31 206
Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 19 oktober 2007

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave Blz.

• Inleiding 2

• Bevordering ondernemerschap 2

• Aanpassing zeevaartregelingen 4

• Invoering aanwijzingsbevoegdheid buitenlandse algemeen nut beogende instellingen 4

• Loonbelasting 4

• Directeur-grootaandeelhouder 4

• Toepassing jonggehandicaptenkorting 5

• Vereenvoudiging afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk 6

• Dividendbelasting 6

• Omzetting teruggaafregeling in afdrachtvermindering 6

• Versoepeling vrijstelling inkoop eigen aandelen 7

• Overdrachtsbelasting 7

• Bestrijding constructie onroerende zaaklichamen 7

• Uitbreiding vrijstelling natuur 8

• Omzetbelasting 9

• Aanpassing vrijstelling medische diensten 9

• Afschaffing spoelwatervrijstelling in de grondwaterbelasting 11

• Afschaffing verlegging belastingplicht energiebelasting 11

• Integratie systemen voorlopige aanslag en voorlopige teruggaaf 11

• Verbetering rechtsbescherming inkomensafhankelijke regelingen

• Tenslotte/overig 12

Inleiding

De leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de SP, GroenLinks en de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling en in sommige opzichten met instemming kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Op andere onderdelen plaatsen zij echter vraagtekens.

Bevordering ondernemerschap

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde verlenging van de eerste en tweede tariefschijf in de VpB naar € 40 000 resp. € 200 000. De genoemde leden nemen aan dat ook met zo’n lange tweede tariefschijf er geen problemen zullen ontstaan met bijvoorbeeld Japan dat landen met een belastingtarief van 25% of lager als een belastingparadijs beschouwt. Is dat een correcte aanname?

De genoemde leden zien in samenhang met de voorgestelde schijfverlenging en tariefsverlaging in de VpB geen aanpassing van de sinds 1 januari 2007 ingevoerde MKB-winstvrijstelling in de Inkomstenbelasting voor IB-ondernemers die voldoen aan het urencriterium. Kan de regering kwantitatieve onderbouwing geven voor haar inschatting dat de aanpassing van de twee «MKB-schijven» in de VpB niet als consequentie zullen hebben dat de BV weer aantrekkelijker wordt als ondernemingsvorm, waar sinds 2007 juist de IB-sfeer aantrekkelijker was geworden door introductie van de MKB winstvrijstelling?

Is de regering het met genoemde leden eens dat het wenselijk is dat belastingplichtigen op lange termijn de afweging tussen VpB- en IB-onderneming moeten kunnen maken op andere dan fiscalen overwegingen en dat niet deze afweging jaarlijks tot een andere uitkomst leidt?

In een breder kader met betrekking tot de Vpb rijst voor de leden van de CDA-fractie de volgende vraag. Met ingang van 1 januari jl. is een nieuw deelnemingsregime ingevoerd. Onderdeel hiervan is een verrekeningsstelsel voor voordelen uit laagbelaste beleggingsdeelnemingen. Er is sprake van een laagbelaste beleggingsdochter als de dochter minder dan 10% belasting betaalt en als de bezittingen van die dochter voor 50% of meer uit vrije beleggingen bestaan. Dit kan worden bepaald aan de hand van een toerekeningsbalans. Het maken van een exacte toerekeningsbalans kan een tijdrovende complexe exercitie zijn. Uit de parlementaire behandeling van de Wet werken aan winst kan worden afgeleid dat het niet in alle situaties nodig is om een toerekeningsbalans te maken, maar dat ook op andere manieren aannemelijk kan worden gemaakt dat er geen sprake is van een laagbelaste beleggingsdeelneming. Deze leden hebben signalen uit de fiscale praktijk dat er op dit moment onzekerheid is over hoe het nieuwe deelnemingsregime moet worden toegepast. Herkent de regering deze signalen en kan in dit verband nader worden ingegaan op de toepassing van het nieuwe deelnemingsregime?

De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering een nadere motivering voor de verlaging van het MKB-deel van de vennootschapsbelasting, met name omdat voor IB-ondernemers in het MKB geen maatregelen worden getroffen. Wat betekent dit voor het omslagpunt voor de keuze van de rechtsvorm waarin iemand wil ondernemen?

Deze leden zijn verbaasd dat zo’n eenvoudige regeling als de meewerkaftrek – die toch door circa 40 000 ondernemers wordt gebruikt – wordt afgeschaft. De regering geeft aan dat er betere alternatieven voorhanden zijn. Is het echter niet zo dat aan die alternatieven meer administratieve lasten verbonden zijn, hetgeen een afbreuk doet aan het fiscaal gunstiger resultaat? Daarnaast ontvangen deze leden graag een uitleg waarom het afschaffen € 7 miljoen zou opleveren als de alternatieven voor ondernemers fiscaal gunstiger zijn?

De lastenverlichting die wordt voorgesteld wordt gefinancierd uit constructiebestrijding, zo constateren de leden van de SP-fractie. Gaat het hier om de coördinatiegroep constructiebestrijding? Welke activiteiten worden precies geschrapt? Welke onderbouwing heeft u voor de verminderde aandacht voor constructie bestijding?

