31 209
Schoon en zuinig

nr. 38
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 augustus 2008

De vaste commissie voor Economische Zaken1, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2, de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer3 en de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat4 hebben op 1 juli 2008 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken en staatssecretaris Huizinga-Heringa van Verkeer en Waterstaat over:

– de brief over windturbineparken op de Noordzee (31 209, nr. 26).

Van dit overleg brengende commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Jansen (SP) herhaalt de boodschap van vrijwel alle deelnemers aan de hoorzitting over windenergie van vorige week dat de 6000 MW die het kabinet in 2020 wil realiseren, er niet komt als er niet heel snel iets verandert. Bij windenergie op zee komt de groei te laat op gang omdat de locatieselectie, het vergunningencircus en de subsidieverlening meer dan twee jaar gaan duren. Voor windenergie op land moet er snel een structuurvisie komen voor de plaatsing van de molens, het aanpassen van de geluidsnormen en het geven van duidelijkheid over de vrijwaringszones rond molens. De officiële planning wordt cynisch bejegend door het veld, omdat daarbij geen rekening wordt gehouden met de doorlooptijd van projecten. Rijkswaterstaat bemoeit zich met inhoudelijke discussies over milieu en natuureffecten, terwijl het alleen maar een volledigheidstoets op de ingediende stukken zou moeten uitvoeren. Er gaapt een kloof tussen ambitie en realiteit.

Tijdens de hoorzitting is een groot aantal suggesties gedaan om het tempo bij de realisatie van nieuw vermogen te verhogen. Er moet één resultaatverantwoordelijke minister benoemd worden die de inbreng van de zes ministeries coördineert. Hierbij mag het ministerie van Defensie niet vergeten worden. Tot de productie op stoom is, dient de Kamer via een halfjaarlijkse voortgangsrapportage geïnformeerd te worden. Er moet niet geprobeerd om worden de ecologische effecten van windmolens met bureaustudies te voorspellen, maar er moet gestart worden met globale richtlijnen in combinatie met verplichte monitoring. Op basis van deze monitoring kunnen de randvoorwaarden voor volgende projecten worden bepaald. De subsidie voor windenergie moet buiten de belastingen om gefinancierd worden, zoals in Duitsland wordt gedaan. De minister van Economische Zaken heeft bij de behandeling van de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) toegezegd om de mogelijkheden te onderzoeken van financiering via een opslag op grijze stroom. Hoe staat het hiermee? De strategische MER (Milieu Effect Rapportage) c.q. de passende beoordeling moet in opdracht van de overheid worden opgesteld, waarbij alleen de ruimtelijke ontwikkelings- en milieuaspecten beoordeeld worden.

Voor windenergie op zee moeten de volgende specifieke maatregelen worden genomen. Er moet een bevoegd gezag of een onafhankelijk orgaan voor de Noordzee ingesteld worden om de ambtelijke afstemming te verbeteren. Er moet een sluitende aanpak voor de Noordzee ontwikkeld worden, bestaande uit een ruimtelijke visie, aansluiting op het internationaal hoogspanningsnet en een vergunning- en subsidiestelsel. Dit jaar moet nog een besluit genomen worden over de aanleg van een of meer stopcontacten op zee onder verantwoordelijkheid van TenneT. Er moet snel een structuurvisie voor de Noordzee gemaakt worden met voorkeurszones voor verschillende gebruikers. Defensie moet hieraan meewerken. Tijdens deze kabinetsperiode moet de ambitie voor windenergie op zee opgevoerd worden van 450 MW naar 700 MW, anders wordt de 6000 MW op zee in 2020 zeker niet gehaald. Er moet een subsidieregeling voor windenergie op zee komen die innovatie stimuleert, met name voor farshore windparken.

Voor windenergie op land moet snel een rijksstructuurvisie worden opgesteld, gebaseerd op het advies van de Rijksadviseur voor het Landschap. De radarproblematiek moet snel opgelost worden door een duidelijke richtlijn, waaruit blijkt waar beperkingen gelden voor het plaatsen van molens. Er moeten snel geluidsnormen komen die rekening houden met laagfrequent geluid. In de wet moet de minimale afstand worden vastgelegd tussen grote windmolenparken en de bebouwde kom. In Duitsland en Frankrijk bestaan op dit moment al wettelijke afstanden van 1,5 tot 2 kilometer. Er moet snel een landelijke richtlijn komen voor een gebruiksbeperking in de directe omgeving van windmolens. Nu bestaat er een wildgroei aan lokale eisen. Sommige gemeenten eisen een vrijwaringszone van 200 meter rond molens, waardoor plaatsing op een bedrijventerrein onmogelijk wordt.

