31 209
Schoon en zuinig

nr. 68
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2008

In vervolg op mijn toezegging in de brief van 17 november 2008 (Kamerstuk 31 209, nr. 61) en mede namens de minister voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), doe ik u hierbij twee documenten toekomen.1 Dit is ten eerste het offerteverzoek voor het onderzoek naar de beschikbaarheid en het prijsniveau van biobrandstoffen in het jaar 2020, en ten tweede het rapport «20–20» over de maatregelen voor de haalbaarheid van 20% biobrandstoffen in 2020 in het wagenpark en de infrastructuur. Daarmee geef ik u een tussenstand ten aanzien van de verkenning zoals aangegeven in het Werkprogramma Schoon en Zuinig naar het verbeteren en verbreden van de inzet op biobrandstoffen ten behoeve van een mogelijke doelstelling van 20% voor biobrandstoffen in het jaar 2020.

Het onderzoek is in twee delen gesplitst, enerzijds onderzoek naar het aanbod van biobrandstoffen, en anderzijds een onderzoek naar de inpassing in wagenpark en infrastructuur.

Het offerteverzoek betreft het onderzoek naar het aanbod, de duurzaamheid en het prijsniveau van biobrandstoffen voor het jaar 2020. Dit onderzoek heeft een sterke relatie met bijvoorbeeld de mondiale beschikbaarheid van landbouwgrond en is tegen die achtergrond complex.

Mede om die reden zal het resultaat van het onderzoek pas in de loop van volgend jaar beschikbaar komen. Thans moet het onderzoek door de opdrachtnemer nog inhoudelijk afgerond worden, waarna nog een peer-review voorzien is. Dit onderzoek is ingepast in het bredere project Wetenschappelijke Assessment Beleidsanalyse (WAB), onderdeel klimaatonderzoek, en is gericht op het ontsluiten voor beleid van bestaand wetenschappelijk onderzoek.

Het rapport «20–20» is recent afgerond en geeft antwoord op de vraag wat er met het wagenpark en andere installaties moet gebeuren wil de doelstelling van 20% biobrandstoffen in 2020 praktisch haalbaar zijn. Het geeft een overzicht van mogelijke stimuleringsmaatregelen en poogt een raming te geven van de financiële consequenties van de diverse alternatieven. Belangrijkste conclusie van dit rapport is dat er in beginsel – vanuit wagenpark of infrastructuur – ruimte is om de beslissing over de hoogte van de doelstelling voor 2020 uit te stellen tot 2012. Deze tijd is te benutten voor een nadere ontwikkeling van aanbod van duurzame biobrandstoffen die voldoen aan duurzaamheidscriteria.

Het onderzoek in het kader van Schoon en Zuinig omvat geen besluitvorming ten aanzien van de doelstellingen voor 2020.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven