31 205
Wijzigingen van enkele belastingwetten (Belastingplan 2008)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2008 wenselijk is maatregelen te treffen, mede ter ondersteuning van het milieubeleid;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2.10 wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer danmaar niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
€ 17 5792,45%
€ 17 579€ 31 589€ 43010,70%
€ 31 589€ 53 860€ 1 92942,00%
€ 53 860€ 11 28252,00%

B. Artikel 3.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «22%» vervangen door «25%». Voorts wordt aan de eerste volzin, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: met dien verstande dat op jaarbasis 14% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking wordt genomen indien de officiële specifieke CO2-uitstoot van de auto niet hoger is dan:

a. 95 gram per kilometer, bij een auto die wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, en

b. 110 gram per kilometer, bij een auto met een andere soort motor.

2. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot vijfde tot en met achtste lid, een lid ingevoegd luidende:

4. Voor de toepassing van dit artikel is de officiële specifieke CO2-uitstoot van een auto, de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig richtlijn nr. 80/1268/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het brandstofverbruik van motorvoertuigen (PbEG L 375). Indien de meting mede met LPG of aardgas als brandstof is uitgevoerd, wordt de CO2-uitstoot van de auto met LPG of aardgas als brandstofsoort gehanteerd.

C. Na artikel 3.29b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.29c Beperking afwaardering op lagere bedrijfswaarde

Omstandigheden die reeds bekend zijn ten tijde van het investeren in een bedrijfsmiddel kunnen geen aanleiding zijn voor een afwaardering naar lagere bedrijfswaarde.

D. In artikel 3.112, vijfde lid, wordt «1%» vervangen door: 0,9%.

E. Artikel 6.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. niet in aanmerking genomen:

1°. de premie, bedoeld in paragraaf 3.3 van de Zorgverzekeringswet;

2°. de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in paragraaf 5.2 van de Zorgverzekeringswet;

3°. de bijdragevervangende belasting voor gemoedsbezwaarden, bedoeld in paragraaf 5.5 van de Zorgverzekeringswet;

4°. de bijdrage, bedoeld in artikel 69 van de Zorgverzekeringswet, alsmede

5°. uitgaven ingevolge een buitenlandse regeling die naar aard en strekking overeenkomt met een regeling als bedoeld onder 1° tot en met 4°.

2. Het zevende lid, achtste lid en negende lid vervallen en het tiende lid wordt vernummerd tot zevende lid.

F. Artikel 6.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Buitengewone uitgaven worden in aanmerking genomen voor zover zij samen, na toepassing van de verhoging ingevolge het eerste lid, meer bedragen dan:

a. indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek € 6999 niet te boven gaat: € 115;

b. indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek € 6999 te boven gaat: 1,65% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar een partner heeft, worden de buitengewone uitgaven samengevoegd. Over deze periode geldt voor de toepassing van het eerste en tweede lid in plaats van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek en wordt in het tweede lid, onderdeel a en onderdeel b, het bedrag van € 6999 vervangen door € 13 998 en wordt in het tweede lid, onderdeel a, het bedrag van € 115 vervangen door€ 230.

G. Het in artikel 8.11, tweede lid, derde volzin, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 30.

H. Het in artikel 8.14, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 40.

I. Het in artikel 8.14a, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 35.

J. Het in artikel 8.17, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 100.

K. Het in artikel 8.18, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 25.

ARTIKEL II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2009 als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3.19, tweede lid, komt te luiden:

2. De onttrekking bedraagt bij een woningwaarde van:

meer danmaar niet meer danop jaarbasis
€ 12 5000,75% van deze waarde
€ 12 500€ 25 0000,95% van deze waarde
€ 25 000€ 50 0001,05% van deze waarde
€ 50 000€ 75 0001,15% van deze waarde
€ 75 000€ 1 000 0001,30% van deze waarde
€ 1 000 000€ 13 000 vermeerderd met 2,35% van de woningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1 000 000.

B. Artikel 3.104 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel m wordt, onder verlettering van onderdeel n tot o, een onderdeel ingevoegd, luidende:

n. de vaste vergoedingen voor behandeling of verpleging, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur gebaseerd op artikel 11a van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, onderscheidenlijk artikel 15 van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet en artikel 3 van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers;.

2. In onderdeel o (nieuw) wordt «onderdelen a tot en met m» vervangen door: onderdelen a tot en met n.

C. Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De voordelen uit eigen woning worden bij een eigenwoningwaarde van:

meer danmaar niet meer danop jaarbasis gesteld op
€ 12 500nihil
€ 12 500€ 25 0000,20% van deze waarde
€ 25 000€ 50 0000,30% van deze waarde
€ 50 000€ 75 0000,40% van deze waarde
€ 75 000€ 1 000 0000,55% van deze waarde
€ 1 000 000€ 5 500 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1 000 000.

2. In het vijfde lid vervalt «, maar ten hoogste € 9300». Voorts wordt een volzin toegevoegd, luidende:

In afwijking van de eerste volzin, worden bij een eigenwoningwaarde van meer dan € 1 000 000 de voordelen gesteld op € 9 000 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1 000 000.

D. In artikel 3.139 vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d en e tot onderdelen c en d.

E. Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot onderdelen d tot en met g.

2. In het derde lid wordt «als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c, d en e» vervangen door: als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c en d.

F. Artikel 6.2, vijfde lid, vervalt.

G. Artikel 6.2b vervalt.

H. Afdeling 6.5 vervalt.

I. In artikel 6.31, eerste lid, onderdeel a, vervalt «, met dien verstande dat die vermindering niet minder dan € 100 en niet meer dan € 13 300 bedraagt».

J. Artikel 8.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

1. Indien de gecombineerde heffingskorting door artikel 8.8 wordt beperkt tot een bedrag beneden het niveau van 93 1/3% van de algemene heffingskorting vermeerderd met de voor de belastingplichtige geldende arbeidskorting, combinatiekorting, aanvullende combinatiekorting, ouderschapsverlofkorting en levensloopverlofkorting (toetsniveau) wordt, indien de belastingplichtige in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden dezelfde partner heeft, de gecombineerde heffingskorting daarna verhoogd tot het toetsniveau. De verhoging bedraagt echter maximaal het bedrag van de door de partner verschuldigde gecombineerde inkomensheffing verminderd met zijn gecombineerde heffingskorting.

2. Ten aanzien van de belastingplichtige die geboren is vóór 1 januari 1972 en ten aanzien van de belastingplichtige tot wiens huishouden in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden een kind behoort dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 6 jaar niet heeft bereikt en gedurende die tijd op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, wordt voor de bepaling van het toetsniveau de algemene heffingskorting voor 100% in aanmerking genomen.

2. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van een in het tweede lid bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in dat lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.

K. Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 2064.

L. Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, tweede volzin en derde volzin, wordt vervangen door:

De arbeidskorting bedraagt:

a. 1,756% van de arbeidskortingsgrondslag met een maximum van € 151, vermeerderd met:

b. 12,573% van de arbeidskortingsgrondslag voor zover die meer bedraagt dan € 8597, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a en b niet meer bedraagt dan € 1475, en verminderd met:

c. 1,25% van de arbeidskortingsgrondslag voor zover die meer bedraagt dan € 40 000, met dien verstande dat de vermindering ten hoogste € 32 bedraagt.

Ingeval de arbeidskortingsgrondslag niet meer bedraagt dan € 40 000, bedraagt de arbeidskorting ten minste de volgens artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964 toegekende arbeidskorting.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. In afwijking van het tweede lid wordt:

a. ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 60, het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vervangen door 15,175%, onderscheidenlijk door € 1729;

b. ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 62, het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vervangen door 17,598%, onderscheidenlijk door € 1981;

c. ingeval de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vervangen door 20,021%, onderscheidenlijk door € 2233.

M. Artikel 8.14a, tweede lid, komt te luiden:

2. De aanvullende combinatiekorting bedraagt € 711, vermeerderd met 3,1% van de arbeidskortingsgrondslag, bedoeld in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, voor zover deze grondslag bij de belastingplichtige meer beloopt dan € 4542, doch niet meer dan € 815.

N. Artikel 10.1, eerste volzin, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsneden «6.18, tweede en zesde lid, 6.20, 6.20a, 6.21, 6.22, 6.24» en «, en derde volzin» vervallen.

2. De zinsnede «6.36, 8.10» wordt vervangen door: 6.36.

3. De zinsnede «vermelde bedragen» wordt vervangen door: vermelde bedragen en de in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdelen b en c, laatstvermelde bedragen.

O. Artikel 10.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste lid worden het eerste en het tweede lid vervangen door:

1. Bij het begin van het kalenderjaar worden de hierna aangeduide percentages en bedragen, vermeld in artikel 3.19, tweede lid, en artikel 3.112, eerste en vijfde lid, bij ministeriële regeling vervangen door andere percentages en andere bedragen. Het betreft met betrekking tot artikel 3.19, tweede lid: het laatste bedrag van de eerste kolom, het laatste bedrag van de tweede kolom, de twee bedragen in de derde kolom en de eerste vijf percentages in de derde kolom. Het betreft met betrekking tot artikel 3.112, eerste lid: het laatste bedrag van de eerste kolom, het laatste bedrag van de tweede kolom, de twee bedragen in de derde kolom en de eerste vier percentages in de derde kolom. Het betreft met betrekking tot artikel 3.112, vijfde lid: het percentage in de eerste volzin en de bedragen in de tweede volzin.

2. Het laatstvermelde bedrag in de eerste, tweede en derde kolom in artikel 3.19, tweede lid, en in artikel 3.112, eerste lid, en het in artikel 3.112, vijfde lid, tweede volzin, als eerste en als laatste vermelde bedrag, worden berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2.

3. Het in de derde kolom in artikel 3.19, tweede lid, als vijfde vermelde percentage en het in de derde kolom in artikel 3.112, eerste lid, als vierde vermelde percentage worden berekend door het te vervangen percentage te vermenigvuldigen met het product van de factor ih en de factor iw.

2. Het zesde lid (nieuw) wordt vervangen door:

6. De in artikel 3.112, eerste lid, derde kolom, eerstvermelde drie percentages worden achtereenvolgens berekend door het volgens het derde lid berekende, als vierde vermelde percentage in artikel 3.112, eerste lid, derde kolom, te vermenigvuldigen met 0,4, 0,6 en 0,8.

3. Het zevende lid (nieuw) wordt vervangen door:

7. Het in artikel 3.112, vijfde lid, eerste volzin, vermelde percentage wordt berekend door het volgens het derde lid berekende, als vierde vermelde percentage in artikel 3.112, eerste lid, derde kolom, te vermenigvuldigen met 10/6.

4. Het achtste lid (nieuw) wordt vervangen door:

8. De in de derde kolom in artikel 3.19, tweede lid, eerstvermelde vier percentages worden achtereenvolgens berekend door respectievelijk nihil en de volgens het zesde lid berekende drie percentages van artikel 3.112, eerste lid, derde kolom, te vermeerderen met het volgens artikel 10.4, tweede lid, berekende percentage.

5. Na het achtste lid (nieuw) wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

9. Het in de derde kolom van artikel 3.19, tweede lid, eerstvermelde bedrag wordt berekend door het volgens het tweede lid berekende laatstvermelde bedrag in de eerste kolom van artikel 3.19, tweede lid, te vermenigvuldigen met het volgens het derde lid berekende, als vijfde vermelde percentage in de derde kolom van artikel 3.19, tweede lid. Het in de derde kolom van artikel 3.112, eerste lid, eerstvermelde bedrag wordt berekend door het volgens het tweede lid berekende laatstvermelde bedrag in de eerste kolom van artikel 3.112, eerste lid, te vermenigvuldigen met het volgens het derde lid berekende, als vierde vermelde percentage in de derde kolom van artikel 3.112, tweede lid. Het in artikel 3.112, vijfde lid, tweede volzin, als tweede vermelde bedrag wordt berekend door het volgens het tweede lid berekende eerstvermelde bedrag van artikel 3.112, vijfde lid, tweede volzin, te vermenigvuldigen met het volgens het zevende lid berekende percentage van artikel 3.112, vijfde lid, eerste volzin.

P. Artikel 10.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het percentage in artikel 6.31, eerste lid, onderdeel a, bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage.

2. In het tweede lid wordt «artikel 10.3, derde en vierde lid» vervangen door: artikel 10.3, vierde en vijfde lid.

3. Het derde lid vervalt.

Q. Artikel 10.5, eerste lid, komt te luiden:

1. Bij de berekeningen volgens de artikelen 10.3 en 10.4 worden de percentages naar beneden afgerond tot op vijfhonderdste nauwkeurig. Bij de berekening volgens artikel 10.3, tweede lid, worden de bedragen naar beneden afgerond op een veelvoud van € 10 000.

R. Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, vermelde bedrag» vervangen door «de in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdelen b en c, eerstvermelde bedragen en het in artikel 8.11, tweede lid, derde volzin, vermelde bedrag». Voorts wordt «een ander bedrag» vervangen door: andere bedragen.

2. In het derde lid wordt «het verschil van het in artikel 8.11, tweede lid, derde volzin, genoemde bedrag» vervangen door «het verschil van het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, laatstvermelde bedrag». Voorts wordt «€ 485» vervangen door: € 617.

