, omdat mijn met een Kamermeerderheid aangenomen motie verder ging dan de huidige voorstellen. Ik weet dat het budgettaire consequenties heeft en dat we een oplossing moeten vinden binnen het stelsel van de autobelastingen. Mijn mogelijkheden zijn beperkt en ik kan dus niet tot het uiterste gaan, ook al zou ik dat wel willen. Dat zou wishful thinking zijn.

Als je kijkt naar auto's van 50 jaar en ouder – de mensen van de fractie van 50PLUS weten precies wat ik daarmee bedoel – besef je meteen dat het museumstukken zijn, rijdende culturele-erfgoedpareltjes die echt anderhalve dag per jaar in het zonnetje moeten kunnen rijden. Kunnen we niet zeggen «jongens, jullie hoeven echt niets meer te betalen»? Dat appel wil ik echt doen op de staatssecretaris.

Voorzitter: Van Vliet

De vergadering wordt van 10.42 uur tot 10.50 uur geschorst.

De voorzitter: Ik heropen de vergadering. Ik zie dat er inmiddels meer dan één ambtenaar naast de staatssecretaris zit. Ik heet hen van harte welkom!

De heer Omtzigt heeft zich geëxcuseerd; hij heeft een andere afspraak. De heer Bashir mis ik ook, maar dat is zijn eigen verantwoordelijkheid.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Een aantal thema's is de revue gepasseerd. Ik ben overigens wel degelijk blij dat ik hierover met de Kamer kan spreken. Ik begin met de belastingplicht overheidsbedrijven.

De achtergrond van de discussie over de belastingplicht voor overheidsbedrijven is dat oneerlijke concurrentie tussen overheidsbedrijven of activiteiten van de overheid met de private sector moet worden uitgebannen. Dat betekent overigens zeker niet dat echte publieke taken van overheden gedwongen uitbesteed moeten worden. Ik zeg dat met name tegen de heer Groot. Als bijvoorbeeld een gemeente een vuilophaaldienst heeft, vervult die gemeente daarmee een publieke taak. Een gemeente kan beslissen om die taak uit te besteden en het is dan niet mijn bedoeling dat dit onderdeel van de overheid belasting zou moeten gaan betalen. Het zou anders liggen als die vuilophaaldienst zich vervolgens ook richt op diensten die in de markt worden aangeboden en die aan de markt zijn voorbehouden. Met andere woorden: zaken waarvoor geen expliciete taak ligt. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het ophalen van vuil bij het bedrijfsleven. Op dat moment gaat dat overheidsonderdeel immers concurreren met marktpartijen. Bibliotheken die een koffieautomaat gebruiken om koffie te verkopen, zou ik er ook buiten willen laten. Als er echter echt sprake is van concurrentie met de particuliere sector, dan zou het zeker wel moeten worden uitgebannen.

De gedachte achter deze exercitie is niet nieuw, want het speelt eigenlijk al vijftien jaar. Het heeft lang een sluimerend bestaan geleid. Een jaar geleden heb ik een brief naar de Kamer gestuurd waarin ik aangeef van plan te zijn om de indirecte overheidsvariant te verkennen. Mijn redenering daarbij was dat het in het geval van substantiële commerciële activiteiten zeker handig is om het uit te laten zakken in een aparte entiteit, bijvoorbeeld een bv of een nv. De administratie is dan namelijk zodanig op orde dat de Vpb-plicht snel en goed kan worden vastgesteld.

Ik heb overigens begrip voor het argument van gemeenten dat het een aantasting is van hun autonomie omdat het erop lijkt dat ze per se iets op afstand moeten zetten wat ze nu juist heel dicht bij zich willen houden. In het regeerakkoord zijn hierover een paar passages opgenomen. Zo wordt daar gesteld dat er in het verleden sprake is geweest van een wildgroei aan overheidsactiviteiten die op afstand waren geplaatst. Daardoor werd de democratische controle minder, evenals overigens de grip van bestuurders op deze activiteiten. Met de fiscaliteit wil ik daarin geen oneigenlijke sturing aanbrengen.

Op dit moment werken wij aan een inventarisatie. Daarvoor voeren we goede gesprekken met de VNG en het IPO. De organisaties hebben ons ook een aantal gemeenten en provincies aangereikt om verdiepingsslagen mee te maken. Doel daarvan is de boel zo goed mogelijk in kaart te brengen. Waar hebben we het nu precies over? Wat zijn bagatellen? Waarmee moeten we ons wel of niet bemoeien? Wat zijn reële vraagstukken en op welke wijze kunnen die het beste worden geadresseerd?

Wij zijn nog niet klaar met de inventarisatie, ook al hebben er al heel veel gesprekken plaatsgevonden. De komende maanden vindt nog een aantal gesprekken plaats met organisaties in de semipublieke sector, met name de zorg en het onderwijs. Bij universiteiten gebeurt het bijvoorbeeld weleens dat nevenactiviteiten worden ontplooid door een rijksuniversiteit of een private universiteit, bijvoorbeeld een katholieke of een protestantse universiteit. Die laatste zijn dan niet vrijgesteld van belasting en de eerste wel, omdat de rijksuniversiteiten vrijgestelde overheidsbedrijven zijn. Dat is natuurlijk een beetje gek, want hier is sprake van gelijke monniken en ongelijke kappen.

Het zou mij verder niet verbazen als de Europese Commissie op een zeker moment met een «dienstige» maatregel komt. De Commissie zit ons dan ook al heel wat jaren achter de broek om ervoor te zorgen dat we optreden tegen oneigenlijke concurrentie. Zo wil de Commissie dat we mogelijke staatssteun aanpakken. Ik houd het echter het liefst in eigen hand om te voorkomen dat de Europese Commissie ons gaat voorschrijven op welke wijze we het moeten doen. Ik wil namelijk dat we afhankelijk van de lokale omstandigheden voor een pragmatische aanpak kunnen kiezen. Ik heb overigens begrepen dat daarvoor steun bestaat in de Kamer.

