31 206
Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008)

nr. 22
AMENDEMENT VAN HET LID VENDRIK C.S.

Ontvangen 21 november 2007

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel II wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

DA. In artikel 38c, tweede lid, onderdeel b, wordt «met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend ingeval de uitkeringen later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde ingangsdatum» vervangen door: worden herrekend ingeval de uitkeringen later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde ingangsdatum, met dien verstande dat de verhoging van de uitkeringen niet lager is dan 50% van de verhoging van de uitkeringen bij een herrekening met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.

Toelichting

Artikel 38c van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) bevat een overgangsregeling voor de fiscale behandeling van VUT-regelingen voor werknemers die voor 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt. Op grond van die overgangsregeling blijft de fiscale faciliëring van VUT-regelingen zoals die gold tot en met 31 december 2004 (dus tot invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling) ongewijzigd gehandhaafd, mits in de VUT-regeling is bepaald dat een werknemer die later met de VUT gaat dan volgens die VUT-regeling op zijn vroegst zou kunnen een (met inachtneming van actuariële grondslagen berekende) hogere uitkering krijgt (de zogenoemde spaar-VUT). De fiscale faciliëring bestaat daaruit dat de eindheffing als bedoeld in artikel 32aa Wet LB 1964 niet van toepassing is en de voor deze VUT-regelingen ten laste van het loon ingehouden premies volledig aftrekbaar zijn van het loon. Evenals bij wel onder die eindheffing vallende regelingen, zijn de VUT-aanspraken vrijgesteld van belastingheffing en de uitkeringen te zijner tijd belast (omkeerregel).

De in dit amendement voorgestelde wijziging houdt in dat de fiscale faciliëring (het achterwege blijven van de eindheffing als bedoeld in artikel 32aa Wet LB 1964 en volledige aftrek van ingehouden VUT-premies) ook geldt voor VUT-regelingen waarin geen sprake is van 100% actuariële herrekening, maar van een verhoging van de uitkeringen die minimaal gelijk is aan 50% van de verhoging van de uitkeringen die zou resulteren bij een 100% actuariële herrekening.

De verplichting tot actuariële herrekening wordt met dit amendement dus versoepeld. De huidige vereiste van 100% herrekening is verwerkt in bestaande VUT-regelingen en heeft in de meeste gevallen niet geleid tot problemen. Door sociale partners is evenwel verzocht om iets meer flexibiliteit onder de randvoorwaarde dat langer doorwerken blijft lonen. Daartoe dient de minimumvereiste van 50% in dit amendement. Bestaande weeffouten in regelingen – bijvoorbeeld het vervallen van het recht op VUT op 65-jarige leeftijd of het verliezen van rechten bij overstap naar een andere werkgever – zullen bij aanvaarding van deze wijziging worden aangepast, zo hebben de sociale partners laten weten. Het amendement is aldus bevorderlijk voor het draagvlak onder de overgangsregeling, omdat sociale partners een afgebakende ruimte krijgen voor sector-specifieke oplossingen. De verantwoordelijkheid voor de precieze invulling en toepassing van het overgangsrecht komt darmee meer bij werkgevers en werknemers te liggen, terwijl de grondgedachte van de overgangsregeling – langer doorwerken moet lonen – van kracht blijft. Voor de administratieve lasten van het bedrijfsleven treedt eenmalig een conversie-effect op.

Vendrik

Irrgang

Remkes

Tang

Cramer

Koşer Kaya

Jules Kortenhorst

Van der Vlies

Naar boven