3. In het vierde lid wordt «Het bedrag» vervangen door: Het eerstvermelde bedrag.

4. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot zesde tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. Het eerstvermelde bedrag in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel c, en het bedrag in artikel 8.11, tweede lid, derde volzin, worden gesteld op 108% van 225% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag, verminderd met het werknemersaandeel in de premie, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, en vermeerderd met de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.

5. In het zesde lid (nieuw) wordt «€ 485» vervangen door: € 617.

6. In het zevende lid (nieuw) wordt «het derde en vierde lid» vervangen door: het derde, vierde en vijfde lid.

7. In het achtste lid (nieuw) wordt «het tweede, derde en vijfde lid» vervangen door: het tweede, derde en zesde lid.

ARTIKEL III

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2010 als volgt gewijzigd:

A. Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 2054.

B. Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 30.

2. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel c, laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 30.

3. De in het derde lid, onderdelen a tot en met c, genoemde bedragen worden elk verhoogd met € 30.

C. Het in artikel 8.14a, tweede lid, laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 135.

D. Na artikel 10.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.6a Jaarlijkse verlaging percentage in regeling gecombineerde heffingskorting bij minstverdienende partner

Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 8.9, eerste lid, vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt berekend door het te vervangen percentage te verlagen met 6 2/3%-punt.

E. Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het derde lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 124.

2. Het in het zesde lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 124.

ARTIKEL IV

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2011 als volgt gewijzigd:

A. Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 2043.

B. Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 60.

2. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel c, laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 60.

3. De in het derde lid, onderdelen a tot en met c, genoemde bedragen worden elk verhoogd met € 60.

C. Het in artikel 8.14a, tweede lid, laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 585.

D. Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het derde lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 247.

2. Het in het zesde lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 247.

ARTIKEL V

In artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2012 «6.36» vervangen door: 6.36, 8.10.

ARTIKEL VI

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 13bis wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «22%» vervangen door «25%». Voortst wordt aan de eerste volzin, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: met dien verstande dat het voordeel op jaarbasis op 14% van de waarde van de auto wordt gesteld indien de officiële specifieke CO2-uitstoot van de auto niet hoger is dan:

a. 95 gram per kilometer, bij een auto die wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, en

b. 110 gram per kilometer, bij een auto met een andere soort motor.

2. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met veertiende lid tot vijfde tot en met vijftiende lid, een lid ingevoegd, luidende:

4. Voor de toepassing van dit artikel is de officiële specifieke CO2-uitstoot van een auto, de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig richtlijn 80/1268/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het brandstofverbruik van motorvoertuigen (PbEG L 375). Indien de meting mede met LPG of aardgas als brandstof is uitgevoerd, wordt CO2-uitstoot van de auto met LPG of aardgas als brandstofsoort gehanteerd.

B. In artikel 20a wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer danmaar niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
– € 17 5792,45% 
€ 17 579€ 31 589€ 43010,70%
€ 31 589€ 53 860€ 1 92942,00%
€ 53 860€ 11 28252,00%

C. Het in artikel 22a, tweede lid, tweede volzin, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 30.

D. Het in artikel 22b, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 100.

E. Het in artikel 22c, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 25.

ARTIKEL VII

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2009 als volgt gewijzigd:

A. Artikel 11, eerste lid, onderdeel l, vervalt.

B In artikel 18a, derde lid, eerste volzin, wordt «het loon» vervangen door: het pensioengevend loon.

C. Na artikel 18g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18ga

1. Als pensioengevend loon, bedoeld in de artikelen 18a, 18b, 18c, 18d en 18e, wordt ten hoogste een bedrag van € 185 000 in aanmerking genomen. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.

2. Het in het eerste lid vermelde bedrag wordt bij het begin van het kalenderjaar bij ministeriële regeling vervangen door een ander. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor van artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande jaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.

D. Het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 2064.

E. Artikel 22a, tweede en derde lid, komt te luiden:

2. De arbeidskorting wordt berekend over het loon uit tegenwoordige arbeid en bedraagt:

a. 1,756% van dat loon met een maximum van € 151, vermeerderd met:

b. 12,424% van dat loon voorzover dit bij een tijdvakloon op jaarbasis meer bedraagt dan € 8597, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a en b niet meer bedraagt dan € 1475, en verminderd met:

c. 1,25% van dat loon voorzover dit bij een tijdvakloon op jaarbasis meer bedraagt dan € 40 000, met dien verstande dat de vermindering ten hoogste € 32 bedraagt.

3. In afwijking van het tweede lid, wordt:

a. ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 60, het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vervangen door 15,175%, onderscheidenlijk door € 1729;

b. ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 62, het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vervangen door 17,598%, onderscheidenlijk door € 1981;

c. ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vervangen door 20,021%, onderscheidenlijk door € 2233.

ARTIKEL VIII

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2010 als volgt gewijzigd:

A. Het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 2054.

B. Artikel 22a, tweede en derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 30.

2. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel c, laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 30.

3. De in het derde lid, onderdelen a tot en met c, genoemde bedragen worden elk verhoogd met € 30.

ARTIKEL IX

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2011 als volgt gewijzigd:

A. Het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door € 2043.

B. Artikel 22a, tweede en derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 60.

2. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel c, laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 60.

3. De in het derde lid, onderdelen a tot en met c, genoemde bedragen worden elk verhoogd met € 60.

ARTIKEL X

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d, e en f tot onderdelen e, f en g, een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. verenigingen en stichtingen die op de voet van de Woningwet bij koninklijk besluit zijn toegelaten als instellingen die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn;.

2. Het eerste lid, onderdeel e (nieuw), komt te luiden:

e. hiervoor niet genoemde verenigingen en stichtingen alsmede andere dan publiekrechtelijke rechtspersonen, indien en voor zover zij een onderneming drijven;.

3. In het derde lid wordt «het eerste lid, letter f» vervangen door: het eerste lid, onderdeel g.

4. In het vijfde lid wordt «het eerste lid, letters a, b en c» vervangen door: het eerste lid, onderdelen a, b, c en d.

B. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d» vervangen door: als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e.

2. In onderdeel a wordt «vermeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b en c» vervangen door: vermeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c en d.

C. In artikel 5, eerste lid, vervalt onderdeel d onder verlettering van de onderdelen e tot met h tot onderdelen d tot en met g.

D. In artikel 9, eerste lid, onderdeel f, wordt «artikel 2, eerste lid, letter f» vervangen door: artikel 2, eerste lid, onderdeel g.

E. Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «tweede tot en met vierde lid» vervangen door: derde tot en met vijfde lid.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien immateriële activa die bij een vereniging of stichting die op de voet van de Woningwet bij koninklijk besluit is toegelaten als instelling die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam is, deel uitmaken van vermogen waarmee geen belastbare winst wordt behaald, op enig tijdstip bij hetzelfde lichaam of bij een verbonden lichaam deel gaan uitmaken van vermogen waarmee belastbare winst wordt behaald, worden zij op dat tijdstip te boek gesteld voor de in het derde tot en met vijfde lid bedoelde waarde.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het tweede lid» vervangen door: het derde lid.