De heer Jansen pleit voor meer vermogen op zee en minder op land. Twee derde van alle projecten op het land gaat niet door vanwege inpassingsproblemen en verzet. De inpassing op land kan wel een stuk vereenvoudigd worden als er een structuurvisie voor wind op land wordt vastgesteld, de geluidsnormen worden aangescherpt, de radardiscussie snel wordt opgelost en de landelijke richtlijn voor de vrijwaringszone wordt gepubliceerd. Het slechtste wat het kabinet kan doen, is sjoemelen met de eisen voor windenergie op land zoals nu lijkt te gebeuren met de geluidsnormen. Dat zal het draagvlak ondermijnen en het verzet aanwakkeren.

De heer Duyvendak (GroenLinks) concludeert dat het beeld tijdens de hoorzitting van vorige week tamelijk eensluidend was. Nogal wat insprekers vergeleken Nederland met het buitenland. Nederland staat er slechter voor dan het buitenland want er gebeurt minder, waardoor het achterop raakt in het proces. In het buitenland zijn de kansen, subsidies en regelingen beter. Vooral de ondernemers klagen over stroperigheid en besluiteloosheid in Nederland. Ook op basis van geobjectiveerde gegevens en in het kader van wat er tot nu toe aan duurzaam energiebeleid door dit kabinet is gerealiseerd, kan men niet anders dan concluderen dan dat de doelstellingen niet gehaald worden. Het stopzetten van de Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) moest worden gecompenseerd met het continueren van de SDE. Van een echte breuk met het beleid van het vorige kabinet is volstrekt geen sprake, afgezien van het echt dichterbij brengen van het zeer inspirerende perspectief van 20% duurzame energie in 2020. De breuk met het voorgaande beleid moet nu gemaakt worden.

Er moet één verantwoordelijke bewindspersoon komen. Op de hoorzitting is de goede suggestie gedaan om een halfjaarlijkse voortgangsrapportage op te stellen. Er moet een sluitend plan van aanpak komen voor de wijze waarop in 2020 de 6000 MW op zee wordt gerealiseerd. Het is een interessante suggestie om op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) te kijken of een structuurvisie voor de Noordzee kan worden opgesteld. De 6000 MW wordt in de stukken een streefgetal genoemd. Deze doelstelling moet worden vastgelegd, zodat deze in 2020 gerealiseerd is. De financiering is nog onzeker gezien de beschikbaarheid van de budgetten. Hier moet snel duidelijkheid over komen voor degenen die willen investeren. Kan het kabinet op deze punten reageren? Hopelijk wordt in deze kabinetsperiode het realiseren van 450 MW op gang gebracht met windenergie op zee. Dit wordt nu verschoven naar eind 2010. Kan dit niet veel eerder? 450 MW is uitermate mager gezien het uiteindelijke doel van 6000 MW. Nog geen 10% van het doel wordt in de eerste vier jaar door dit kabinet gerealiseerd. De volgende acht jaar moet er 90% van het doel worden waargemaakt. De grote bulk wordt naar de volgende kabinetten doorgeschoven. Deze ambitie moet verhoogd worden naar het realiseren van 1000 MW op zee. Het systeem waar het kabinet na 2010 voor kiest, is beter dan dat voor de eerste 450 MW, want dat verloopt via een ingewikkeld systeem van vergunningverlening. Na 2010 worden er windwinningsgebieden aangewezen waarbinnen kavels worden uitgegeven. Dit systeem wordt ondersteund, mits de stopcontacten snel worden aangelegd.

De heer Duyvendak pleit voor het opstellen van een structuurvisie voor windenergie op land, waarbij het Rijk de reeds verleende bevoegdheden aan de gemeenten terug moet nemen.