De heer Groot en de heer Van Vliet vroegen hoe snel het moet worden geregeld. Wat mij betreft gaan we het eerst op een ordentelijke manier inventariseren. Ik weet niet hoe hard de Europese Commissie nog zal gaan drukken, maar ik kan de Kamer melden dat wij behoorlijk achter de broek worden gezeten. We zullen ergens mee moeten komen, maar dat moet dan wel een voorstel zijn waarvoor we een redelijk draagvlak kunnen vinden. Ik zal dus op een pragmatische manier omgaan met de juridische afscheiding wanneer ik een beeld heb van de praktijk.

De heer Groot vroeg mij om zeker ook met de ondernemersorganisaties te gaan praten. Ik weet niet of die nu al deelnemen aan de lopende gesprekken, maar, zo niet, dan zal ik er in ieder geval voor zorgen dat ze de komende tijd in de gesprekken gaan meelopen. Juist ondernemers ervaren immers die concurrentievervalsing.

De heer Van Vliet vroeg naar taxplanning door overheidsbedrijven en naar de mogelijkheid om bepaalde zaken in eigen huis te houden. Zoals gezegd is het in het geval van echte publieke taken aan de overheid zelf om de keuze te maken of men een taak in eigen huis houdt of uitbesteedt. Ik wil daar niet in treden. Wat mij betreft gaat men over de rand als bijvoorbeeld een provinciale monumentenorganisatie zich bezighoudt met die provinciale taak maar tegelijkertijd in het private domein tegen betaling advieswerk doet. Dan zit zo'n organisatie immers echt in het private domein en concurreert die ook met het private bedrijfsleven. In dat geval zal men fiscaal op een gelijke manier moeten worden behandeld.

De heer Van Vliet vroeg of je een organisatie met veel vet op de botten moet afromen om te voorkomen dat er marmeren gebouwen worden neergezet of exorbitante bonussen worden uitgereikt. Ik denk niet dat je dat voorkomt met de Vpb-plicht. Sterker nog: als al die extra kosten worden gemaakt en als er zo veel wordt geïnvesteerd, kan men daarmee misschien wel voorkomen dat er fiscale winst wordt gemaakt. Als dat gebeurt, komt men zelfs helemaal niet toe aan die belastingheffing. Ik wil het dus zuiver doen. Bij echt publieke taken is winstbelasting wat mij betreft niet aan de orde. Gaat men op wat grotere schaal dingen doen waarbij ook echt in concurrentie wordt getreden, zal belastingheffing uiteindelijk wel aan de orde zijn. Daarbij zal ik niet alleen kijken naar het level playing field binnen Nederland maar ook binnen Europa. Er bestaat bijvoorbeeld discussie over havenbedrijven. Je zult het Havenbedrijf Rotterdam niet moeten vergelijken met een particulier plezierjachthaventje maar bijvoorbeeld met grote havens elders in Europa. Hoe is daar de belastingheffing geregeld? Ik kom daarop terug; dit is vooralsnog werk in uitvoering.

Ik pak een ander groot punt op dat in dit overleg naar voren is gebracht, namelijk de oldtimers. Ik heb uitvoerig gesproken met een aantal koepelorganisaties en verenigingen van oldtimerbezitters, met de branches die handelen in oldtimers en ze opknappen et cetera. Ook is een aantal ambtelijke gesprekken gevoerd en vorige week heb ik in eigen persoon uitvoerig met ze gesproken. Een aantal opties is de revue gepasseerd; die heb ik ook beschreven in mijn brief van afgelopen maandag. Helaas hebben wij geen overeenstemming kunnen bereiken. Ik had de clubs voor het weekend enkele opties voorgelegd en ze in de gelegenheid gesteld om daar even goed over te praten in kleine kring, met hun eigen achterban. Uiteindelijk kwam men tot de conclusie dat men een vrijstelling wil voor benzineauto's van 30 jaar en ouder en voor dieselauto's van 40 jaar en ouder. Het daaraan verbonden kostenplaatje valt buiten de kaders van de ingediende moties en al helemaal buiten de kaders van het regeerakkoord. Ik heb te maken met een regeerakkoord dat mij opdraagt om de oldtimervrijstelling af te schaffen en om 153 miljoen binnen te halen. De Kamer heeft mij gevraagd om verzachtingen aan te brengen om de echte hobbyoldtimer respectievelijk het cultureel erfgoed te ontzien, althans tegemoet te komen. Binnen de smalle marges die ik heb, heb ik getracht dat te doen.

De heer Van Vliet heeft gevraagd naar de mogelijkheden om een combinatie te maken van de 30 dagenkaart en het kwarttarief. Tegen de oldtimerclubs heb ik gezegd dat dit keuzeregime voor mij nog bespreekbaar zou zijn, maar ook daar kon men uiteindelijk niet mee leven. Wat betreft het voorbeeld van de heer Bashir met betrekking tot de legertruck uit de jaren veertig kun je je afvragen of een kwarttarief fair is en of je voor dit soort gevallen niet iets extra's zou moeten doen. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen om auto's van voor 1960, die we hebben vrijgesteld van de keuringsplicht, ook vrij te stellen van belastingen. Dat vind ik geen enkel probleem; dat blijft ook binnen budgettair aanvaardbare grenzen. Dat zijn niet zo gek veel auto's. Dat kost ongeveer 1,5 à 2 miljoen; daar heb ik dus helemaal geen moeite mee. De moeilijkheid is echter dat het, zeker wat auto's vanaf pakweg 1970 betreft, om grote aantallen gaat. Daarbij is het best moeilijk een onderscheid te maken tussen de hobbyoldtimer en de oldtimer die veelvuldig wordt gebruikt. In mijn beleving laat je auto's die echt gekoesterd worden door de eigenaar en al op zekere leeftijd zijn, niet op straat staan. Die dingen roesten dan weg; dat is doodzonde. De liefhebber huurt dan een garage of zorgt ervoor dat de auto ergens droog staat. Voor dat soort auto's zou een 30 dagenkaart een heel goede oplossing zijn. Tegelijk komt er dan kritiek van mensen die zeggen: ja maar, ik woon in een grote stad en kan geen garage betalen, er is geen garage beschikbaar, waardoor de auto altijd op de weg staat. Dan biedt een 30 dagenkaart geen oplossing, maar een kwarttarief wel. De kosten van een kwarttarief zijn voor de gemiddelde auto pakweg € 130, € 150 per jaar. Is dat nou zo'n verschrikkelijk groot offer? Elke hobby kost geld. Ik kan het ook niet aan de mensen in het land verkopen dat zij moeten meebetalen aan de hobby van een ander.