In het kader van flexibilisering van het ondernemerschap wordt de mogelijk om vanuit de ene onderneming fiscaal zonder afrekening een andere onderneming te starten. In de motie Slob wordt alleen gevraagd om deze mogelijkheid ook te scheppen voor ondernemers waarbij de verplaatsing samenhangt met indirect overheidsingrijpen. Waarom wordt hier nu een ruimere invulling aan gegeven door ook vrijwillige verplaatsing er onder te laten vallen? Is hier onderzocht of dit mogelijkheden opent voor misbruik?

Als reden voor het laten vervallen van de meewerkaftrek wordt aangegeven dat het EIM geconcludeerd heeft dat de meewerkaftrek geen meerwaarde heeft. Waar in het rapport wordt dit door de EIM gezegd? In het rapport zegt het EIM dat er kennelijk nog steeds behoefte aan bestaat en dat de uitvoeringskosten van de regeling laag zijn. Wel zegt het EIM dat het slechts in een beperkt aantal gevallen fiscaal voordelig is, omdat er alternatieven zijn. Zijn die alternatieven momenteel toegankelijk voor ondernemers? Zo ja, levert deze maatregel dan wel een belastingbesparing op, aangezien men gebruik gaat maken van alternatieve fiscale mogelijkheden?

Wat is de argumentatie achter het slechts voor de helft indexeren van de zelfstandigenaftrek? Geldt voor de jaren daarna wel weer een volledige indexatie?

In het wetsvoorstel is opgenomen dat de motie Slob inzake de doorschuifregeling voor ondernemers mede zal worden gefinancierd door het vervallen van de meewerkaftrek en door de zelfstandigenaftrek in 2008 slechts voor de helft te indexeren. Kan hiervoor een nadere argumentatie worden aangedragen, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Welke fiscaal gunstiger alternatieven bedoelt de regering als het gaat om de afschaffing van de meewerkaftrek? Waarom zijn er ter zake geen voorstellen gedaan?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren met blijdschap dat de regering gedeeltelijk uitvoering heeft gegeven aan de motie-Slob, waarin wordt gevraagd fiscale claims «belastingvrij» door te schuiven naar een nieuwe onderneming, ook als er sprake is van vrijwillige staking. Ook bij een dergelijke doorschuiving blijft echter ter zake van grond en gebouwen de eis gelden van «dezelfde economische functie», tenzij men de onderneming heeft moeten staken vanwege overheidsingrijpen. Het blijft derhalve in veel gevallen van groot belang of er wel of niet sprake is van overheidsingrijpen. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in het Belastingplan 2008 de definitie van het begrip overheidsingrijpen verengd is ten opzichte van de huidige situatie. Zo vervalt de categorie «aan te wijzen herstructureringsmaatregelen», lijkt de categorie «ecologische hoofdstructuur» uit het Belastingplan 2002 definitief buiten beeld geraakt én is nog steeds het juist in de motie-Slob bedoelde «indirecte overheidsingrijpen» niet geregeld. Wordt er nagedacht over de nadere invulling van het begrip overheidsingrijpen in relatie tot de motie Slob, zo vragen deze leden? De leden bereiken ook geluiden dat er in de praktijk onduidelijkheid bestaat over de vraag wanneer redelijkerwijze kan worden verwacht dat, als men niet meewerkt aan verkoop of minnelijke onteigening, men uiteindelijk (gedwongen) onteigend zal worden. Wij hebben begrepen dat de belastingdienst het standpunt inneemt dat daar pas sprake van is als het nieuwe bestemmingsplan (bijna) definitief tot stand gekomen is. Dat standpunt lijkt ons niet juist en ook niet redelijk. Kan de regering hierin duidelijkheid scheppen? De leden vernemen graag ook of het juist is dat als een ondernemer verplaatst uit een gebied in verband met een inrichtingsplan of reconstructieplan doorgaans sprake is van overheidsingrijpen, nu artikel 122 van de Onteigeningswet uitdrukkelijk stelt dat onteigening mogelijk is ter verwezenlijking van dergelijke plannen?

Het kabinet stelt dat zij het aangenomen amendement de Nerée tot Babberich/Dezentjé Hamming inzake het uitzonderen van glasopstanden van de afschrijvingsbeperking op gebouwen niet in werking zal laten treden. De leden van de CDA-fractie betreuren dat in sterke mate. Kan de regering aangeven hoe zij gaat bewerkstelligen dat het totale bedrag, conform de toezegging van de staatssecretaris van Financiën en conform het genoemde amendement bij de sector terechtkomt en kan zij ook aangeven welke rol het voorstel van de sector om de ondergrond van de kas los te koppelen van de opstal, hierbij kan spelen?

Het verbaast de leden van de fractie van de PvdA dat € 11 miljoen van het vrijvallende bedrag van € 22 miljoen door het ontbreken van Brusselse toestemming voor het afwijkende afschrijvingsregime voor kassen nu voor een algemene verruiming van de geruisloze doorschuifregeling wordt gebruikt en niet – zoals toegezegd – in zijn geheel wordt ingezet voor de tuinbouwsector. Bovendien wordt € 2 miljoen van dit bedrag besteed voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor bepaalde gebouwen voor vrijwillige kavelruil. Zij verzoeken de regering hierop te reageren.