ARTIKEL XI

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

f. (gereserveerd);

g. een verpakkingenbelasting.

B. Artikel 18, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. afvalstoffen die uitsluitend bestaan uit de categorie van afvalstoffen, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder 21, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen;.

C. Artikel 36c wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met achtste lid tot vijfde tot en met negende lid, een lid ingevoegd, luidende:

4. Indien de verbruiker, bedoeld in het derde lid, via een aansluiting elektriciteit op het distributienet heeft ingevoed ter zake waarvan artikel 31c, tweede lid, dan wel artikel 95c, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt toegepast, is het derde lid van toepassing op het positieve saldo van de via de aansluiting geleverde elektriciteit minus de via de aansluiting ingevoede elektriciteit.

2. In het zesde lid (nieuw) wordt «Het vierde lid» vervangen door: Het vijfde lid.

3. In het achtste lid (nieuw) wordt «het vijfde en zesde lid» vervangen door: het zesde en zevende lid.

D. In artikel 36e, derde lid, wordt «artikel 36c, vierde lid» vervangen door: artikel 36c, vijfde lid.

E. In artikel 36h, zesde lid, wordt «artikel 36c, vierde lid» vervangen door: artikel 36c, vijfde lid.

F. In artikel 36j, vierde lid, wordt «artikel 36c, vierde lid» vervangen door: artikel 36c, vijfde lid.

G. Na HOOFDSTUK Va worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK Vb. (gereserveerd)

HOOFDSTUK Vc. VERPAKKINGENBELASTING

AFDELING 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 36s

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. verpakkingen: alle producten, vervaardigd van materiaal van welke aard ook, die kunnen worden gebruikt voor het insluiten, beschermen, verladen, afleveren en aanbieden van andere producten, van grondstoffen tot afgewerkte producten, over het gehele traject van producent tot gebruiker of consument, wegwerpartikelen die voor dit doel worden gebruikt daaronder begrepen, waarbij verpakkingen uitsluitend omvatten verkoop- of primaire verpakkingen, verzamel- of secundaire verpakkingen en verzend- of tertiaire verpakkingen en:

1°. waarbij producten als verpakking worden beschouwd indien zij aan het vorenstaande voldoen, ongeacht andere functies die de verpakking ook kan vervullen, tenzij het product integraal deel uitmaakt van een ander product en het nodig is om dat product tijdens zijn levensduur te bevatten, te ondersteunen of te bewaren en alle elementen bedoeld zijn om samen gebruikt, verbruikt of verwijderd te worden;

2°. waarbij producten die ontworpen en bedoeld zijn om op het verkooppunt te worden gevuld alsmede wegwerpartikelen die in gevulde toestand worden verkocht of die ontworpen en bedoeld zijn om op het verkooppunt te worden gevuld, slechts als verpakking worden beschouwd indien zij een verpakkingsfunctie hebben; en

3°. waarbij de componenten van een verpakking en de bijbehorende in de verpakking verwerkte elementen worden beschouwd als deel van de verpakking waarin ze verwerkt zijn en waarbij de bijbehorende elementen die aan een verpakt product hangen of bevestigd zijn en die een verpakkingsfunctie hebben, als verpakking worden beschouwd, tenzij zij integraal deel uitmaken van dit product en alle elementen bedoeld zijn om samen verbruikt of verwijderd te worden;

b. verkoop- of primaire verpakking: verpakking die zo is ontworpen dat zij voor de eindgebruiker of consument op het verkooppunt een verkoopeenheid vormt;

c. verzamel- of secundaire verpakking: verpakking die zo is ontworpen dat zij op het verkooppunt een verzameling van een aantal verkoopeenheden vormt, ongeacht of deze als dusdanig aan de eindgebruiker of consument wordt verkocht, dan wel alleen dient om de rekken op het verkooppunt bij te vullen en die van het product kan worden verwijderd zonder dat dit de kenmerken ervan beïnvloedt;

d. verzend- of tertiaire verpakking: verpakking die zo is ontworpen dat het verladen en het vervoer van verkoopeenheden of verzamelverpakkingen wordt vergemakkelijkt om fysieke schade door verlading of transport te voorkomen, weg-, spoor-, scheeps- of vliegcontainers niet daaronder begrepen;

e. producent: de ondernemer die in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep:

1°. producten in een verpakking aan een ander ter beschikking stelt; of

2°. verpakkingen aan een ander ter beschikking stelt die zijn ontworpen en bedoeld om op het verkooppunt te worden gevuld;

f. importeur: de ondernemer die in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep producten in een verpakking vanuit een ander land in Nederland brengt;

g. concern:

1°. de fiscale eenheid, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968;

of

2°. de op continuïteit gerichte samenwerkingsvorm waarbij de ene ondernemer andere ondernemers, op basis van schriftelijk vastgelegde afspraken, tegen betaling gebruik laat maken van een door eerstbedoelde ondernemer aangeboden formule, bestaande uit een samenstel van diensten en producten en een gelijk imago;

h. ondernemer: ondernemer in de zin van artikel 7, eerste en tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 die in Nederland is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft.

AFDELING 2. GRONDSLAG EN BELASTINGPLICHT

Artikel 36sa

Onder de naam verpakkingenbelasting wordt een belasting geheven op verpakkingen.

Artikel 36sb

1. De belasting wordt geheven ter zake van:

a. de verpakking van ter beschikking gestelde producten, voorzover die verpakking voor het eerst door een producent in Nederland ter beschikking wordt gesteld aan een ander;

b. de verpakking van producten, ingeval de importeur van de verpakte producten zich van die verpakking ontdoet;

c. verpakkingen die zijn ontworpen en bedoeld om op het verkooppunt te worden gevuld, ingeval die verpakkingen voor het eerst door een producent in Nederland ter beschikking worden gesteld aan een ander.

2. Het eerste lid, onderdelen a en c, is niet van toepassing indien het verpakte product onderscheidenlijk de verpakkingen:

a. zich nog niet in het vrije verkeer van de Europese Gemeenschap bevinden; of

b. bij de terbeschikkingstelling buiten Nederland worden gebracht.

Artikel 36sc

1. De belasting wordt geheven:

a. indien artikel 36sb, eerste lid, onderdeel a of c, toepassing vindt: van de producent;

b. indien artikel 36sb, eerste lid, onderdeel b, toepassing vindt: van de importeur; of

c. indien zowel onderdeel a als onderdeel b toepassing vindt: van de producent/importeur.

2. In geval een in het eerste lid, onderdeel a, b of c, bedoelde producent, importeur onderscheidenlijk producent/importeur, deel uitmaakt van een concern, wordt de belasting, in afwijking van het eerste lid, geheven van het concern.