Tegelijk ben ik het met de Kamer eens dat we het rijdend cultureel erfgoed moeten sparen. Ik ben dus best bereid om een ultieme poging te wagen en om, middels de combinatie van een paar maatregelen binnen aanvaardbare budgettaire grenzen, met een concreet voorstel te komen. Ik begrijp dat de Kamer de voorstellen 3, 4 en 5 in wisselende meerderheden en in wisselende samenstelling aantrekkelijk vindt. Aan de ene kant heeft de heer Groot gezegd niet zo veel te voelen voor een 30 dagenkaart, want dat levert veel bureaucratische rompslomp op, waar je met het kwarttarief van af bent. Aan de andere kant zegt de heer Bashir dat je de echte hobbyoldtimer daarmee niet helpt. Ik ben dus best bereid, een ultieme poging te wagen om een pakketje samen te stellen. Wat mij betreft mag dat echter niet meer dan ongeveer 20 miljoen kosten. Enkele miljoenen marge naar boven of beneden kan ik nog wel accepteren, maar als het richting de 30 miljoen gaat of zelfs daarboven komt, wijkt het behoorlijk af van de taakstelling die mij door het regeerakkoord is opgedragen; dan wordt de dekkingsopgave moeilijker. Van de Kamer zelf heb ik in ieder geval nog geen dekkingssuggestie vernomen. Ik denk dat het niet de bedoeling van de Kamer is om alle andere automobilisten dan maar met een verhoging van de motorrijtuigenbelasting te confronteren. Ik zou daar in elk geval niet voor willen kiezen.

De voorzitter: Wanneer komt de staatssecretaris naar de Kamer met deze ultieme schriftelijke poging?

Staatssecretaris Weekers: Wat mij betreft binnen een week. Ik vind het niet verstandig om tot het Belastingplan onzekerheid te laten bestaan over de toekomstige fiscale situatie van oldtimers. Tegelijk snap ik de aarzelingen van de Kamer op dit moment om een definitieve keuze te maken. Ik heb gehoord wat de Kamer heeft gezegd; ik kom begin volgende week met een brief aan de Kamer, zodat zij daar zo nodig voor het meireces met mij over kan praten en wij voor 1 mei duidelijkheid kunnen hebben.

De voorzitter: Dat staat genoteerd.

De heer Bashir (SP): De SP waardeert het dat de staatssecretaris nog een poging gaat wagen; wij hebben het liefst een breed gedragen plan, Dat is beter dan dat wij daar zelf een keuze uit maken. De SP twijfelt tussen optie 4 en 5, maar wij hebben het liefst dat de staatssecretaris daar samen met de vertegenwoordigers van de branche uitkomt, zodat het ook door de samenleving wordt gedragen.

De voorzitter: Dat staat genoteerd. De staatssecretaris stuurt de Kamer nog een aanvullende brief. Ik denk dat wij het kunnen waarderen als er snel duidelijkheid komt.

Staatssecretaris Weekers: Ik kan dus niet beloven dat ik er met de branche uitkom. Dat is eerder ook niet gelukt. De branche heeft gezegd, vast te houden aan de eis dat auto's ouder dan 30 jaar respectievelijk ouder dan 40 jaar niet worden belast. Dat zag men als het ultieme bod. Dat kan ik budgettair niet inpassen. Ik wil dus ook geen valse verwachtingen wekken. Ik heb aangegeven waar voor mij nog best wat ruimte zit. De branche zal nu meeluisteren; als de Kamer aan de branche duidelijk maakt dat hier geen zak met gratis geld klaarstaat en dat het verstandig is om er nu uit te komen, dan hoop ik dat dit gaat lukken. Volgende week krijgt de Kamer in elk geval een brief. Daarin doe ik een concreet voorstel, het liefst in afstemming met de branche. Als de branche het er niet mee eens is, is dat in elk geval mijn voorstel, dat ik uiteraard geef voor elk beter voorstel.

Mevrouw Neppérus heeft gevraagd hoe het zit met het toezicht op en de transparantie van de anbi's; daar zit weinig tempo in. Ik begrijp haar ongeduld, maar met de filantropische sector is afgesproken dat de dossiers in een bepaalde volgorde samen worden besproken en samen worden opgelost. Daarover is onder Rutte I met de filantropische sector een convenant gesloten. Dat leidt ertoe dat ik voor de zomer, naar verwachting volgende maand, een volgende voortgangsbrief over het toezicht op en de transparantie van de anbi's naar de Kamer kan sturen.

Mevrouw Neppérus heeft hetzelfde ongeduld uitgedragen over het beklemd vermogen. Ook dat ongeduld snap ik en ook hiervoor geldt dat ik geen ijzer met handen kan breken. De mensen die dit in kaart moeten brengen, zijn dezelfde mensen die het wetsvoorstel inzake het Witteveenkader hebben moeten maken en die de komende maanden bezig zijn om de Kamer straks van een goed antwoord te voorzien. Ik maak van de gelegenheid gebruik om de Kamer te vragen om dat wetsvoorstel in elk geval voortvarend op te pakken met betrekking tot de eerste schriftelijke ronde, zodat ik de vragen die nu al leven zo snel mogelijk kan beantwoorden. In verband met de uitvoeringsaspecten is het namelijk van belang dat dit wetsvoorstel, als het even kan en er een Kamermeerderheid voor is, voor de zomer door beide Kamers wordt aanvaard. De beperkte capaciteit op het ministerie hindert mij momenteel bij het afleveren van de informatie die de Kamer graag wil. Voor de zomer krijgt zij in elk geval een notitie over het beklemd vermogen.