De heer Samsom (PvdA) vindt dat het tijd wordt om aan de slag te gaan. De levertijden voor windmolens zijn inmiddels zeer lang geworden, ook door bestellingen uit China. De ambitie om 6000 MW op zee waar te maken, is hard.

De brief biedt aanknopingspunten om aan de slag te gaan en geeft helderheid over wat er de komende tijd gedaan moet worden. De 450 MW is al eens ingepland door de minister van Economische Zaken in het schema voor SDE-subsidies. Toen ging het om 200 MW waarvoor een beschikking zou worden afgegeven in 2009. Voor 250 MW zou in 2011 een beschikking worden gegeven. In totaal zou in deze kabinetsperiode 450 MW zijn gerealiseerd. Twee jaar later zou er gebouwd worden. In 2011 zou de eerste keer betaald moeten worden voor het eerste park van 200 MW. Deze planning ziet er nu anders uit. De 450 MW wordt voorzien voor 2010. De bouwtijden zijn verlengd. Het bijkomstige voordeel is dat er later uitbetaald kan worden. Als in 2010 een aantal vergunningen plus SDE-beschikkingen wordt uitgegeven, kan het streven van 450 MW worden verhoogd naar ongeveer 750 MW. Volgens berekeningen is dat mogelijk binnen de budgettaire kaders die voor de SDE zijn vastgelegd, omdat de 750 MW later wordt gerealiseerd dan gedacht. Hierdoor wordt een goed begin gemaakt en de mogelijkheid gecreëerd voor een soepele overgang naar een concessiestelsel in 2014.

Naar aanleiding van de aangenomen motie-Samsom c.s. van 5 maart 2008 (31 239, nr. 17) is er de opdracht om te kijken naar een wettelijk kader voor socialisering van de kabel voor stopcontacten op zee. Dat heeft tijd nodig, onder andere vanwege internationaalrechtelijke aspecten. Het is niettemin mogelijk dat TenneT in de aanloop naar een wettelijk kader, alvast de kabels voor haar rekening neemt. Er moet wel enige zekerheid geboden worden dat de kabels uiteindelijk in het gereguleerde kader vallen. Hierover moeten door de minister met TenneT scherpe afspraken gemaakt worden. De PvdA is voorstander van de overname door TenneT van de kabel die nu al in het Amaliawindpark ligt, vooruitlopend op de socialisering van alle kabels. Dan bestaat er een eenduidig investeringssysteem met een veel grotere zekerheid voor de investeerders.

Niet alleen het milieubelang speelt een rol, want er liggen ook enorme kansen voor de Nederlandse samenleving. Nederlandse bedrijven zijn wereldkampioen offshore. Nederland heeft de beste havens ter wereld en voldoende kennis om de Noordzee te exploiteren als offshore windgebied. Nederlandse bedrijven moeten worden aangetrokken om deze doelstellingen van economie en milieu te combineren. Deze ambitie moet waargemaakt worden.

Mevrouw Neppérus (VVD) stelt vast dat bij de afwegingen voor de ontwikkeling van windparken op zee ook aspecten zoals veiligheid, vliegveiligheid en natuur moeten worden betrokken. Dit kost veel tijd, maar dat geldt ook voor de procedures die gepaard gaan met het aanvragen van vergunningen.

Als men aan de slag gaat met windenergie op zee, moet duidelijk worden hoe stabiel de wind is en wat het energietechnische en economische rendement is dat hiermee behaald kan worden. Hoe worden de perioden met weinig wind overbrugd? Hoe wordt windenergie opgevangen en bewaard? Hoever staat het met de onderzoeken en spelen deze bij de aanbesteding een rol? Bij het aanleggen van het stopcontact speelt de vraag hoe men dit financieel organiseert, alsmede hoe men samenwerkt met andere landen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie) vraagt de staatssecretaris om, in aanvulling op het draaiboek, aan te geven hoe de gecoördineerde aanpak wordt ingevuld, zodat een herhaling van fouten uit het verleden wordt voorkomen.

Voor het realiseren van de kabinetsambitie voor windenergie op zee is met betrekking tot het aandeel duurzame energie een substantiële inzet noodzakelijk. De Noordzee is een gebied met diverse functies, waar diverse belangen zoals die van de scheepvaart, visserij en zandwinning zorgvuldig moeten worden afgewogen.