In het wetvoorstel is opgenomen dat financiering van de motie Slob zal plaatsvinden uit het gereserveerde bedrag voor het uitzonderen van glasopstanden van afschrijvingsbeperking op gebouwen, i.v.m. het niet goedkeuren daarvan door de EC. De staatssecretaris van Financiën heeft echter eerder aangegeven dat het gehele vrijvallende bedrag zal worden ingezet voor de intensivering van bestaande maatregelen ten behoeve van de glastuinbouw.

De leden van de VVD-fractie begrijpen dit niet en vragen een bevestiging van de eerder gedane toezegging.

Aanpassing zeevaartregelingen

Wat is het budgettair beslag van de aanpassingen in de zeevaartregelingen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Invoering aanwijzingsbevoegdheid buitenlandse algemeen nut beogende instellingen

Om te voorkomen dat instellingen uit niet-EU landen of landen waarmee geen verdrag is niet worden aangemerkt als algemeen nut beogende instelling komt er een aanvullende aanwijzingsmogelijkheid. Welke aanvullende voorwaarden kunnen op het niveau van instellingen worden gesteld, zo vragen de leden van de SP-fractie. Welke criteria zijn er om te bepalen of aanvullende voorwaarden worden gesteld? Hoe kunnen we ons er hier van vergewissen dat een buitenlandse ANBI zich aan de normen houdt die gelden voor ANBI’s in Nederland?

Loonbelasting

Directeur-grootaandeelhouder

Met ingang van 1 januari 2008 worden vennootschappen die uitsluitend één of meer directeuren-grootaandeelhouders (DGA’s) in dienst hebben, vrijgesteld van de inhouding van loonheffing, zo constateren de leden van de fractie van het CDA. Indien echter op enig tijdstip gedurende het jaar één of meer personen in dienst zouden treden bij deze BV, zal het loon van de DGA gedurende het jaar wél in de loonheffing betrokken worden. Deze maatregel heeft als doel de administratieve lasten voor DGA’s zonder personeel te verminderen. Kan de regering aangeven in hoeverre deze doelstelling van administratieve lastenverlichting feitelijk wordt bereikt?

Zien genoemde leden het goed dat de situatie op 1 januari van een kalenderjaar beslissend zal zijn voor de vraag of het loon van de DGA gedurende het gehele kalenderjaar in de loonheffing wordt betrokken (indien wel andere werknemers), dan wel via voorlopige aanslagen in de IB wordt betrokken (indien geen overige werknemers) en latere wijzigingen in het personeelsbestand van de BV gedurende het kalenderjaar hebben geen invloed op de wijze van belastingheffing van dit loon?

Om te beoordelen voor welke BV’s deze nieuwe maatregel geldt, heeft de belastingdienst onlangs reeds formulieren verzonden naar alle BV’s/inhoudingsplichtigen die hiervoor mogelijk in aanmerking komen.

Indien de vrijstelling van toepassing is, moesten de formulieren vóór 21 september a.s. worden teruggestuurd. Echter, in een flink aantal situaties bestaat er nog geen duidelijkheid hoe hiermee moet worden omgegaan. Hoe beoordeelt de regering deze vroege verzending van de Belastingdienst en hoe dienen belastingplichtigen om te gaan met deze onzekerheden?

In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie ook de aandacht van de regering voor de gevallen waarbij een DGA onder de gebruikelijk loon regeling zichzelf een hoger loon moet toekennen dan als winst in de BV beschikbaar is. Genoemde leden hebben de indruk dat in de uitvoering een verzoek tot vermindering van het gebruikelijk loon mogelijk is. Ligt dan het opnemen van die mogelijkheid in de wet niet voor de hand?

Vanuit meerdere zijden wordt kritiek geleverd op de wijze waarop de voorstellen om de DGA niet meer in de loonheffing te betrekken is vormgegeven. Er is onzekerheid over het wel of niet toepasbaar zijn van de WBSO. Er bestaan grote onduidelijkheden over de doorbetaaldloonregeling. Bovendien is er twijfel of de DGA die niet meer in de loonheffing wordt betrokken nog wel pensioen in eigen beheer kan opbouwen. Kan de regering hier een reactie op geven, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Toepassing jonggehandicaptenkorting

De leden van de CDA-fractie constateren dat de toepassing van de jonggehandicaptenkorting voor werkgevers in de loonbelasting wordt uitgebreid. Reden hiervoor is dat niet in alle gevallen al in de loonbelasting met deze heffingskorting rekening kan worden gehouden. De genoemde leden steunen het kabinetsbeleid om werkgevers er toe te bewegen jonggehandicapten in dienst te nemen. Het niet kunnen verzilveren dan deze korting is dan ook volgens de leden van de CDA-fractie niet wenselijk. Genoemde leden verwelkomen de mogelijkheid om ook in deze situaties al in de loonbelasting rekening te houden met de jonggehandicapten korting maar, vragen zich af of deze mogelijkheid voldoende is voor werkgevers van alle Wajong uitkeringsgerechtigden. Zijn er wellicht ook andere mogelijkheden om verzilvering van de Wajong korting door werkgevers mogelijk te maken? Zij verzoeken de regering hierop te reageren.