Voorts is gesteld dat het tempo van de beantwoording van de prejudiciële vragen teleurstelt. Het volgende wreekt zich hierbij een beetje. Rondom dit soort dossiers heb je te maken met interdepartementale afstemming en met het feit dat het belastingrecht in de discussies die de minister van Veiligheid en Justitie vorig jaar met de Kamer heeft gevoerd over wetsvoorstellen, terzijde is gelegd. Tussen het schrijven van deze brief en vandaag heb ik contact gehad met Justitie. Justitie zal die kwestie rondom belastingrechtspraak in elk geval voortvarend oppakken. Dat zal dus volgend jaar gebeuren, wanneer die bredere evaluatie komt.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb heel geduldig gewacht op de reactie van de staatssecretaris. Het lijkt alsof ik ongeduldig ben, en wellicht hoort dat ook bij een Kamerlid, maar het gaat om dingen die Kamerbreed van belang worden geacht. Ik ben overigens blij dat het beklemd vermogen in de notitie komt, maar het gaat toch om zaken, zoals de anbi's, waar we al jaren over spreken – het is al anderhalf jaar geleden in het kader van het Belastingplan behandeld – en die echt de nodige aandacht moeten krijgen. Ik wil voor de zomer duidelijk weten welke kant we opgaan met het beklemd vermogen en wat de stand van zaken bij de anbi's is. Wij krijgen klachten van mensen binnen en daar moeten wij goed op kunnen reageren. Anders is de uitdrukking «de toezegging is afgedaan» wel erg gemakkelijk te gebruiken.

Staatssecretaris Weekers: Over het beklemd vermogen wordt de Kamer voor het zomerreces geïnformeerd. Dat had ik overigens ook toegezegd bij de behandeling van het Belastingplan. Het is niet mijn bedoeling om de zaak af te houden.

Over de uitwerking met betrekking tot de transparantie wordt de Kamer in mei geïnformeerd. De ministeriële regeling waarin de criteria worden uitgewerkt, zal worden meegezonden. Enkele klachten die mevrouw Neppérus had ontvangen, hadden betrekking op het toezicht. De Belastingdienst controleert op verschillende manieren. In de eerste plaats gebeurt dat natuurlijk bij de aanvraag van de anbi. Als er onduidelijkheid of twijfel is, wordt rechtstreeks informatie opgevraagd. Daarnaast is er constant toezicht. In het afgelopen jaar zijn 1.100 toezichtsignalen behandeld, waarbij 818 keer een bedrijfs- en boekonderzoek heeft plaatsgevonden. In 26% van de gevallen – dat is 300 keer – is de anbi-status uiteindelijk ingetrokken naar aanleiding van deze onderzoeken. Het anbi-team in Den Bosch bestaat uit ongeveer 45 werknemers; een groot deel daarvan is ook met toezicht belast. Daarmee hoop ik de vragen van mevrouw Neppérus te hebben beantwoord.

De vraag van de heer Groot over overheidsbedrijven heb ik beantwoord. Daarnaast heeft hij gezegd dat hij geen goed antwoord heeft gekregen op zijn vraag naar aanleiding van zijn motie over de gelijkere behandeling van eigen en vreemd vermogen en over de forfaitaire aftrek van eigen vermogen. Hij was van mening dat ik wel kan zeggen dat ik die discussie niet wens om rust te creëren op dit front, maar dat taboes op discussies ook onrust veroorzaken. Ik vind niet dat er een taboe rust op deze kwestie. In het verleden hebben er echter onderzoeken plaatsgevonden, onder meer door de commissie-Van Weeghel, waaruit naar voren kwam dat er best wel wat redenen zijn om bijvoorbeeld over te stappen op een systeem van notionele interest; België heeft dat. Het is ook heel erg interessant om eigen vermogen te stallen. Tegelijk is de vraag of de Belgen daar op zeker moment niet van terug moeten komen vanwege de toch wel enorme budgettaire aspecten die dit met zich brengt. Niet dat ik daar concrete aanleiding toe zie, maar om hiertoe over te kunnen gaan, heb je behoorlijk wat extra geld nodig om dit te faciliteren, tenzij we gewoon een flinke verschuiving doorvoeren. Dat betekent dat we vreemd vermogen fiscaal een stuk strenger gaan aanpakken en dat we ondernemingen die met relatief veel vreemd vermogen zijn gefinancierd, een behoorlijke extra belastingrekening gaan presenteren. Het lijkt mij niet verstandig om in een tijd dat er geen geld is voor nettolastenverlichting voor het bedrijfsleven, de onzekerheid te creëren dat ondernemingen straks misschien niet meer goed gefinancierd kunnen worden; dat is op zichzelf toch al een issue. Ik zeg de heer Groot echter graag een goede brief toe, waarin staat wat in kaart is gebracht en wat de inhoudelijke overwegingen zijn dat ik deze discussie op dit moment niet wil voeren.

De heer Bashir stelde dat de staatssecretaris voor een kleine en efficiënte overheid is. Hij vraagt zich af waarom ik dan een belastingplicht voor overheidsbedrijven voorstel. Ik ben zeker voor een kleine en efficiënte overheid, maar ook voor een eerlijke overheid. Ik heb zojuist aangegeven wat mijn lijn is in de discussie over de belastingplicht voor overheidsbedrijven; ik ben voor een level playing field, voor zover de concurrentie wordt aangegaan met betrekking tot niet-publieke taken van de overheid.