AFDELING 3. MAATSTAF VAN HEFFING EN VERSCHULDIGDHEID

Artikel 36sd

De belasting wordt berekend over het gewicht van de verpakking, gemeten in kilogrammen.

Artikel 36se

De belasting wordt verschuldigd:

a. indien artikel 36sb, eerste lid, onderdeel a, toepassing vindt: op het tijdstip waarop het verpakte product ter beschikking wordt gesteld;

b. indien artikel 36sb, eerste lid, onderdeel b, toepassing vindt: op het tijdstip waarop de importeur zich van de verpakking ontdoet;

c. indien artikel 36sb, eerste lid, onderdeel c, toepassing vindt: op het tijdstip waarop de verpakking ter beschikking wordt gesteld.

AFDELING 4. TARIEF

Artikel 36sf

1. Het tarief per kilogram bedraagt voor een primaire verpakking die is vervaardigd van:

a. glas: € 0,0485;

b. aluminium en legeringen van aluminium: € 0,6096;

c. overige metalen: € 0,1200;

d. kunststof: € 03377;

e. papier en karton: € 0,0684;

f. hout: € 0,0242;

g. een andere materiaalsoort: € 0,1180.

2. Het tarief per kilogram bedraagt voor een secundaire of tertiaire verpakking die is vervaardigd van:

a. glas: € 0,0170;

b. aluminium en legeringen van aluminium: € 0,2139;

c. overige metalen: € 0,0421;

d. kunststof: € 0,1185;

e. papier en karton: € 0,0240;

f. hout: € 0,0085;

g. een andere materiaalsoort: € 0,0414.

AFDELING 5. BELASTINGVERMINDERING

Artikel 36sg

1. Op het bedrag van de belasting die in een tijdvak verschuldigd is geworden door een belastingplichtige als bedoeld in artikel 36sc, eerste lid, onderdeel a, b, of c, dan wel tweede lid, wordt een vermindering toegepast tot ten hoogste het bedrag van die verschuldigde belasting.

2. In geval de verschuldigde belasting betrekking heeft op één materiaalsoort als bedoeld in artikel 36sf, is het bedrag van de vermindering: 15 000 vermenigvuldigd met het voor die materiaalsoort geldende tarief, bedoeld in artikel 36f, eerste of tweede lid.

3. In geval de verschuldigde belasting betrekking heeft op twee of meer van de materiaalsoorten, bedoeld in artikel 36sf, is het bedrag van de vermindering de optelsom van de verminderingen per materiaalsoort, waarbij de vermindering per materiaalsoort bedraagt: 15 000 vermenigvuldigd met het gewichtsaandeel van die materiaalsoort in het totaalgewicht van al die materiaalsoorten samen, vermenigvuldigd met het voor de betreffende materiaalsoort geldende tarief, bedoeld in artikel 36sf, eerste of tweede lid.

4. In geval een materiaalsoort als bedoeld in artikel 36sf zowel betrekking heeft op primaire verpakkingen als op secundaire of tertiaire verpakkingen, is het bedrag van de vermindering voor die materiaalsoort de optelsom van de verminderingen per verpakkingssoort, waarbij de vermindering per verpakkingssoort bedraagt: 15 000 vermenigvuldigd met het gewichtsaandeel van de verpakkingssoort in het totaalgewicht van alle materiaalsoorten samen, vermenigvuldigd met het voor die materiaalsoort geldende tarief, bedoeld in artikel 36sf, eerste of tweede lid.

AFDELING 6. VERPLICHTINGEN TEN DIENSTE VAN DE BELASTINGHEFFING

Artikel 36sh

Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de belastingplichtige een administratie moet voeren voor de toepassing van de verpakkingenbelasting.

H. In artikel 37 wordt na het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Bij toepassing van hoofdstuk Vc dient in afwijking in zoverre van artikel 19, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de belasting binnen één kwartaal na het einde van het tijdvak op aangifte te worden voldaan.

I. In artikel 37a wordt «en 36l, eerste lid, onderdelen a en b,» vervangen door: 36l, eerste lid, 36re en 36sf,.

ARTIKEL XII

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 juli 2008 als volgt gewijzigd:

A.  Artikel 1, onderdeel f, komt te luiden:

f. een vliegbelasting;.

B. In artikel 36i, eerste lid, onderdeel g, wordt «€ 0,0727» vervangen door: € 0,0752.

C. In artikel 36l, eerste lid, tweede volzin, worden de bedragen «€ 150,50», «151,76» en «179,53» vervangen door onderscheidenlijk «€ 120,75», «121,76» en «144,04».

D. HOOFDSTUK Vb komt te luiden:

HOOFDSTUK Vb. VLIEGBELASTING

AFDELING 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 36r

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. luchthaven: terrein geheel of gedeeltelijk bestemd voor het opstijgen en het landen van vliegtuigen, welk terrein is voorzien van een start- en landingsbaan van meer dan 1800 meter, voor zover dat terrein als burgerluchthaven of, indien het een militaire luchthaven betreft, mede door andere dan militaire luchtvaart wordt gebruikt;

b. vliegtuig: gemotoriseerd vliegtuig met een maximaal toegelaten startgewicht van 8 616 kilogram of meer;

c. luchtvaartmaatschappij: rechtspersoon of natuurlijk persoon, die als eigenaar of exploitant van een vliegtuig met dat vliegtuig een of meer passagiers vervoert;

d. passagier: natuurlijk persoon van 2 jaar of ouder die anders dan als boordpersoneel wordt vervoerd met een vliegtuig;

e. boordpersoneel: ieder die aan boord van een vliegtuig tijdens de vlucht hetzij werkzaamheden verricht welke van direct belang zijn voor de bediening van het vliegtuig hetzij werkzaamheden verricht of heeft te verrichten ten behoeve van de inzittenden of de lading;

f. bestemming: luchthaven gelegen op de grootste afstand van de luchthaven van vertrek, waar naartoe een passagier ingevolge de vervoersovereenkomst met de luchtvaartmaatschappij wordt vervoerd.

AFDELING 2. GRONDSLAG EN BELASTINGPLICHT

Artikel 36ra

1. Onder de naam vliegbelasting wordt een belasting geheven ter zake van het vertrek van een passagier met een vliegtuig vanaf een in Nederland gelegen luchthaven.

2. Als vertrek wordt niet aangemerkt het vertrek vanaf een luchthaven indien dat vertrek als onderdeel van één vervoersovereenkomst plaatsvindt aansluitend op het moment van aankomst van de passagier met een vliegtuig op die luchthaven, die aansluiting de belangrijkste reden is voor het gebuik van de luchthaven en het gebied van de luchthaven dat een vertrekkende passagier alleen mag betreden met een geldig vervoersbewijs, tussen het moment van aankomst en het moment van vertrek niet langer dan 24 uur is verlaten.