De urgentie voor het aanwijzen van geschikte locaties voor windparken is duidelijk worden. Gaat het lukken om voldoende geschikte locaties te vinden om het doel te realiseren? Hoe staat het met het stopcontact op zee? De discussie over windenergie moet snel op gang komen om de realisatie van de gestelde doelen niet in gevaar te brengen.

Er is eerder gepleit bij debatten over de SDE-regeling voor duidelijkheid over investeringszekerheid. Voor projecten met een lange voorbereidingstijd zoals windparken op zee, is het belangrijk dat investeerders en initiatiefnemers tijdig duidelijkheid krijgen over de voorwaarden en subsidiebedragen voor 2009 en de daaropvolgende jaren. Op welke wijze wordt deze zekerheid aan bedrijven geboden? De stijging van de olieprijzen zal tot gevolg hebben dat de onrendabele top bij windenergie kleiner zal worden. Betekent dit dat er met het beschikbare budget meer kan worden gedaan? Wat zijn de gevolgen van de stijgende olieprijs voor de rentabiliteit van windenergie?

De heer Hessels (CDA) is blij dat er verder gesproken wordt over windenergie, want naast biomassa is windenergie de manier waarop de duurzaamheidsdoelstellingen wat elektriciteit betreft, gehaald moeten worden. Gezien het verzet dat lokaal op veel plaatsen ontstaat tegen het realiseren van windenergie op land, zal vooral met windenergie op zee aan de slag moeten worden gegaan.

De brief van de staatssecretaris met het draaiboek over der realisatie van de 450 MW heeft veel vragen weggenomen, maar toch blijft er een aantal over. Hoe kan het kabinet faciliteren dat de besluitvorming zo ver tevoren plaatsvindt dat de zeer lange bestelprocedures geen problemen opleveren? Dat vraagt een andere benaderingswijze.

Er is een verandering van denken nodig voor de planning gezien alle belangen die een rol spelen bij wind op zee. Er moet natuurlijk ruimte zijn voor scheepvaart en boorplatforms. De bescherming van belangrijke natuurgebieden op zee is van groot belang. Voor het realiseren van duurzame energie moeten echter prioriteiten gesteld worden. De Habitatrichtlijn voor de natuurbescherming wordt door alle landen toegepast. Hoe kan het dat Denemarken en België op een meer toegankelijke manier met de planning van windparken op zee omgaan?

Coördinatie is heel belangrijk, ook na 2011 als er geveild wordt. Vervallen de claims, rechten en investeringen in onderzoek voor ontwikkelaars die voor 2011 hun vergunningaanvraag rond hebben gekregen? Moeten zij meedoen aan de veiling?

De motie van de heer Samsom voor het aanleggen van een stopcontact is van harte door het CDA ondersteund. Hiermee moet zo snel mogelijk aan de slag worden gegaan door TenneT, zodat de kosten gesocialiseerd kunnen worden. De locaties voor de windparken moeten snel bekend worden.

Als de kosten gesocialiseerd zijn en bedrijven niet meer hoeven te betalen voor de aansluiting op het net, is er dan nog subsidie nodig? Met de stijgende energieprijzen en het vervallen van honderden miljoenen voor de aanleg van een kabel vervalt een grote kostenpost. Als in de nieuwe systematiek de subsidie wegvalt, vormt dan een stapsgewijze opening van specifieke kavels geen overbodige rem op de ontwikkeling van windparken?

Antwoord van de bewindslieden

De minister is het ermee eens dat zonder windenergie op zee de doelstellingen voor het klimaat- en energiebeleid niet gehaald worden. Windenergie op zee staat aan het begin van de leercurve en dat rechtvaardigt de relatief hoge subsidie die nodig is om 450 MW tijdens deze kabinetsperiode te realiseren. Na enkele jaren kan samen met het ministerie van Financiën worden bekeken of de ramingen van de hoogte van subsidies moeten worden bijgesteld en of er nog subsidie nodig is. Het aantal windparken dat uiteindelijk gerealiseerd wordt, is een gegeven bij het verdelen van de subsidie. De 450 MW moet verdeeld worden over de partijen die over een vergunning beschikken.