De heren Bashir en Omtzigt hebben gevraagd naar het voorstel inzake de Wet openbaarheid belastingrechtspraak. Het is niet zo dat ik de discussie daarover helemaal niet wil voeren, sterker nog: dat wil ik wel doen. Ik heb de discussie daarover overigens in een eerdere hoedanigheid aangezwengeld. Echter, het is een capaciteitskwestie. De hoeveelheid wetgevingswerk die op het bordje van het ministerie van Financiën ligt, die op mijn bord en daarmee ook op het bord van de fiscale woordvoerders ligt, is aan grenzen gebonden. De vraag is wanneer we welk wetsvoorstel kunnen produceren. Daarvoor moeten we goed nadenken over de modaliteiten. Vorig jaar hebben we niet alleen het hele pakket voor het Belastingplan behandeld, maar in het voorjaar ook het hele pakket aan fiscale crisiswetgeving, waaronder de Bosalwetgeving. Dat heeft ontzettend veel wetgevingscapaciteit gekost. Afgelopen jaar ben ik ook bezig geweest met formeel recht, om het verkeer tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst te vereenvoudigen en te moderniseren; daar zijn diezelfde medewerkers mee bezig. Dat wetsvoorstel ligt nu bij de Raad van State en kan de Kamer zeer binnenkort tegemoetzien. Daarnaast zijn we bezig met de wetgeving inzake het Witteveenkader en met de voorbereidingen voor het Belastingplan.

Laat ik het volgende afspreken met de Kamer. Het gaat mij de komende maanden niet lukken om de Wet openbaarheid belastingrechtspraak te behandelen. Ook in de tijd dat het Belastingplan in de Kamer aan de orde is, gaat mij dat niet lukken. Ik zal bekijken of ik, na behandeling van het Belastingplan in de Kamer, met voorstellen kan komen. Dan vindt het ook op een ordentelijke manier plaats. Dat hoeft ook niet in de pressurecooker van het Belastingplan; dat moet goed overdacht worden. Daar zijn namelijk niet alleen voordelen maar ook nadelen voor belastingplichtigen aan verbonden. Dat zullen we goed moeten afwegen. Op deze wijze zou ik graag verder willen debatteren met de Kamer.

De heer Bashir (SP): Ik waardeer het zeer dat de staatssecretaris hier werk van gaat maken. Hij blijft niet eindeloos staatssecretaris en ik blijf niet eindeloos Kamerlid. Het zou dus fijn zijn als wij dat nog zouden kunnen behandelen. Kunnen we met de staatssecretaris afspreken dat het wetsvoorstel binnen twaalf maanden aan de Raad van State wordt aangeboden? Twaalf maanden lijkt mij een vrij goede termijn.

Staatssecretaris Weekers: Ik kan wel een inspanningsverplichting op mij nemen. De volgende verkiezingen zijn pas in mei 2017. Wij rekenen dus op brede steun van de Kamer om dit soort wetsvoorstellen in alle rust, ook in deze samenstelling, met elkaar te bespreken. Ik heb aangegeven hoe het zit met de capaciteit op mijn ministerie. Ik kan dus pas nadat het Belastingplan is aangenomen door de Eerste Kamer, capaciteit vrijmaken, ook voor deze discussie. Daarna moet het natuurlijk nog via ambtelijke voorportalen naar de ministerraad. Ik kan dus niet op de dag af zeggen «binnen twaalf maanden na nu», maar het voorjaar van 2014 lijkt mij een prima termijn om naar te streven.

Voorts heeft de heer Bashir in het kader van de oldtimerregeling gevraagd om een importverbod op youngtimers uit te vaardigen. Dat zal Europeesrechtelijk op de allergrootste bezwaren stuiten; we kunnen geen importverboden opleggen.

De heer Omtzigt is inmiddels niet meer aanwezig bij dit overleg, maar ik zal zijn vragen even doorlopen.

De voorzitter: De heer Omtzigt heeft beloofd om het verslag erop na te lezen.

Staatssecretaris Weekers: Heel goed.

De heer Omtzigt heeft een paar punten uit de toezeggingenbrief geagendeerd waarvan hij vindt dat ze wel heel snel zijn afgevoerd. Het is niet mijn bedoeling om lichtvaardig met toezeggingen aan de Kamer om te gaan, maar ik wil wel op een zeker moment een opruiming houden, opdat we niet elke keer worden geconfronteerd met een hele waslijst aan toezeggingen. Als ik meld dat ik bepaalde toezeggingen wil afvoeren, geef ik daarbij de stand van zaken, bijvoorbeeld dat een toezegging een ander parlementair traject heeft gekregen of helemaal afgerond is. Zo zou ik in het vervolg met toezeggingen willen omgaan. Als de Kamer het op bepaalde punten echt niet met mij eens is, hoor ik dat graag. Dan houd ik ze op de lijst, maar wil ik heel graag weten wat de Kamer er precies mee wil. Anders blijven we een hele hoop oude dingen met ons meeslepen.

Het aandeelhoudersregister komt er. Dat is uitermate belangrijk. Ik heb een paar weken geleden al aangegeven dat er een brief van de collega van Veiligheid en Justitie naar de Kamer zou komen. Ik heb begrepen dat die brief nog onderweg is; hij zal per postduif worden bezorgd in plaats van per e-mail. De Kamer kan ervan uitgaan dat het aandeelhoudersregister er komt, linksom of rechtsom, en dat ook de wettelijke voorbereidingen ervoor in gang zijn gezet.

De voorzitter: Hebt u enig idee wanneer?

Staatssecretaris Weekers: Dit dossier wordt primair getrokken door de minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de minister van Economische Zaken en mij. Als ik het alleen voor het zeggen had, had de brief al in de Kamer gelegen. Nu ben ik afhankelijk van Veiligheid en Justitie.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris af en toe opruiming wil houden. Het lijkt mij ook verstandig, zodat toezeggingen niet eindeloos blijven staan. Maar, als er staat dat een brief in maart komt terwijl het inmiddels april is, is dat toch lastig met zo'n aandeelhoudersregister. Ik kreeg de indruk dat de heer Omtzigt hetzelfde had uitgeprobeerd als ik, namelijk doorklikken op een link naar een site waar een heleboel informatie over de Wet uniformering loonbegrip zou staan. Het was echter leeg daar. Ik denk dat er af en toe ietsje meer moet worden gezegd dat eraan wordt gewerkt. Het principe van regelmatig opruimen is prima – laat ik erbij zeggen dat er ook veel voortgang in zit – maar we moeten wel even secuur blijven of er moet duidelijk worden gemaakt dat er nog iets kan komen.