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd dat het amendement Bussemaker en Verburg nu ook voor de loonbelasting geldt.

Vereenvoudiging afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk

Fiscale Stimulering beleggen in kleine groei ondernemingen Met belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van de maatregelen ter vereenvoudiging en verruiming van de WBSO. Deze leden onderschrijven het belang van deze maatregel ter bevordering van het vestigingsklimaat voor innovatieve ondernemingen. Juist ook het MKB is een belangrijke motor van innovatie. In dat verband heeft het kabinet in het afgelopen jaar haar zorg uitgesproken over het financieringsgat, dat met name snel groeiende MKB ondernemingen ondervinden. Het is om die reden interessant te constateren dat er in Nederland geen fiscale facilitering is van het beleggen in kleine, snel groeiende beursgenoteerde ondernemingen, zoals in de ons omringende landen. Heeft de regering in dit verband overwogen de mogelijkheden te stimuleren om te beleggen in kleinere beursgenoteerde ondernemingen? Ziet de regering hier wellicht een parallel met de fiscale stimulering van de AIM in London of de Alternext in Parijs?

In het wetsvoorstel is een vereenvoudigde berekeningswijze opgenomen, aldus de leden van de SP-fractie. De regeling kan volgend jaar nog niet ingaan, vanwege de problemen rond de polisadministratie bij de UWV. Waarom wordt de regeling dan niet opgenomen in het Belastingplan van het jaar dat de regeling wel in kan gaan?

In het onderhavige Belastingplan is geen oplossing opgenomen voor het onbedoelde effect dat DGA’s geen gebruik meer kunnen maken van de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk. De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat ongeveer 10% van het aanvragerbestand van SenterNovem hierdoor tussen wal en schip komt te vallen. Uit ondernemers en fiscale kring is de suggestie gedaan dit probleem op te lossen door een keuzemogelijkheid te introduceren. Onderkent de regering dit probleem en bestaat de bereidheid hiertoe een oplossing te bieden, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zou in het kader van de vermindering van administratieve lasten eveneens bezien kunnen worden of herinvoering van de kwartaalaangiften mogelijk is in plaats van het geïntroduceerde systeem van maandaangiften?

Dividendbelasting

De leden van de VVD-fractie vragen zich ter zake van de dividendbelasting af of het huidige kabinet – net als het vorige – de opvatting is toegedaan dat deze belasting stapsgewijs moet worden afgeschaft. Zo ja, wanneer kunnen concrete voorstellen tegemoet worden gezien?

Omzetting teruggaafregeling in afdrachtvermindering

Graag vragen de leden van de fractie van de PvdA een reactie op het commentaar van de redactie van Vakstudie Nieuws op dit onderdeel van het wetsvoorstel, zie V-N 2007, 43, blz. 48/49, 50/51 en 66/67.

In het buitenland gevestigde vennootschappen met een Nederlandse vaste inrichting kunnen onder voorwaarden als beleggingsinstelling worden aangemerkt. Als gevolg daarvan moet de hele systematiek voor het verrekenen van dividendbelasting door beleggingsinstellingen op de schop, omdat er anders teveel belastinginkomsten gederfd zouden worden. Door deze regeling wordt dat beperkt tot structureel € 5 miljoen per jaar. De leden van de SP-fractie vragen zich af welke redenen buitenlandse vennootschappen kunnen hebben om in Nederland aangemerkt te worden als beleggingsinstelling. Bovendien vragen zij zich af wat daar nu precies het voordeel van is voor Nederland.

Nu kan de beleggingsinstelling ten laste van haar ingehouden dividendbelasting op uit Nederlandse vennootschappen behaalde dividenden verrekenen met de vennootschapsbelasting. Door het nultarief betekent dat de beleggingsinstelling effectief de ten laste van haar ingehouden dividendbelasting terugontvangt. Nu wordt dit vervangen door een afdrachtsvermindering. Wat houdt dit in voor de beleggingsinstelling? Krijgt zij effectief nog alle ten laste van haar ingehouden dividendbelasting terug? Of betaalt zij nu effectief toch dividendbelasting?

De leden van de SP-fractie willen graag nog iets verduidelijkt zien. Het probleem dat beschreven wordt, houdt in dat buitenlandse vennootschappen die hier aangemerkt zijn als beleggingsinstelling ongelimiteerd recht krijgen op teruggaaf van ten laste van hen ingehouden Nederlandse dividendbelasting, zonder dat er Nederlandse dividendbelasting geheven kan worden op de door de buitenlandse vennootschap uitgekeerde dividenden. Is de conclusie dus juist dat de voorgestelde wijziging inhoudt dat de buitenlandse vennootschap geen ten laste van haar ingehouden Nederlandse dividendbelasting kan terugkrijgen, omdat er in dat geval geen Nederlandse dividendbelasting wordt afgedragen door de buitenlandse vennootschap?