Er liggen plannen voor allerlei locaties op verschillende afstanden van de kust. Er wordt gezocht naar een manier om voor de afstand tot de kust een gelijk speelveld te creëren. Het stopcontact kan dit niet oplossen. Dit element van een gelijk speelveld voor de afstand tot de kust wordt meegenomen in de regeling, zodat een partij die op 50 kilometer buiten de kust een project heeft niet in een nadeliger positie verkeert dan een partij die op 30 kilometer van kust werkt.

De SDE kent twee verdeelmethoden: op volgorde van binnenkomst en op volgorde van rangschikking, de tender. Het voordeel van de tender is het gebruik kunnen maken van de kennis van de projectontwikkelaars om te bepalen hoeveel subsidie een windpark nodig heeft. Het biedingsmechanisme biedt ruimte om tot een afgewogen prijs te komen. Het kiezen voor volgorde van binnenkomst komt neer op loten. Er ie uiteraard een voorkeur voor een windpark met een maximale MW-productie en de minste subsidie.

Het ontwikkelen van windparken offshore is niet gemakkelijk. Tussen het moment van de eerste subsidiebeschikking en de eerste levering kan een aantal jaren zitten. Er bestaan risico’s, zoals extreme prijsstijgingen of een bouwongeval. De randvoorwaarden zullen daarom zodanig gekozen worden dat deze zo gunstig mogelijk zijn voor het realiseren van voldoende windparken. Het is niet mogelijk om garanties te geven.

De criteria voor de tender zijn de onrendabele top en het streven naar de meeste MW voor de minste subsidie. Daarna kan bepaald worden hoeveel MW er gerealiseerd wordt. De onrendabele top kan per windpark verschillen.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat gaat over de ruimtelijke inpassing en de minister van Economische Zaken gaat over de subsidie. Het is niet goed om deze bevoegdheden ter discussie te stellen, want hier gaat te veel tijd mee verloren die beter besteed kan worden aan een snelle realisatie.

De brief van 4 april biedt een sluitend plan van aanpak dat de samenhang en de tijdlijn weergeeft. Intensiveren in budgetverband gaat ten koste van andere categorieën. Met het beschikbare budget kan 336 mln. per jaar structureel worden uitgegeven. Voor windenergie op land is alleen al 129 mln. nodig. Als er 235 mln. per jaar wordt uitgetrokken voor 800 MW windenergie op zee, dan kunnen de ambities voor windenergie op land niet meer gehaald worden.

Het is niet duidelijk of met het beschikbare geld meer kan worden gerealiseerd dan 450 MW, want dat is afhankelijk van de tender en de onrendabele toppen van de subsidieaanvragers. Het is moeilijk om de financiële gevolgen aan te geven van het veranderen van de doelstelling van 450 MW, uit te geven in 2010 en te realiseren in 2012, in 750 MW, uit te geven in 2010 en realisatie vanaf 2013. Er kan een moment komen in 2009 of 2010 waarop de gegevens van de doorrekening wel bekend zijn. De minister zal de vinger aan de pols houden en hierop terug komen.

TenneT kan betrokken worden bij de aanleg van het stopcontact. Om verantwoordelijk te worden voor de aansluiting op de windparken, moet TenneT een wettelijke bevoegdheid verleend worden. Hiervoor moet de Elektriciteitswet aangepast worden. Tot die tijd kunnen de kosten niet gesocialiseerd worden en kunnen deze kosten niet in de elektriciteitsprijs worden verdisconteerd. De kans op schaalvoordelen van een netaansluiting door TenneT op korte termijn is gering, want de kans bestaat dat maar een of twee parken subsidie krijgen en dat die een heel stuk uit elkaar liggen. De wetswijziging om TenneT bevoegdheden te geven is in voorbereiding. Op de langere termijn, wanneer gesproken wordt over het concessiesysteem, krijgt dit stopcontact een heel andere functie. Hierop zal de minister aan het einde van het jaar terugkomen.

De tender start volgens planning eind 2009. Alleen de bedrijven die voor 2010 een vergunning hebben ontvangen, kunnen meedoen. Als niet gebouwd wordt na drie jaar de vergunning ingetrokken. Na 2011 geldt het nieuwe regime waarbij het Rijk gebieden aanwijst.