Staatssecretaris Weekers: Ik ben het zeer met mevrouw Neppérus eens. De brief over het aandeelhoudersregister heb ik zelf een maand geleden afgedaan. Vervolgens stuur ik een overzicht van de toezeggingen. Dan ga ik er ook van uit dat die brief in maart bij de Kamer kan zijn. Ik ga niet checken en dubbelchecken en redenen achterhalen waarom die brief kennelijk toch nog niet bij de Kamer is beland. Ik zal onze mensen vragen om daar nog beter op te letten of in elk geval een verklaring te geven als er toch nog enig licht tussen zit.

De heer Omtzigt sprak ook over de overgangsregeling afdrachtsvermindering onderwijs. De afdrachtsvermindering onderwijs zal worden afgeschaft in de fiscaliteit. Er komt een regeling voor in de plaats die wordt ontworpen door de minister van Onderwijs. Zij zal een overgangsregeling moeten treffen. Ik kan daarvoor in de fiscaliteit geen overgangsregeling treffen. Daar is ook geen geld voor gereserveerd. Ik wil mij niet ergens gemakkelijk van afmaken, maar we moeten de dossiers leggen waar de verantwoordelijkheden bestaan. Die verantwoordelijkheid kan ik niet naar mij toetrekken. Ik heb het overgedragen aan de collega van OCW. Daarmee is voor mij de toezegging afgedaan. De collega van OCW zal dit uiteraard hebben te regelen.

Mevrouw Neppérus sprak over de Wet uniformering loonbegrip. We krijgen er nog een uitvoerig notaoverleg over. Ik zal de link laten checken. Het kan niet zo zijn dat er staat dat je extra informatie krijgt via die link, terwijl je vervolgens op een leeg veld terechtkomt. Dat kan natuurlijk niet.

Ik kom te spreken over de motie-Omtzigt/Harbers over TIEA's. Ik ben het zeer met de heer Omtzigt eens dat automatische gegevensuitwisseling de standaard van de toekomst moet zijn. Ik heb dat punt afgelopen zaterdagochtend tijdens een Ecofin-vergadering in Dublin op tafel gelegd. De verwachting is dat dit thema ook aan de orde wordt gesteld in de najaarsvergadering van de G20 in september. Als landen meewerken door met een x-aantal landen TIEA's af te sluiten, wat inhoudt dat ze informatie op verzoek geven, dan worden ze niet gekwalificeerd als belastingparadijs. We zouden de lat hoger moeten leggen, maar dat kan alleen op mondiaal niveau en in OESO-verband. Waar op dit moment informatie op verzoek wordt gegeven via TIEA's, moet de lat in de toekomst liggen bij automatische gegevensuitwisseling of spontane informatieverstrekking. Ik span mij ervoor in dat die lat hoger wordt gelegd. Er zitten nog een paar TIEA's in de pijplijn. Als alle onderhandelingen zijn afgerond, kan ik moeilijk zeggen dat we weer terug naar de onderhandelingstafel gaan. Ik moet uiteraard ook even nagaan wat bestuurlijk gezien handig is. Daarnaast is de vraag aan de orde wat er gebeurt als er geen TIEA is, want dan heb je helemaal geen ingang om überhaupt informatie te vragen. Je kunt wel zeggen dat je met landen geen TIEA afsluit, maar als die landen vanwege het aantal TIEA's dat ze al hebben, toch al niet meer op de zwarte lijst staan, schiet ik er niks mee op om te zeggen: ik wil die informatie van u niet, want ik wil alleen maar automatische gegevensuitwisseling. Dan sta ik helemaal met lege handen. Die afweging wil ik nog kunnen maken. Ik zal in de volgende halfjaarsrapportage over de Belastingdienst hier dieper op ingaan. Nogmaals, transparantie is wat mij betreft het sleutelwoord. Ik ben zelf ook nog enigszins ongeduldig en ontevreden over het aantal informatie-uitwisselingen en informatieverzoeken dat wordt gepleegd. Je kunt ervan uitgaan dat er hard aan gewerkt wordt, ook bij de Belastingdienst, om te zorgen dat we niet alleen «best in class» zijn, maar dat we ook elk jaar verdere voortgang bereiken.

De heer Omtzigt vroeg om een overzicht welke verdragen en TIEA's een bepaling van automatische gegevensuitwisseling bevatten en welke niet. Dat zeg ik graag toe en geef ik direct bij de halfjaarsrapportage over de Belastingdienst, opdat we de onderwerpen geclusterd met elkaar kunnen bespreken.

De heer Omtzigt zei in het kader van één bankrekeningnummer dat het sneller kan. Ja, dat vind ik ook. We hebben die discussie anderhalf jaar geleden gevoerd bij de behandeling van het Belastingplan, maar het is nog steeds niet geregeld. Maar goed, it takes two, of in dit geval three or four, to tango. Ik heb destijds aangegeven onder welke voorwaarden ik uitzonderingen wilde maken op dat ene bankrekeningnummer. Daarover is behoorlijk lang gesoebat. Intussen zijn de besprekingen met de sector vruchtbaar. Ik verwacht dat we daar dan ook snel uit zullen zijn.

Ik kom te spreken over de halvering van de tax gap. Ik ben bezig om een onderzoek uit te zetten onder de Belastingdienst en het CBS om te achterhalen in hoeverre we een tax gap in kaart kunnen brengen. Dat is niet eenvoudig. In Europees verband circuleren er astronomische bedragen. De voorzitter van de Europese Raad, Van Rompuy, heeft vorige week getwitterd dat het om 1.000 miljard zou gaan. Ik neem niet aan dat Nederland daar een evenredig aandeel in heeft, gelet op de bijzonder hoge belastingmoraal in Nederland. Ik wil dit voor Nederland verder in kaart laten brengen. We doen ons voordeel met de wijze waarop er in sommige andere landen tegenaan wordt gekeken.

