nr. 22
AMENDEMENT VAN HET LID VENDRIK C.S.
Ontvangen 21 november 2007
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel II wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:
DA. In artikel 38c, tweede lid, onderdeel b, wordt «met inachtneming
van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend ingeval
de uitkeringen later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde ingangsdatum»
vervangen door: worden herrekend ingeval de uitkeringen later ingaan dan op
de in de regeling vastgestelde ingangsdatum, met dien verstande dat de verhoging
van de uitkeringen niet lager is dan 50% van de verhoging van de uitkeringen
bij een herrekening met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële
grondslagen.
Toelichting
Artikel 38c van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) bevat een
overgangsregeling voor de fiscale behandeling van VUT-regelingen voor werknemers
die voor 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt. Op grond
van die overgangsregeling blijft de fiscale faciliëring van VUT-regelingen
zoals die gold tot en met 31 december 2004 (dus tot invoering van de
Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling)
ongewijzigd gehandhaafd, mits in de VUT-regeling is bepaald dat een werknemer
die later met de VUT gaat dan volgens die VUT-regeling op zijn vroegst zou
kunnen een (met inachtneming van actuariële grondslagen berekende) hogere
uitkering krijgt (de zogenoemde spaar-VUT). De fiscale faciliëring bestaat
daaruit dat de eindheffing als bedoeld in artikel 32aa Wet LB 1964 niet van
toepassing is en de voor deze VUT-regelingen ten laste van het loon ingehouden
premies volledig aftrekbaar zijn van het loon. Evenals bij wel onder die eindheffing
vallende regelingen, zijn de VUT-aanspraken vrijgesteld van belastingheffing
en de uitkeringen te zijner tijd belast (omkeerregel).
De in dit amendement voorgestelde wijziging houdt in dat de fiscale faciliëring
(het achterwege blijven van de eindheffing als bedoeld in artikel 32aa Wet
LB 1964 en volledige aftrek van ingehouden VUT-premies) ook geldt voor VUT-regelingen
waarin geen sprake is van 100% actuariële herrekening, maar van
een verhoging van de uitkeringen die minimaal gelijk is aan 50%
van de verhoging van de uitkeringen die zou resulteren bij een 100%
actuariële herrekening.
De verplichting tot actuariële herrekening wordt met dit amendement
dus versoepeld. De huidige vereiste van 100% herrekening is verwerkt
in bestaande VUT-regelingen en heeft in de meeste gevallen niet geleid tot
problemen. Door sociale partners is evenwel verzocht om iets meer flexibiliteit
onder de randvoorwaarde dat langer doorwerken blijft lonen. Daartoe dient
de minimumvereiste van 50% in dit amendement. Bestaande weeffouten
in regelingen – bijvoorbeeld het vervallen van het recht op VUT op 65-jarige
leeftijd of het verliezen van rechten bij overstap naar een andere werkgever –
zullen bij aanvaarding van deze wijziging worden aangepast, zo hebben de sociale
partners laten weten. Het amendement is aldus bevorderlijk voor het draagvlak
onder de overgangsregeling, omdat sociale partners een afgebakende ruimte
krijgen voor sector-specifieke oplossingen. De verantwoordelijkheid voor de
precieze invulling en toepassing van het overgangsrecht komt darmee meer bij
werkgevers en werknemers te liggen, terwijl de grondgedachte van de overgangsregeling –
langer doorwerken moet lonen – van kracht blijft. Voor de administratieve
lasten van het bedrijfsleven treedt eenmalig een conversie-effect op.
Vendrik
Irrgang
Remkes
Tang
Cramer
Koşer Kaya
Jules Kortenhorst
Van der Vlies