31 205 Wijzigingen van enkele belastingwetten (Belastingplan 2008)

AB BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2013

Op 24 juni 2010 heeft mijn ambtsvoorganger u desgevraagd laten weten dat een tweede evaluatie zou worden gehouden naar de werking van art. 64 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (doelmatigheidsbepaling). De tweede evaluatie zou dezelfde strekking gaan krijgen als de eerste evaluatie (Eerste Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 205, T). In reactie op de brief van 24 juni 2010 heeft uw commissie mij verzocht (Eerste Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 31 205, X) om in de tweede evaluatie uitdrukkelijk de vaststellingsovereenkomsten te betrekken in het onderzoek. Bij brief van 29 november 2010 (Eerste Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 31 205, X, pag. 2) heb ik aangegeven dat ik dit verzoek zou honoreren.

Recent heeft de Belastingdienst de tweede evaluatie afgerond. De evaluatie heeft betrekking op de jaren 2011 en 2012. Naar mijn oordeel is er nu een duidelijk beeld van de toepassing van de evaluatiebepaling.

Toepassing doelmatigheidsbepaling

In 2011 en 2012 is de doelmatigheidsbepaling in totaal ongeveer 900 maal toegepast. Hierin zijn 500 gevallen van inkeer begrepen. Wel is er een zichtbare afname in het toepassen van de doelmatigheidsbepaling in 2012 ten opzichte van 2011. Dit wordt veroorzaakt doordat het aantal inkeerders is afgenomen.

De doelmatigheidsbepaling komt voornamelijk voor bij de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. Dit zijn de grootste middelen en daarom ligt het ook voor de hand dat de bepaling hier het meest wordt toegepast. Ook op het terrein van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt de doelmatigheidsbepaling relatief vaak toegepast.

De mogelijkheid van toepassing van de doelmatigheidsbepaling komt ook wel eens aan de orde tijdens vooroverleg over complexe aanslagen.

Bevindingen

De algemene bevindingen zijn in grote lijnen dezelfde als is aangegeven in de evaluatie over de periode tot 2010:

  • de doelmatigheidsbepaling wordt zowel bij particulieren als bij ondernemingen toegepast;

  • de doelmatigheidsbepaling wordt voornamelijk gebruikt bij kantoortoetsing;

  • belastingplichtigen staan in bijna alle gevallen positief tegenover de toepassing van de doelmatigheidsbepaling en werken er dan ook graag aan mee;

  • de aanleiding tot toepassing voor de inspecteur is in alle gevallen een aanzienlijk werkbesparing voor de inspecteur;

  • het voordeel voor de inspecteur is dat er minder handelingen nodig zijn met het bijkomende effect dat het geheel ook minder complex wordt voor de belastingplichtige.

Vaststellingsovereenkomsten

De doelmatigheidsbepaling wordt bij de inkeerders toegepast in het kader van een vaststellingsovereenkomst. In de standaardtekst die wordt toegepast bij de voorbereiding van de vaststellingsovereenkomst met inkeerders geldt als voorwaarde dat de mogelijkheid om in bezwaar en beroep te gaan wordt uitgesloten. De Belastingdienst houdt niet bij in hoeveel gevallen deze voorwaarde ook in de feitelijke vaststellingsovereenkomsten met inkeerders is opgenomen.

Ten aanzien van de toepassing van de doelmatigheidsbepaling in andere situaties dan inkeer (ca. 400 gevallen in 2011 en 2012) is niet bekend in welke mate uitsluiting van bezwaar en beroep is opgenomen in de vaststellingsovereenkomsten. Deze informatie wordt niet bijgehouden.

Beleid inzake vaststellingsovereenkomsten

Mijn beleid inzake het gebruik van vaststellingovereenkomsten en de toepassing van artikel 64 heb ik neergelegd in het Besluit Fiscaal Bestuursrecht (besluit van 5 juli 2011, nr. BLKB2011/1087M, hierna: BFB).

§ 7 van het BFB luidt:

«De instemming om een belastingaanslag te formaliseren met toepassing van artikel 64 AWR laat onverlet de mogelijkheid om:

  • a. de rechtsgeldige totstandkoming van deze instemming in bezwaar en vervolgens in beroep bij de belastingrechter te betwisten.

  • b. de hoogte van de uit de belastingwet voortvloeiende schuld of van de op grond van een belastingwet op te leggen bestuurlijke boete in bezwaar en vervolgens in beroep bij de belastingrechter te betwisten. Dit is slechts anders indien over deze hoogte in een vaststellingsovereenkomst bindende afspraken zijn gemaakt (zie § 6 eerste lid, onderdeel h).»

§ 6 eerste lid, aanhef en onderdeel h, van het BFB luidt:

«De vaststellingsovereenkomst die uit het overleg voortvloeit, wordt schriftelijk vastgelegd. Deze vastlegging bevat onder meer de volgende elementen:

(......)

de uitdrukkelijke verklaring van belanghebbende dat hij ter zake van het overeengekomene geen gebruik zal maken van het recht van bezwaar en/of beroep of dat hij zijn bezwaar- c.q. beroepschrift intrekt. Deze verklaring belet belanghebbende niet om de rechtsgeldige totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst in bezwaar en vervolgens in beroep bij de belastingrechter te betwisten.»

Met dit beleid is tot uitdrukking gebracht dat toepassing van artikel 64 op geen enkele wijze afbreuk doet aan de rechtsbescherming die – onder overigens gelijke omstandigheden – zonder toepassing van artikel 64 zou zijn genoten.

Slot

De doelmatigheidsbepaling is een welkome aanvulling op het instrumentarium van de inspecteur. Toepassing ervan leidt tot tijdsbesparing voor de Belastingdienst. Voor de belastingplichtige maakt toepassing van de doelmatigheidsbepaling zaken eenvoudiger en inzichtelijker.

De staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

Naar boven