Op de elektrische auto's kom ik in een nadere brief terug.

Ik weet dat de heer Van Vliet wil blijven praten over Bosal. Hij weet dat ik vorig jaar heb gezegd dat ik het wil laten bij het wetsvoorstel. Ik neem aan dat we hierover zullen blijven discussiëren. Ik kan mij voorstellen dat de heer Van Vliet de brief die ik zojuist aan de heer Groot heb toegezegd, zal aangrijpen om het over Bosal te hebben. Dat staat hem vrij.

De voorzitter: Die toezegging doe ik graag aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Weekers: Ik zeg graag toe dat ik rust wil op het Vpb-front.

Daarmee ben ik aan het eind van de beantwoording gekomen. Ik dank de Kamer voor het constructieve overleg.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. Ik begrijp dat er behoefte is aan een korte tweede termijn. De spreektijd per fractie bedraagt één à twee minuten. Ik verzoek de leden om geen onderlinge interrupties te plegen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden.

Ik zie graag in een volgend verslag over de Belastingdienst hoe het toezicht op anbi's verloopt. Het is goed om te horen dat het toezicht er is, maar hoe loopt het nou? Ik zie dat graag in de rapportage.

Ik wacht de brief over de oldtimers af, maar zeg erbij dat er mag worden gekozen uit de varianten 3, 4 of 5 of een combinatie daarvan. Er zit wat betreft mijn fractie een grens in, namelijk 15 à 20 miljoen. Meer ruimte is er niet. Dat kan dan gewoon gebeuren. We hebben het dan over het cultureel erfgoed.

Tot slot over de informatieverstrekking over de Wet uniformering loonbegrip. We gaan er binnenkort over praten in een notaoverleg, maar blijven het van belang vinden dat de evaluatie voor de zomer bij de Kamer is.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden over het punt belastingheffing overheidsbedrijven. Ik heb er veel vertrouwen in gekregen dat dit op een evenwichtige wijze wordt aangepakt. Voor zover ik de indruk heb gewekt dat dit uitgesteld kan worden, zou ik die willen wegnemen. De staatssecretaris is namelijk heel overtuigend geweest toen hij zei: je kunt het beter in eigen hand nemen dan afwachten totdat je de Europese regelgeving over je heen krijgt, waar je vervolgens niet blij mee bent.

Het overleg over de oldtimers heeft veel opgeleverd, in de zin dat gebleken is dat je voor een bedrag in de orde van grootte van 20 miljoen wel degelijk het cultureel erfgoed tegemoet kunt komen. Als we als Kamer ongeveer dit bedrag ervoor over hebben, denk ik dat dit aanleiding zou moeten zijn voor de branche om te kijken welke oplossing binnen deze speelruimte gevonden kan worden. Wellicht is er dan alsnog overeenstemming. Dat er eerder geen overeenstemming is bereikt, is logisch, want de branche wil natuurlijk zo veel mogelijk. Maar als de branche van tevoren weet dat de Kamer er 20 miljoen voor over heeft, dan zou hij toch tot tegenvoorstellen moeten komen voor wat de beste oplossing is. Mijn fractie neigt het meest naar variant 3 of 4, maar zij hoort ook graag de mening van de branche. We zien de brief van het kabinet tegemoet.

Tot slot. Ik sluit mij graag aan bij de verzoeken van mevrouw Neppérus over de beklemde vermogens.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording, maar vooral voor de toezeggingen, bijvoorbeeld dat hij de inspanningsverplichting op zich neemt om het wetsvoorstel dat op de plank ligt, binnen twaalf maanden aan de Raad van State aan te bieden. Hetzelfde geldt voor de laatste poging van de staatssecretaris om er met de branche uit te komen over de oldtimers. Bij dezen doe ik een beroep op de branche om zich constructief op te stellen. Het gaat er immers om dat de hobbymatige gebruikers ontzien worden. Wij twijfelen tussen optie 4 en 5, maar neigen meer naar optie 4. Ik laat het toch nog even aan de branche over om hier samen met de staatssecretaris uit te komen.

Tot slot ga ik in op de belastingplicht van overheidsbedrijven. Ik begrijp natuurlijk dat de Europese Commissie ons achter de broek aan zit, maar ik meen dat we met het voornemen van de staatssecretaris vooral de fiscalisten veel nieuw werk verschaffen. Uiteindelijk denk ik niet dat de Belastingdienst of de overheidsbedrijven hier iets mee opschieten. Op het moment dat die zich aan nieuwe regels moeten houden en belastingaangiftes moeten doen, houden wij als overheid onszelf bezig. Ik roep de staatssecretaris wederom op om een list te verzinnen, zodat wij hier niet mee door hoeven gaan.

Voorzitter: Neppérus

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging om nog een keer met een voorstel over de oldtimers te komen, waarbij ik hoop dat we een keuzeregime krijgen in combinatie met de vrijstelling, in ieder geval voor auto's die niet meer keuringsplichtig zijn. Ik meende dat dit geldt voor auto's van 50 jaar en ouder. Uiteindelijk zou dit tot een evenwichtig voorstel moeten leiden, want ook ik kan geen ijzer met handen breken. We moeten een keer duidelijkheid verschaffen.

De kwalificatie van publieke diensten vind ik interessant. De tax planning bij artikel 2, lid 7 en ik meen lid 4, is er nog steeds. Is het mogelijk dat we, als we transparantie en helderheid willen geven aan zowel belastingplichtigen als ondernemers, met een uitputtende lijst komen van wat als publieke diensten wordt gezien? Ik verneem daar graag kort de visie van de staatssecretaris op.