Versoepeling vrijstelling inkoop eigen aandelen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de verruiming van de vrijstelling van dividendbelasting bij de terugkoop van eigen aandelen. In een beursklimaat waar activistische aandeelhouders bedrijven met grote kasreserves belagen, is de inkoop van eigen aandelen een belangrijk instrument van de financieringsstrategie van beursgenoteerde ondernemingen. Deelt de regering de mening van de genoemde leden dat inkoop van eigen aandelen echter nimmer zal plaatsvinden wanneer daarop inhouding van dividendbelasting plaats vindt? Heeft de regering wellicht overwogen de vrijstelling van dividendbelasting op inkoop eigen aandelen nog ruimer te stellen? Kan daarbij, om misbruik te voorkomen, een minimaal acceptabel dividendrendement als voorwaarde gesteld worden?

De leden van de VVD-fractie vragen zij zich in lijn met hun hierboven gemaakte algemene opmerking over de dividendbelasting af, waarom niet is gekozen voor een volledige vrijstelling van dividendbelasting bij inkoop van eigen aandelen.

Overdrachtsbelasting

Bestrijding constructie onroerende zaaklichamen

De overdrachtsbelasting belast de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken. Indien de aandelen in een «vastgoedlichaam» (een vennootschap waarvan de bezittingen voor 70% of meer uit onroerende zaken bestaat) worden verkregen, is ook overdrachtsbelasting verschuldigd. Reeds een aantal jaren zijn er vanuit de praktijk allerlei ontwijkingsconstructies ontwikkeld. Kan de regering aangeven hoeveel belastingopbrengsten zijn misgelopen door dit type misbruik, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

In het Belastingplan 2008 wordt volgens deze leden niet ten onrechte voorgesteld om voortaan aan te sluiten bij het daadwerkelijke belang dat in een vennootschap wordt gehouden. Aldus moet worden voorkomen dat in de praktijk ontwijkingscontructies worden gebruikt. In welke mate kan de regering garanderen dat dit type misbruik niet meer zal voorkomen als gevolg van dit wetsvoorstel? Kan de regering voorts aangeven in welke mate nog meer misbruik wordt gemaakt van ontwijkingsconstructies in de overdrachtsbelasting?

Kan de regering voorts aangeven in welke mate dit wetsvoorstel ten koste gaat van het bonafide «vastgoed bedrijfsleven»?

De genoemde leden constateren voorts dat met de wijziging van art. 4 WBR ook in art. 4, leden 3 en 4, WBR het begrip «belang» is geïntroduceerd. Is het niet zo dat dit minder duidelijke begrip in de praktijk tot onzekerheid leidt over de belastbaarheid van een aandelentransactie omdat het begrip belang niet voldoende concreet is? Denkt de regering niet dat het wenselijk is dat het begrip belang nader wordt geconcretiseerd? Ook vernemen genoemde leden graag of, voor de toepassing van het derde en vierde lid, het begrip «belang» uitsluitend betrekking heeft op een belang in het aandelenkapitaal van een vennootschap, of ook kan ontstaan door het vertrekken van een lening aan die vennootschap.

De leden van de SP-fractie steunen het uitgangspunt van de voorgestelde regeling om ontduiking van de overdrachtsbelasting te voorkomen. De overdrachtsbelasting zou echter ook ontdoken kunnen worden door het percentage aan onroerend goed bezittingen net onder de 70% te houden. Is bij de regering bekend of dit zo gebeurt en zo ja, op wat voor schaal? Is er bekend hoeveel vennootschappen er zijn waarbij het percentage aan onroerend goed bezittingen net onder de 70% ligt?

Uitbreiding vrijstelling natuur

Graag vragen de leden van de fractie van de PvdA een reactie op het commentaar van de redactie van Vakstudie Nieuws op dit onderdeel van het wetsvoorstel, zie V-N 2007, 43, blz. 53 en 55.

Voor het verkrijgen van vrijstellingen van overdrachtsbelasting bij de verkrijging van natuurgrond komt de eis dat de verkrijger de instandhouding van één of meer landgoederen ten doel moet hebben te vervallen. Vormt het tien jaar als zodanig in stand moeten houden van een natuurgrond voor het verkrijgen van vrijstelling bij overdrachtsbelasting de enige bescherming voor het behoud van de hier genoemde natuurgronden, zo vragen de leden van de SP-fractie. Hoe wordt voorkomen dat de bestemming van de natuurgronden na afloop van die tien jaar wordt gewijzigd?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met genoegen geconstateerd dat de regering hun suggestie heeft overgenomen, om ook een algemene vrijstelling van overdrachtsbelasting voor natuurgrond in de WBR op te nemen. Zij hebben wel enkele vragen over de uitwerking van deze vrijstelling in de wet.

De aanvulling van art. 15.1.q WBR in de Fiscale onderhoudswet 2007 spreekt van onttrekking van cultuurgrond aan de landbouw ten behoeve van (...) natuur en landschap «door overheidsbeleid». Nu het begrip/vereiste «door overheidsbeleid» in art. 15.1.s WBR noch in de toelichting daarop voorkomt rijst de vraag of het gebruik als natuurgrond dient te zijn gebaseerd op overheidsbeleid. Graag een reactie.

