31 209
Schoon en zuinig

nr. 48
MOTIE VAN DE LEDEN NEPPÉRUS EN VAN DER HAM

Voorgesteld tijdens het Notaoverleg van 3 november 2008

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het volgens het ECN en PBL waarschijnlijker is dat het maximale aandeel biobrandstoffen, dat in 2020 te realiseren is binnen de door het kabinet gestelde duurzaamheidseisen, ligt tussen de 5% en 10% in plaats van 20%;

overwegende, dat de onderhandelingen in het kader van het verplichte bijmengpercentage van biobrandstoffen voor motorbrandstoffen nog geen uitsluitsel hebben gegeven over de hoogte van dit verplichte bijmengpercentage;

overwegende, dat er aan het verplichte bijmengpercentage waarschijnlijk voorwaarden worden verbonden die een alternatieve invulling van deze verplichting stimuleren of mogelijk maken, zoals elektrisch rijden op basis van hernieuwbare energie;

van mening, dat het wenselijk is om het verkeer en vervoer minder afhankelijk te maken van fossiele motorbrandstoffen, onder andere vanuit het perspectief van energieonafhankelijkheid en milieu- en gezondheidkundig oogpunt;

verzoekt de regering de Kamer voor de behandeling van de VROM-begroting 2009 te informeren over de mogelijkheden die een alternatieve invulling van het verplichte bijmengpercentage voor biobrandstoffen kan bieden op het gebied van energieonafhankelijkheid, milieubelasting en volksgezondheid en op welke wijze het kabinet wil omgaan met deze mogelijkheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Neppérus

Van der Ham

Naar boven