Het tijdschema in de brief van 4 april ligt vast. Er kan geen versnelling plaatsvinden in de besluitvorming. Er zal met marktpartijen overlegd worden om maximale duidelijkheid te geven over de richting van de besluitvorming. Dit vindt onder andere plaats op 8 juli. Als begin 2009 de concepttenderregeling met aanvragers van een vergunning wordt besproken, kan men meteen daarna beginnen met de onderbouwing van subsidieaanvragen, zodat het proces van de tender kort na het afgeven van de laatste vergunning kan starten. Het succes van Denemarken ligt in het gelijktijdig beslissen over vergunning en subsidie. Men wil dit systeem invoeren na de komende tender.

Er moet een plan van aanpak komen voor het realiseren van 2000 MW extra met de SDE-regeling voor windenergie op land. Binnenkort verschijnt er een brief over de radar, waarin wordt aangegeven wat op de korte en lange termijn mogelijk is. Dit is een van de punten uit het plan van aanpak. Hopelijk wordt hiermee discussie in de toekomst voorkomen.

Deskundigen zijn tot een verdeeld inzicht gekomen over het moment waarop en op basis waarvan er nieuwe geluidsnormen moeten worden vastgesteld. In het plan van aanpak wordt duidelijkheid gegeven over de externe veiligheid. De nieuwe geluidsnormen voor molens op land moeten zo snel mogelijk bekend worden.

Er wordt op dit moment gesproken met provincies en gemeenten over hun ambities. In het najaar worden afspraken gemaakt over de realisatie van windenergie en de verdeling van verantwoordelijkheden. Het wetsvoorstel voor de rijkscoördinatieregeling ligt bij de Kamer. Voorgesteld wordt dat het Rijk een coördinerende rol speelt bij projecten groter dan 100 MW. Bij projecten kleiner dan 100 MW wordt de coördinatie door de provincie gedaan of het Rijk kan, als dat noodzakelijk is, besluiten voor deze projecten ook de coördinatie op zich te nemen.

Er is toegezegd dat gekeken zal worden naar een andere manier van financiering, maar een systeem buiten de begroting om zal beslist niet worden toegepast. Men wil geen fouten uit het verleden herhalen. Het is nog niet bekend of er een resterende subsidiebehoefte is als de stekkerdoos op zee door de overheid wordt aangelegd.

De stabiliteit van windenergie is een probleem. Soms waait het hard en soms waait het niet. Toch zijn er gebieden waar meer dan 20% van het elektriciteitsgebruik met windenergie wordt opgewekt. In Nederland wordt 3% opgewekt. Windenergie op zee is voor Nederland van groot belang. Daarom moet de 6000 MW een hard streefgetal zijn. Dit uitgangspunt is een vorm van investeringszekerheid. De grootte van de subsidie is afhankelijk van de omvang van de onrendabele top.

De staatssecretaris heeft de ambitie om steviger in te zetten op de ruimtelijke planning op de Noordzee en de winning van duurzame energie. Er wordt uitwerking gegeven aan de doelstellingen voor windenergie op de Noordzee uit het kabinetsprogramma «Schoon en Zuinig». Op de korte termijn wordt in deze kabinetsperiode 450 MW op zee gerealiseerd. Op de lange termijn wordt een ruimtelijk perspectief geboden voor 6000 MW, te realiseren in 2020. In deze kabinetsperiode worden daarvoor gebieden aangewezen met een totaal oppervlak van duizend vierkante kilometer.

Uiterlijk 1 april 2010 zal duidelijk moeten zijn waar en door wie de 450 MW zal worden gerealiseerd. Er is hiervoor, na overleg met de windsector, een draaiboek vastgesteld. Uitgangspunt voor de korte termijn zijn 77 initiatieven die zijn ingediend door 11 initiatiefnemers. Aan de initiatiefnemers is duidelijkheid gegeven over de randvoorwaarden voor een vergunning. Binnen een maand zal het ministerie van Economische zaken meer duidelijkheid geven over de uitgangspunten voor de subsidieverlening. De initiatiefnemers krijgen tot 28 februari 2009 de tijd om de initiatieven uit te werken tot een volledige vergunningaanvraag. Er wordt verwacht dat de initiatiefnemers de ruimtelijk en financieel meest kansrijke locaties zullen uitwerken tot een vergunningaanvraag. Uiterlijk 1 november 2009 zal een besluit worden genomen over de ingediende aanvragen. Bij deze vergunningverlening wordt rekening gehouden met scheepvaartveiligheid, luchtvaartveiligheid en ecologische aspecten. De criteria zijn bekend bij de sector. Op basis van de toegekende vergunning in het kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken kunnen de vergunninghouders aansluitend subsidie aanvragen in het kader van de SDE bij de minister van Economische Zaken. Uiterlijk 1 april 2010 wordt door Economische Zaken bekend gemaakt aan welke parken subsidie wordt toegekend. Na drie jaar vervallen de verstrekte vergunningen indien niet tot bouw wordt overgegaan. Daardoor worden onnodige ruimteclaims op de Noordzee voorkomen en kan vanaf 2011 met een schone lei worden overgegaan op het nieuwe beleid tot 2020.