Artikel 36rb

De belasting wordt geheven van de exploitant van de luchthaven.

AFDELING 3. MAATSTAF VAN HEFFING EN VERSCHULDIGDHEID

Artikel 36rc

De belasting wordt berekend over het aantal passagiers.

Artikel 36rd

De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de passagier met een vliegtuig vertrekt.

AFDELING 4. TARIEF

Artikel 36re

Het tarief per passagier bedraagt:

a. € 11,25 indien de bestemming is gelegen in een Lidstaat van de Europese Unie waarop het EG-Verdrag krachtens artikel 299 van dat verdrag van toepassing is, met uitzondering van de gebieden, bedoeld in artikel 299, tweede lid, van dat verdrag, dan wel op een vliegafstand van ten hoogste 2500 kilometer van de luchthaven van vertrek;

b. € 45 in alle andere gevallen.

AFDELING 5. TERUGGAAF

Artikel 36rf

1. Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting voor zover de door de belastingplichtige op grond van artikel 36rf, derde lid, te ontvangen bedragen niet zijn en niet zullen worden ontvangen.

2. Artikel 27, derde tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

AFDELING 6. VERPLICHTINGEN TEN DIENSTE VAN DE BELASTINGHEFFING

Artikel 36rg

1. Bij regeling van onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de belastingplichtige een administratie moet voeren voor de toepassing van de vliegbelasting.

2. De luchtvaartmaatschappij verstrekt aan de luchthaven de gegevens die nodig zijn voor een juiste toepassing van dit hoofdstuk. De verstrekking van deze gegevens vindt plaats gelijktijdig met de verstrekking van de gegevens die de luchtvaartmaatschappij als gebruiker van de luchthaven verplicht is aan de luchthaven te verstrekken.

3. De luchtvaartmaatschappij is gehouden tot betaling van de vliegbelasting die de exploitant van de luchthaven bij haar in rekening brengt, voor zover deze belasting door de exploitant van de luchthaven is verschuldigd ter zake van de door die luchtvaartmaatschappij vervoerde passagiers.

E. In artikel 37a wordt «en 36sf,» vervangen door: 36re en 36sf,.

ARTIKEL XIII

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 36a, eerste lid, onderdeel q, wordt «artikel 36i, zevende lid» vervangen door: artikel 36i, vijfde lid.

B. Artikel 36i wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid vervallen onder vernummering van het vijfde tot en met vijftiende lid tot derde tot en met dertiende lid.

2. In het derde lid (nieuw) vervalt « en vierde lid».

3. In het zesde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het negende lid» vervangen door: bedoeld in het vijfde lid.

4. In het achtste lid (nieuw) vervalt « en vierde lid».

5. In het tiende lid (nieuw) wordt «derde, vierde en negende lid» vervangen door: zevende lid.

6. In het elfde lid (nieuw) vervalt « en het vierde lid,».

7. In het dertiende lid (nieuw) wordt «vierde en zesde lid» telkens vervangen door: vierde lid.

C. In artikel 36l, eerste lid, wordt de tweede volzin vervangen door: De teruggaaf bedraagt, indien voornoemde producten zijn belast naar het tarief, bedoeld in artikel 36i, eerste lid, onderdelen a, b en c:

– voor halfzware olie, per 1000 L € 150,50;

– voor gasolie, per 1000 L € 151,76; en

– voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, per 1000 kilogram € 179,53.

D. In artikel 37a wordt «36i, eerste, derde, vierde en zesde lid,» vervangen door: 36i, eerste en vierde lid,.

ARTIKEL XIV

In artikel 36sf van de Wet belastingen op milieugrondslag worden met ingang van 1 januari 2009 de bedragen die zijn opgenomen in de in de kolommen A en B van onderstaande tabel aangeduide onderdelen van artikel 36sf, telkens verhoogd met de in kolom C opgenomen bedragen.

ABC
lidonderdeelverhoging
1a0,0170
1b0,2139
1c0,0419
1d0,1185
1e0,0238
1f0,0085
1g0,0414
   
2a0,0170
2b0,2139
2c0,0420
2d0,1185
2e0,0239
2f0,0085
2g0,0414

ARTIKEL XV

Met ingang van 1 januari 2009 wordt in artikel 36l, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag het als eerste genoemde bedrag verlaagd met € 29,75, het als tweede genoemde bedrag met € 30 en het als derde genoemde bedrag met € 35,49.

ARTIKEL XVI

Met ingang van 1 januari 2010 wordt in artikel 36l, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag het als eerste genoemde bedrag verlaagd met € 29,75, het als tweede genoemde bedrag met € 30 en het als derde genoemde bedrag met € 35,49.

ARTIKEL XVII

Met ingang van 1 januari 2011 wordt in artikel 36l, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag het als eerste genoemde bedrag verlaagd met € 29,75, het als tweede genoemde bedrag met € 30 en het als derde genoemde bedrag met € 35,49.

ARTIKEL XVIII

De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «45,2 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 1540» vervangen door: «42,3 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 1442». Voorts wordt «45,2 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 328» vervangen door: 42,3 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 307.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «10,2 percent van de netto catalogusprijs» vervangen door: «9,6 percent van de netto catalogusprijs».

3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «20,7 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 224» vervangen door: 19,4 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 210.

B. Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

1. De tabel in het eerste lid komt te luiden:

Energie-efficiëntieklasseABCDEFG
verlaagd met:€ 1 400€ 700    
verhoogd met:  € 400€ 800€ 1 200€ 1 600

2. Aan het tweede lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:

Indien voor de toepassing van het eerste lid de personenauto volgens de vermelding in het kentekenregister niet behoort tot een energie-efficiëntieklasse als bedoeld in bijlage 4 bij het Besluit etikettering energiegebruik personenauto’s, wordt deze geacht te behoren tot energie-efficiëntieklasse G. In afwijking in zoverre van de vorige volzin, wordt – indien de belastingplichtige daarvoor bij de aangifte kiest – de energie-efficiëntieklasse in aanmerking genomen op basis van de vermelding van de personenauto in de brandstofverbruiksgids, bedoeld in artikel 1 van het Besluit etikettering energiegebruik personenauto’s – dan wel bij afwezigheid daarvan – op basis van de vermelding van in brandstofsoort, energiegebruik en in lengte en breedte best vergelijkbare personenauto in genoemde brandstofverbruiksgids.

3. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder personenauto niet verstaan voertuigen die onder richtlijn 92/61/EEG vallen en voertuigen voor speciale doelen als omschreven in artikel 4, eerste lid, onder a, tweede streepje, van richtlijn 70/156/EEG.