Ik sprak over fiscale winsten in de watersector. Het feit dat iemand fiscale winst zou kunnen drukken met alle mogelijke middelen, zou leiden tot het manipuleren van mogelijke fiscale winsten, waardoor je te allen tijde belastingplicht blokkeert. Dat is geen helder en zuiver argument. We hebben per slot van rekening goed koopmansgebruik, we hebben jurisprudentie, we hebben de wettelijke beperking in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en we hebben daar overheen de fiscus. Dat, samen met verticale controles, zou toch moeten kunnen leiden tot enige Vpb-afdrachten? Ik heb op basis van commerciële resultaten berekend dat je toch heel snel aan een bedrag tussen de 50 en 100 miljoen zou kunnen komen. Het lijkt mij heel interessant om daar zelf over te beschikken in plaats van dat men beschikt over dure kunstwerken en dikke leasebakken. Daarop krijg ik graag een korte reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter: Van Vliet

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Ik zeg mevrouw Neppérus graag toe dat ik in de komende halfjaarsrapportage van de Belastingdienst nog wat uitvoeriger zal ingaan op het toezicht op anbi's.

Wat betreft de oldtimers, is het mij helder dat de meerderheid van de Kamer zegt: zoek het ergens in de combinatie van de opties 3, 4 en 5. Misschien kan er nog iets anders worden verzonnen, maar dat verwacht ik niet. De Kamer vraagt mij om wellicht hier of daar nog iets te schuiven met bijvoorbeeld leeftijdgrenzen. Daarbij heeft zij uitdrukkelijk gezegd dat het de 20 miljoen niet zou moeten overschrijden. Dan is dat ook helder voor de branche, lijkt mij. Ik doe een ultieme poging om met de branche tot een concreet voorstel te komen. Als dat niet lukt, kom ik zelf met een concreet voorstel waarin hieraan tegemoet wordt gekomen en binnen deze grenzen wordt gebleven. Nogmaals, het lijkt mij niet verstandig om te wachten tot het Belastingplan voordat helderheid wordt geschapen.

Ik dank de heer Groot voor zijn steun voor mijn aanpak in het kader van de belastingplicht voor overheidsbedrijven. Dat impliceert dat ik daarmee niet tegemoetkom aan de heer Bashir. Ik ben er niet op uit om overheden op te zadelen met extra administratieve lasten. Die wil ik overigens niet alleen vermijden of minimaliseren voor overheden, maar ook voor het bedrijfsleven. Tegelijkertijd heb ik een level playing field in de gaten te houden. Ik wil straks niet door de Europese Commissie gedwongen worden om het op een zodanige manier te regelen die niet past bij uw en mijn pragmatisme. Ik ga hier op een zorgvuldige manier mee om. Ik ga geen bagatellen aanpakken. Ik ga niet onnodig zaken overhoop halen, maar waar niet-publieke diensten, aangeboden door overheden, concurreren met het private domein, ga ik zorgen dat de fiscaliteit het level playing field niet verstoort. De discussie over de vraag hoe het exact wordt uitgewerkt, zullen we nog met elkaar voeren. Ik ben in elk geval blij met de brede steun die ik proef in de Kamer voor de koers die ik in dit lastige dossier vaar.

Op de oldtimers ben ik al ingegaan. Ik dank de heer Van Vliet voor de steun.

De concrete vraag van de heer Van Vliet is of ik met een lijst kan komen van wat publieke diensten zijn. Dat lijkt mij schier onmogelijk voor de staatssecretaris van Financiën. Er zijn diverse overheden. De overheden hebben geen gesloten huishouding. Ze bepalen in zekere mate zelf wat publieke taken en diensten zijn. Dit lijkt mij niet mogelijk.

Dan de watersector. Het lijkt mij niet zinvol dat je daar waar mogelijkerwijs de tarieven te hoog zijn – volgens mij duidt de heer Van Vliet daarop – gaat afromen via de Vpb. Waterbedrijven zijn nu net bedrijven die niet in concurrentie treden met het private bedrijfsleven, simpelweg omdat daar een monopolie op rust en omdat waterbedrijven niet geprivatiseerd mogen worden in Nederland. Als dat anders zou zijn, is het verhaal ook anders. Dan zou je private en publieke bedrijven fiscaal hetzelfde moeten behandelen. Dit is een voorziening waarvan de Kamer in meerderheid heeft aangegeven die in publieke handen te willen houden. Daarmee is het echt een publieke taak. Als de waterbedrijven vervolgens allerlei andere activiteiten ondernemen, bijvoorbeeld door een koffiehuis te beginnen of andere diensten aan te bieden, dan zouden ze wat betreft de diensten waarmee ze in concurrentie treden wel belastingplichtig moeten worden. Maar ik heb geen signalen dat ze allerlei activiteiten verrichten buiten deze expliciete publieke taken. Als de tarieven mogelijkerwijs te hoog zijn of men onvoldoende let op de kosten, zal het debat toch ergens anders gevoerd moeten worden. Waterbedrijven staan onder toezicht. Ze moeten via dat toezicht worden aangesproken. Ik kan mij nog goed de discussie met de Kamer herinneren toen ik voorstelde om de grondwatertaks en de leidingwatertaks af te schaffen. Een van die twee is afgeschaft, maar de ander hangt nog. Toen heb ik wel met de watersector afgesproken in een convenant dat de belastingverlagingen een-op-een zouden worden doorgegeven aan de afnemers. Ze hebben dat ook gepubliceerd. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat in de watersector te veel aan de strijkstok blijft hangen. Mocht dat wel zo zijn, dan is dit niet de plaats om dat aan de orde te stellen.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Er is een eindeloze reeks aan toezeggingen gedaan van brieven in de variatie van volgende week tot voorjaar 2014. Ik ga die eindeloze reeks niet herhalen. De geïnteresseerden kunnen het verslag erop naslaan, zoals de heer Omtzigt ook zal moeten doen. Ik dank de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor hun komst. Ik dank de geïnteresseerden op de publieke tribune, die hier meer belang aan hechtten dan aan bepaalde akkoorden. Ik dank de collega's voor hun deelname aan het debat.

Sluiting 11.48 uur.

Naar boven