Op lange termijn worden in het Nationaal Waterplan windgebieden aangewezen om ruimte te bieden aan 6000 MW op zee. Het Waterplan kent een bredere doelstelling, maar in dit plan wordt specifiek aandacht gegeven aan de Noordzee. Er wordt een helder ontwikkelingskader geboden voor alle gebruiksfuncties op de Noordzee.

De staatssecretaris is als coördinerend bewindspersoon verantwoordelijk, maar werkt samen met de collega-bewindslieden van Economische Zaken, VROM en LNV. In het Nationaal Waterplan worden windgebieden aangewezen. Daarmee wordt ruimte gereserveerd voor de toekomstige windturbineparken. Hierdoor is het mogelijk om 6000 MW te realiseren. De gebieden worden na 2010, gekoppeld aan subsidie-uitgifte, stapsgewijs in kavels uitgegeven. Het Nationaal Waterplan wordt een structuurvisie waarin alle gebruiksfuncties integraal bekeken worden. Het gaat niet alleen over windenergie, maar ook over de ruimte voor de scheepvaart, olie- en gaswinning, visserij en natuur. Met al deze claims wordt in het Nationaal Waterplan rekening gehouden.

De coördinerende bewindspersoon voor de Noordzee is de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Dat is bevestigd in het Integraal Beheerplan Noordzee. Daarmee is zij trekker van het project Ruimtelijk Perspectief van de Noordzee. Er wordt bij dit project nauw samengewerkt met een groot aantal departementen. Op basis hiervan zijn de plannen voor de korte en lange termijn tot stand gekomen. In 2009 zal een goede visie beschikbaar zijn over het ruimtegebruik van de Noordzee. Deze samenwerking verloopt goed. Daarom is het niet nodig, een aparte bewindspersoon te benoemen.

Voor de korte termijn wordt het algemene deel van de passende beoordeling gemaakt in het kader van de Milieu Effect Rapportage (MER). Voor de lange termijn wordt een plan-MER opgesteld om de ruimtelijke ontwikkeling inclusief windenergie op zee in kaart te brengen.

Ook in de landen rondom Nederland loopt men aan tegen effecten op de natuur van windenergie op zee. Het initiatief voor een passende beoordeling is genomen om rechterlijke procedures te voorkomen bij vergunningverlening.

Vergunningen voor de korte termijn waarvoor de houder geen subsidie heeft ontvangen, zullen na drie jaar vervallen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Jansen (SP) vraagt wat de positie van Defensie is, gezien het oefenterrein ten noorden van het Waddengebied. Hoe verloopt de samenwerking met Defensie? In hoeverre komt de visie die in voorbereiding is overeen met de visie die vorige week door de Stichting Natuur en Milieu is aangeboden? Bij windenergie op land spelen drie aspecten een rol: de radar, de geluidsnormen en de inpassing van vrijwaringszones. Voor de vrijwaringszones is wetgeving nodig, zoals in Duitsland en Frankrijk. Als het plan van aanpak gereed is, moet deze wetgeving van kracht zijn.

De heer Duyvendak (GroenLinks) heeft grote zorgen over windenergie op land. Bij windenergie op zee laat het kabinet geld een bepalende rol spelen en niet het aantal MW dat men wil realiseren. Hoe vindt de planning plaats? Is er elk jaar ruimte voor 500 of 600 MW op de Noordzee? Er moet een langjarig perspectief ontstaan voor de investeerders.