C. Artikel 9b komt te luiden:

Artikel 9b

1. Het bedrag aan belasting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, wordt voor een personenauto die wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking verminderd met € 1 000 en verhoogd met een bedrag van € 200 per mg emissie van deeltjes per kilometer.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de omvang van de emissie van deeltjes per kilometer vastgesteld overeenkomstig bijlage I bij richtlijn nr. 70/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (PbEG L 76).

3. Indien de omvang van de emissie van deeltjes per kilometer niet op een bij ministeriële regeling voorgeschreven wijze is aangetoond, wordt deze voor voertuigen met een ledig voertuiggewicht:

a. kleiner of gelijk aan 1 500 kg gesteld op 25 mg per kilometer;

b. groter dan 1 500 kg en kleiner of gelijk aan 2 000 kg gesteld op 40 mg per kilometer;

c. groter dan 2 000 kg gesteld op 60 mg per kilometer.

4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

D. Na artikel 9b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9ba

1. Het bedrag aan belasting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, wordt voor een personenauto verhoogd met een bedrag van € 110 per gram CO2-uitstoot per kilometer voor zover de CO2-uitstoot meer bedraagt dan 240 gram per kilometer, dan wel, ingeval van een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking, meer dan 200 gram per kilometer.

2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder CO2-uitstoot verstaan de CO2-uitstoot die ten grondslag ligt aan de indeling in energie-efficiëntieklasse als bedoeld in artikel 9a.

E. Artikel 9c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «1 juli 2008» vervangen door «1 juli 2013». Voorts vervalt onderdeel b onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b en onder toevoeging van het woord «of» achter onderdeel a.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het bedrag aan belasting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, wordt tot 1 juli 2010 verlaagd met € 5 000 respectievelijk € 2 500 voor een personenauto die volgens de vermelding in het kentekenregister behoort tot de energie-efficiëntieklasse A respectievelijk B en die is ingericht en bestemd om uitsluitend te worden aangedreven door een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor, mits het piekvermogen van de voor de aandrijving bestemde elektromotor ten minste 15% van het maximum vermogen van de verbrandingsmotor bedraagt.

F. In artikel 10, eerste lid, wordt «na toepassing van artikel 9a, artikel 9b en artikel 9c, tweede lid» vervangen door: na toepassing van artikel 9a, artikel 9b, artikel 9ba en artikel 9c, tweede lid,.

ARTIKEL XIX

1. Artikel 16a, eerste en tweede lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 is van overeenkomstige toepassing op de wijzigingen ingevolge artikel XVIII, onderdelen B tot en met F.

2. Artikel XVIII, onderdelen C en D, vindt geen toepassing ten aanzien van personenauto’s die vóór 1 februari 2008 voor het eerst in gebruik zijn genomen.

ARTIKEL XX

De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Voor een personenauto bedraagt de belasting:

bij een eigen massa in kilogrammen vanover een tijdvak van drie maandenvermeerderd metper 100 kg eigen massa boven
500 of minder€  13,46  
600€  18,24  
700€  23,18  
800€  30,25  
900 tot en met 3200€  40,24€ 10,83  900 kg
3300 en meer€ 297,06€  7,533 300 kg

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De belasting voor een personenauto die is bestemd om te worden aangedreven door een kracht die niet uitsluitend wordt ontleend aan benzine wordt verhoogd met een brandstoftoeslag. De brandstoftoeslag bedraagt bij aandrijving door een kracht die:

a. wordt ontleend aan dieselolie:

€ 51,28 bij een eigen massa van 500 kg of minder;

€ 60,71 bij een eigen massa van 600 kg;

€ 70,12 bij een eigen massa van 700 kg;

€ 79,70 bij een eigen massa van 800 kg;

€ 93,29 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met € 10,11 per 100 kg eigen massa boven 900 kg;

b. niet uitsluitend wordt ontleend aan benzine of dieselolie:

€ 60,18 bij een eigen massa van 500 kg of minder;

€ 72,12 bij een eigen massa van 600 kg;

€ 84,09 bij een eigen massa van 700 kg;

€ 96,04 bij een eigen massa van 800 kg;

€ 104,90 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met € 11,12 per 100 kg eigen massa boven 900 kg;

3. In het derde lid wordt «€ 10,62» telkens vervangen door: € 11,56.

B. Na artikel 23a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23b

1. Voor een personenauto, niet zijnde een personenauto in de zin van artikel 23a, waarvan de CO2-uitstoot niet hoger is dan 95 gram per kilometer indien deze wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, dan wel niet hoger is dan 110 gram per kilometer indien deze wordt aangedreven met een ander soort motor, bedraagt de belasting in afwijking van artikel 23 de helft van de ingevolge dat artikel verschuldigde belasting.

2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder CO2-uitstoot verstaan de CO2-uitstoot die ten grondslag ligt aan de indeling in energie-efficiëntieklasse als bedoeld in artikel 9a van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.

C. In artikel 24b, eerste lid, komt de tabel als volgt te luiden:

bij een eigen massa in kilogrammen vanover een tijdvak van drie maandenvermeerderd metper 100 kg eigen massa boven
500 of minder€  30,87  
600 tot en met 1000€  37,75€ 4,83  600 kg
1100 tot en met 2000€  62,01€ 5,191 100 kg
2100 tot en met 2700€ 114,31€ 5,592 100 kg
2800 en meer€ 151,33€ 1,292 800 kg

D. In artikel 25 wordt «€ 14,09» vervangen door: € 15,10.

E. In artikel 25a komt de tabel te luiden:

bij een toegestane maximum massa in kilogrammen vanover een tijdvak van drie maanden 
 zonder koppelinrichtingmet koppelinrichting
 zonder luchtveringmet luchtveringzonder luchtveringmet luchtvering
 met aantal assenmet aantal assen
234 of meer234 of meer23 of meer23 of meer
minder dan 15 000€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34
15 000 tot 23 000€  82,23€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34
23 000 tot 25 000€ 101,92€ 101,92€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34
25 000 tot 27 000€ 101,92€ 101,92€  68,34€  68,34€  68,34€  68,34€  91,50€  68,34€  68,34€  68,34
27 000 tot 29 000€ 107,71€ 107,71€ 107,71€  68,34€  68,34€  68,34€  91,50€  68,34€  68,34€  68,34
29 000 tot 31 000€ 158,67€ 158,67€ 158,67€ 107,71€ 107,71€ 107,71€  99,59€  97,29€  68,34€  68,34
31 000 tot 33 000€ 158,67€ 158,67€ 158,67€ 107,71€ 107,71€ 107,71€ 137,83€  97,29€  99,59€  68,34
33 000 tot 36 000€ 158,67€ 158,67€ 158,67€ 107,71€ 107,71€ 107,71€ 207,32€ 134,33€ 137,83€  97,29
36 000 tot 38 000€ 158,67€ 158,67€ 158,67€ 107,71€ 107,71€ 107,71€ 207,32€ 134,33€ 137,83€  97,29
38 000 tot 40 000€ 158,67€ 158,67€ 158,67€ 107,71€ 107,71€ 107,71€ 207,32€ 184,17€ 151,72€ 134,33
40 000 en meer€ 158,67€ 158,67€ 158,67€ 107,71€ 107,71€ 107,71€ 272,18€ 272,18€ 207,32€ 184,17