Voorts vragen deze leden of de vrijstelling van artikel 15.1.s ook van toepassing is, indien de verkregen grond ten tijde van de verkrijging (nog) niet voldoet aan de begripsomschrijving van natuurgrond (zie toelichting 8.2) doch de grond wel wordt verworven met het oogmerk deze te bestemmen/gebruiken als natuurgrond? Dient niet een voorziening te worden getroffen voor de in de praktijk te verwachten situatie dat de grond ten tijde van de verkrijging nog niet voldoet aan de begripsomschrijving van natuurgrond, hetzij feitelijk, hetzij omdat bijvoorbeeld het daartoe vereiste plan formeel nog niet is «vastgesteld»?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering of de in de toelichting (8.2) opgenomen definitie van natuurgrond (natuurterreinen en grond bezet met houtopstanden) ruim genoeg is? Dient de definitie niet in de wet zélf te worden opgenomen, gezien het belang van duidelijkheid van wetgeving?

Is het ook niet wenselijk dat expliciet in de toelichting wordt opgenomen dat «bedrijfsmatige exploitatie» geen eis is voor natuur, nu dit vereiste wel geldt voor de cultuurgrondvrijstelling en de wetgever tijdens de parlementaire behandeling van deze vrijstelling heeft gesteld dat natuurgrond niet bedrijfsmatig behoeft te worden geëxploiteerd, zo vragen deze leden?

De leden van de ChristenUnie fractie vragen voorts waarom bij de zinsnede in de toelichting «ook bij verkrijging van verpachte natuurgrond (...)» geen rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van andere gebruikstitels dan pacht, zoals bv. huur? Wil van pacht sprake zijn dan geldt thans ingevolge artikel 7:312 BW immers het vereiste van bedrijfsmatige exploitatie, terwijl deze eis (zie vraag 4) voor natuurgrond nu juist niet geldt.

De voorgestelde tekst van de laatste volzin van artikel 15.1.s WBR bepaalt dat het verlies van de kwalificatie «natuurgrond» binnen de tienjaarstermijn niet leidt tot het vervallen van de vrijstelling indien binnen die termijn de vrijstelling van artikel 15.1.q WBR van toepassing is en blijft. Waarom, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, wordt in een geval van omzetting als hier bedoeld verwezen naar de vrijstelling van artikel 15.1.q? Deze vrijstelling is in dit geval toch helemaal niet van toepassing? Het gaat er toch om dat de natuurgrond binnen de tienjaarstermijn wordt omgezet in cultuurgrond en gedurende deze termijn de bedrijfsmatige exploitatie als cultuurgrond wordt voortgezet? Om de mogelijkheid van terugkeer naar natuurgrond open te houden lijkt het bovendien gewenst te bepalen dat de laatste volzin van artikel 15.1.q WBR van toepassing blijft, zo menen deze leden. Zij verzoeken de regering hierop te reageren.

Naast de voorstellen van de regering vragen de leden van de PvdA-fractie aandacht voor het volgende. Voor het stimuleren van isolatie van huizen is het wenselijk om in de overdrachtsbelasting een prikkel in te bouwen. Wie zijn huis bij aankoop isoleert van D naar B (verplicht Europees energielabel, verplicht per 1 januari a.s.) kan bijvoorbeeld een korting van 2% krijgen. Wie niets doet, betaalt 1% extra. Kan de regering aangeven welke mogelijkheden en belemmeringen er bestaan om zo’n differentiatie in te voeren? Welke differentiatie zou moeten worden toegepast om deze maatregel budgettair neutraal uit te voeren?

Omzetbelasting

Aanpassing vrijstelling medische diensten

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering een overzicht kan geven hoe een aantal andere EU-landen met deze problematiek omgaat? Kan een toelichting gegeven worden of een andere aansluiting mogelijk is, bijvoorbeeld een aansluiting bij zorgverzekeringen? Gaarne ontvangen de leden van de PvdA-fractie een toelichting op de relatie tussen de huidige voorstellen en het besluit van 23 maart 2007, nr. CPP2007/374m.

Kan de regering ook ingaan op de gevolgen voor beroepsbeoefenaren die op grond van deze voorstellen gemengde diensten zullen verrichten? Zal dit niet tot aanzienlijke administratieve lasten leiden?

Ad a. Gezondheidskundige verzorging van de mens

Naar aanleiding van enkele arresten wordt er geen medische vrijstelling meer gegeven van omzetbelasting voor diensten die niet de bescherming van de gezondheid betreffen. Over welke activiteiten gaat het hier, zo vragen de leden van de SP-fractie. Hoe weten (para)medici van te voren voor welke activiteiten dit geldt? Is er een lijst met activiteiten waarvan vaststaat dat het gaat om bescherming van de gezondheid en zodoende in aanmerking komt voor vrijstelling?