De heer Samsom (PvdA) concludeert dat er meer mogelijk moet zijn dan 450 MW. Hoe sneller de socialisatie van de kabel een feit is, des temeer ruimte er gecreëerd wordt in de financiële plaatjes. Dan is het aantal MW toch leidend.

Mevrouw Neppérus (VVD) vindt het essentieel dat de ontwikkelingen gevolgd zullen worden op grond van de energiestabiliteit als basis voor het rendement. Hoe vindt de afweging plaats van belangen van ecologie, veiligheid, natuur en visserij?

De heer Hessels (CDA) vraagt zoveel mogelijk vaart te zetten achter de socialisatie van de kabel en het stopcontact op zee. Daarna ontstaat er waarschijnlijk ruimte voor een grotere versnelling van het aantal MW.

De staatssecretaris antwoordt dat het gebied ten noorden van het Waddengebied wordt meegenomen in de beoordeling, maar andere gebieden lijken op dit moment kansrijker. In de Noordzee spelen meer belangen dan enkel de natuurbelangen. Het kaartje van de natuurorganisatie is niet conflicterend met de plannen voor het ruimtelijk perspectief op de Noordzee. De natuurorganisaties worden nauw betrokken bij de totstandkoming van het ruimtelijk perspectief.

In het Waterplan worden windgebieden aangewezen voor het plaatsen van windturbines. Dat is voldoende voor 6000 MW. Gebieden worden in fases en per kavel uitgegeven. Per jaar kan ingeschreven worden voor een bepaald gebied. De gebieden worden aangewezen in het Nationaal Waterplan dat de status heeft van een structuurvisie. De snelheid van de realisatie hangt samen met de hoogte van de subsidie. Fysiek is er ruimte op de Noordzee voor 6000 MW.

Het is moeilijk de huidige termijnen te versnellen. Bedrijven moeten de tijd krijgen om een goede vergunningaanvraag in te dienen. Er loopt een onderzoek en plan-MER inzake de gevolgen van plannen en bepaalde keuzes. Natuurorganisaties en andere instellingen hebben hier invloed op. Er wordt gewerkt naar een afronding van het ruimtelijk perspectief eind 2008, zodat in 2009 het Waterplan vastgesteld kan worden.

De minister merkt op dat er een bedrag van 1,8 mld. beschikbaar is. Hiervoor kan men met de huidige onrendabele top 450 MW op zee realiseren. Er zijn twee mogelijkheden: zorgen dat de kosten omlaag gaan zodat meer kan worden gerealiseerd of er meer geld in stoppen. De aandacht wordt gericht op het eerste aspect.

De hoeveelheid vergunningen loopt niet parallel met wat in het kader van de tender vergund kan worden. Niet alle vergunningen zullen in aanmerking komen voor subsidie.

Er moet zo snel mogelijk helderheid komen over de problemen rond wind op land. Hier is sprake van tegengestelde belangen. In een vroeg stadium moet duidelijk worden gemaakt aan de initiatiefnemers of een locatie wel geschikt is, bijvoorbeeld vanwege de radar.

Er is nieuwe regelgeving nodig om rekening te houden met de geluidseffecten van de hoge windmolens. VROM zal na de zomer voorstellen doen die meegenomen worden in het handboek Risico.

Uit de percentages die in Nederland gerealiseerd kunnen worden met windenergie op zee in vergelijking met resultaten in het buitenland, kan men concluderen dat er nog een wereld te winnen is.

Toezegging

De minister zal kijken of het mogelijk is om meer MW met hetzelfde budget te realiseren.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tichelaar

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De voorzitter vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat

Roland Kortenhorst

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Blom (PvdA), Van Gennip (CDA), De Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie)

Plv. leden: Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Timmer (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).

XNoot
4

Samenstelling:

Leden: Van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Roland Kortenhorst (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (ChristenUnie), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ten Broeke (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA) en De Rouwe (CDA)

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Van Gent (GroenLinks), Hessels (CDA), Jager (CDA), Van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), Neppérus (VVD), Van Gennip (CDA), Aptroot (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Jacobi (PvdA), Besselink (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Depla (PvdA), Agema (PVV), Verdonk (Verdonk), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA) en Van Heugten (CDA).

Naar boven