Ad b. (Para)medici dienen op het verrichten van hun specifieke werkzaamheden gerichte opleidingen te hebben afgerond te hebben afgerond als omschreven in het bepaalde bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Als gevolg van de herijking van de kwaliteitsnorm zullen de werkzaamheden van osteopaten, pedagogen en chiropractoren volgend jaar niet meer worden vrijgesteld. Waarom is het nimmer de bedoeling geweest van de wetgever om deze vrijstelling te geven, zo vragen de leden van de SP-fractie. Is dat omdat de beroepsopleiding van de zorgverleners in deze beroepen onvoldoende kwaliteitsniveau heeft?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn het oneens met de keuze van de regering inzake de aanpassing vrijstelling medische diensten. De leden van deze fractie zouden willen dat de regering de vrijstelling slechts zou hebben aangepast aan Europese jurisprudentie en alleen de vrijstelling zou laten vervallen voor diensten die niet zijn gericht op genezing of het in stand houden van de genezing, zoals bijvoorbeeld keuringen, adviezen e.d.. De leden van de fractie van GroenLinks willen van de regering weten waarom er gekozen is om veel verder te gaan dan alleen het aanpassen aan EU-jurisprudentie?

De nieuwe bepaling in de Wet op de Omzetbelasting luidt volgens het voorstel als volgt:

A. In artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1°, wordt «de diensten door beoefenaren van een beroep waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; de diensten door psychologen en door tandtechnici; de leveringen van tandprothesen;» vervangen door: de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op het verlenen van deze diensten gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; de diensten die door tandtechnici als zodanig worden verricht; de leveringen van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici.

De leden van de fractie van GroenLinks menen dat artsen die complementaire behandelingen toepassen (ingeschreven in het BIG), als de letterlijke uitleg wordt gevolgd, ook in de toekomst voor vrijstelling in aanmerking zouden mogen komen. De wetgever en de Belastingdienst leggen in de artikelsgewijze toelichting de nieuwe bepaling echter zo uit dat vrijstelling niet geldt als artsen «alternatieve» geneeswijzen toepassen.

Citaat van een voorlichtingstekst op de website van de Belastingdienst en de vergelijkbare tekst in de artikelsgewijze toelichting: «De reikwijdte van de (para)medische vrijstelling in de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt beperkt. Voortaan zullen (para)medische beroepsbeoefenaren alleen zijn vrijgesteld voor het verrichten van specifieke werkzaamheden op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens. Ter zake van die specifieke werkzaamheden moeten zij een gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor de (examen)eisen zijn neergelegd in het bepaalde bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Dit betekent bijvoorbeeld dat een huisarts in de nieuwe opzet niet langer van btw is vrijgesteld voor handelingen op het gebied van chiropractie, osteopathie, acupunctuur, homeopathie en andere alternatieve geneeswijzen. Opleidingen hiervoor berusten niet op de Wet BIG».

De leden van de fractie van GroenLinks vinden met de vijf artsenorganisaties (ABNG-2000, NAAV, NVAA, NVNR en VHAN) dat deze uitleg verwarrend, principieel onjuist en praktisch niet uitvoerbaar is. De Wet BIG maakt geen onderscheid in geneeswijzen. Artsen, ook zij die complementaire behandelingen onderdeel laten uitmaken van hun medische praktijk, zijn gekwalificeerd en zijn ingeschreven in het BIG-register. De EU of het Hof van Justitie maakt geen onderscheid tussen geneeswijzen die regulier of alternatief zouden zijn maar stelt slechts de eis dat de therapie op genezing moet zijn gericht of het in stand houden van gezondheid.

De leden van de fractie van GroenLinks menen dat het in de dagelijkse praktijk van artsen niet te doen is om onderscheid te maken tussen wat regulier of alternatief is. Het is wel praktisch uitvoerbaar om bij sommige diensten te bepalen of die op genezing is gericht. Een medische keuring voor een rijbewijs bijvoorbeeld valt er buiten. Maar naar de mening van deze leden moet een in het BIG-register ingeschreven arts die een patiënt behandelt, op welke wijze dan ook, kunnen rekenen op vrijstelling van BTW.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af of het beoogde effect van deze kabinetsmaatregel is om op een sluipende manier een deel van het werk van artsen duurder te maken en dat de Belastingdienst een waardeoordeel gaat uitspreken over het werk van complementair werkende artsen. Zo niet, dan willen deze leden wat wel de bedoeling is van de maatregel.

Afschaffing spoelwatervrijstelling in de grondwaterbelasting

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben tijdens de behandeling van het Belastingplan 2007 vragen gesteld over de redelijkheid van de grondwaterbelasting. Hierop heeft het kabinet een onderzoek ingesteld, waaruit blijkt dat Nederland hoge tarieven doorberekent, er geen gelijk speelveld bestaat in Europa wat betreft de tarieven, er weinig milieueffect uitgaat van de belasting en het een grof instrument is. Nu wordt ook bepaald dat de spoelwatervrijstelling wordt afgeschaft in de grondwaterbelasting. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering hoeveel bedrijven door de afschaffing van de vrijstelling worden getroffen en wat de budgettaire consequenties voor deze bedrijven zijn. Voorts vragen zij of het mogelijk is de grondwaterbelasting onder de watersysteemheffing te laten vallen, zoals deze wordt opgelegd op grond van de Waterschapswet? Kan de regering ook aangeven wat het budgettaire effect is van verlaging van de grondwaterbelasting, wanneer aangesloten wordt bij tarieven die in omringende landen worden gehanteerd, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Afschaffing verlegging belastingplicht energiebelasting

In het wetsvoorstel is opgenomen dat er geen verlegging meer zal plaatsvinden van de belastingplicht energiebelasting bij leveranciers die niet in Nederland gevestigd zijn, aldus de leden van de SP-fractie. Is deze uitzondering niet juist gemaakt om te voorkomen dat de energiebelasting niet kan worden geïnd?

Integratie systemen voorlopige aanslag en voorlopige teruggaaf

De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd over de hier voorgestelde maatregel. Klopt het dat dit voorstel zal leiden tot een aanzienlijke vermindering van het aantal in te dienen T-biljetten en dus een aanzienlijke lastenvermindering voor burgers? Deze leden gaan er vanuit dat deze wijziging ingaat per 1 januari 2008. Kan de regering aangeven in hoeverre de Belastingdienst deze maatregel goed kan uitvoeren gezien de problemen waar deze dienst op dit moment mee kampt?

Verbetering rechtsbescherming inkomensafhankelijke regelingen

Kan de regering reageren op het voorstel in Vakstudie Nieuws van 29 september om artikel 27 AWR van toepassing te verklaren op AWIR-geschillen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Tenslotte/overig

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de uitgebreide en vaak technische beoordeling van het gehele Belastingplan en de overige fiscale maatregelen door de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs d.d. 8 oktober jl. Kan de regering de feitelijke vragen van de NOB voor zo ver nog niet in dit verslag aan de orde gekomen ook beantwoorden?

De leden van de fractie van de PvdA vragen een reactie op de commentaren van de NOB, VNO/NCW en MKB-Nederland en de redactie van Vakstudie Nieuws voor zover deze hiervoor nog niet behandeld zijn.

Ten aanzien van de successie- en schenkingsrechten misten de leden van de VVD-fractie voorstellen. Zij hebben de overtuiging dat de huidige tariefstructuur fundamenteel ter discussie moet komen, mede in verband met fundamenteel gewijzigde gezins- en familieverhoudingen. Is de staatssecretaris van Financiën bereid hierop zijn visie te geven en met name ook in te gaan op de rechtvaardiging van de huidige toptarieven?

De leden van de VVD-fractie hebben ook begrepen dat van de zijde van NOC/NSF voorstellen zijn gedaan om amateursportverenigingen onder het systeem van de zogeheten ANBI-regeling te brengen. Uit een oogpunt van het stimuleren van amateursport en daarmee van gezondheid en integratie staan die leden daar sympathiek tegenover. Is de regering bereid daar vanuit een positieve grondhouding aan mee te werken?

Tenslotte, de leden van de VVD-fractie verkeerden in de veronderstelling dat met de afschaffing van de loonbelastingverklaring een belangrijke vermindering van de administratieve lasten was bereikt. Nu horen zij dat dit nauwelijks het geval is geweest, omdat er wel een verplichting bestaat om een eerstedagmelding te doen bij het aannemen van nieuw personeel. Kan de staatssecretaris hierop reageren? Is er per saldo nog sprake van lastenvermindering?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in box 3 van de Inkomstenbelasting het mogelijk is privéschulden af te trekken, behoudens belastingschulden. Voor bepaalde belastingschulden bestaan aan de andere kant wel uitstelfaciliteiten op grond van de Invorderingswet, onder andere om bedrijfsbeëindiging en bedrijfsoverdracht soepeler te laten verlopen. Echter, deze faciliteiten zijn niet aantrekkelijk, omdat de schuld niet afgetrokken kan worden in box 3. Daarom zal er naar alle waarschijnlijkheid weinig gebruik van gemaakt worden. Deze leden vragen of het niet wenselijk is om voor belastingschulden, waarvoor uitstelfaciliteiten bestaan in de Invorderingswet, het mogelijk te maken deze aftrekbaar te maken in box 3, zodat het voor de IB neutraal uitpakt? Graag ontvangen deze leden een reactie.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat veel provincies een «rood-voor-rood-beleid» hebben. Wanneer voldoende kuub oude, overtollige bedrijfsopstallen wordt gesloopt, mag hier een woning voor teruggeplaatst worden. Dit speelt vaak rondom bedrijfsbeëindiging. Bij bedrijfsbeëindiging moet al veel belasting worden betaald. Daardoor heeft het «rood-voor-rood-beleid» een negatief imago. Het kabinet wenst de plattelandsinvestering te stimuleren. Is het dan niet mogelijk een soort sloopaftrek te creëren, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie, om het «rood-voor-rood-beleid» te stimuleren? Graag ontvangen deze leden een reactie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Vendrik (GL), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA).

Plv. leden: van der Staaij (SGP), Van Dam (PvdA), Halsema (GL), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Vacature (CDA), Anker (CU), Mastwijk (CDA), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA) en Spekman (PvdA).

Naar boven