F. Artikel 25b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerstgenoemde bedrag komt te luiden: € 51,37.

2. Het tweede bedrag komt te luiden: € 5,14.

G. In artikel 47, eerste lid, komt de tabel te luiden:

bij een eigen massa in kilogrammen vanover een tijdvak van drie maandenvermeerderd metper 100 kg eigen massa boven
1000 of minder€ 26,78  
1100 tot en met 2600€ 30,22€ 3,441 100 kg
2700 en meer€ 84,76€ 1,112 700 kg

H. Artikel 83 komt te luiden:

Artikel 83

1. Bij wijziging van het tarief van de belasting vindt de tariefwijziging geen toepassing voor het op het tijdstip met ingang waarvan de wijziging van toepassing is, nog niet verstreken gedeelte van het in artikel 10, dan wel artikel 11, tweede lid, bedoelde tijdvak, dan wel het in artikel 40, eerste lid, bedoelde tijdvak van drie maanden.

2. Indien de belasting op de voet van artikel 16, dan wel artikel 40, eerste lid, in één keer wordt betaald over vier aaneensluitende tijdvakken, wordt het eerste lid toegepast op het tijdvak dat nog niet geheel is verstreken en wordt aanvullend belasting betaald danwel teruggaaf van belasting verleend voor de resterende aaneensluitende tijdvakken na dat tijdvak.

3. De aanvullende betaling, bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan voor het einde van het eerste of enige tijdvak van de resterende aaneensluitende tijdvakken.

4. De teruggaaf, bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan voor het einde van het eerste of enige tijdvak van de resterende aaneensluitende tijdvakken bij voor bezwaar vatbare beschikking.

5. Voor de toepassing van dit artikel wordt het tijdvak van twaalf maanden, bedoeld in artikel 40, eerste lid, geacht te bestaan uit vier tijdvakken van drie maanden.

6. Bedragen van € 5 en minder worden niet terugbetaald.

ARTIKEL XXI

De Wet op de kansspelbelasting wordt met ingang van 1 januari 2009 als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Het eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:

a. degene die gelegenheid geeft tot deelname aan binnenlandse casinospelen alsmede de exploitant van een binnen het Rijk geplaatste fysieke speelautomaat, ingericht voor de beoefening van een kansspel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot rechtstreekse of niet-rechtstreekse uitkering van prijzen, met inbegrip van extra speelduur (kansspelautomatenspel);.

3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «niet zijnde casinospelen.» vervangen door: niet zijnde casinospelen of kansspelautomatenspelen;.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Onder exploitant als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt verstaan degene die een kansspelautomaat exploiteert in de zin van artikel 30h, tweede lid, van de Wet op de kansspelen.

B. In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt «, premieleningen, alsmede toestellen, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit de door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen (speelautomaten)» vervangen door: en premieleningen.

C. Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «artikel 1, letter a» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel a.

2. In onderdeel b wordt «artikel 1, letter b, of letter c» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel b of onderdeel c.

D. Artikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «artikel 1, letter a» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel a.

2. In onderdeel b wordt «artikel 1, letter b, of letter c» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel b of onderdeel c.

E. In artikel 5a, eerste lid, wordt «artikel 1, letter a» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel a.

F. In artikel 6, eerste lid, wordt «artikel 1, letter b» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel b.

G. In artikel 8, eerste lid, wordt «artikel 1, letter c» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel c.

ARTIKEL XXII

De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, worden «€ 376,31» en «€ 386,62» vervangen door onderscheidenlijk: € 406,31 en € 416,62.

2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «€ 96,21» vervangen door: € 123,96.

3. In het derde lid wordt «€ 46,56» vervangen door: € 76,56.

B. In artikel 27a wordt «artikel 27, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid» vervangen door: artikel 27, eerste tot en met derde lid.

ARTIKEL XXIII

De Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2009 als volgt gewijzigd:

A. In artikel 7, eerste lid, worden «€ 18,84», «€ 25,11» en «€ 31,40» vervangen door onderscheidenlijk: € 24,49, € 32,64 en € 40,82.

B. Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. De in het eerste lid, onderdeel b, genoemde bedragen worden verhoogd met € 10.

2. Het in het eerste lid, onderdeel d, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 18,50.

3. Het in het derde lid genoemde bedrag wordt verhoogd met € 10.

ARTIKEL XXIV

Indien een wijziging van de meest gevraagde prijsklasse van sigaretten onderscheidenlijk rooktabak als bedoeld in artikel 35a van de Wet op de accijns in het kalenderjaar 2007 heeft plaatsgevonden, treedt in afwijking van het vierde lid van artikel 35a van de Wet op de accijns de in het eerste lid van artikel 35a van de Wet op de accijns bedoelde ministeriële regeling tot aanpassing van de tarieven in werking met ingang van 1 juli 2008.

ARTIKEL XXV

1. De accijns op sigaretten wordt met ingang van 1 juli 2008 zodanig verhoogd dat de totale accijns voor de meest gevraagde prijsklasse sigaretten € 10,50 per 1000 stuks hoger zal liggen dan het accijnsbedrag voor deze prijsklasse op 30 juni 2008. Indien met ingang van 1 juli 2008 het aldus berekende accijnsbedrag lager is dan het bedrag dat overeenkomt met 57 percent van de kleinhandelsprijs van de meest gevraagde prijsklasse sigaretten, berekend per 1000 stuks, geldt het laatstbedoelde bedrag.

2. De accijns op rooktabak wordt met ingang van 1 juli 2008 zodanig verhoogd dat de totale accijns voor de meest gevraagde prijsklasse rooktabak € 5,25 per kilogram hoger zal liggen dan het accijnsbedrag voor deze prijsklasse op 30 juni 2008.

3. Bij ministeriële regeling worden met ingang van 1 juli 2008 de tarieven van de accijns, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet op de accijns aangepast. De aanpassing geschiedt zodanig dat voor sigaretten en rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse het specifieke gedeelte van de accijns 50% bedraagt van de som van de totale accijns en de omzetbelasting. Daarbij dient het bedrag van de totale accijns gelijk te blijven aan het bedrag van de totale accijns dat na de verhoging van de accijns verschuldigd zou zijn zonder de aanpassing. De aanpassing van de bedragen die in artikel 35, eerste lid, onderdelen b en c, zijn opgenomen als de ten minste te betalen accijns voor 1000 stuks sigaretten respectievelijk 1 kilogram rooktabak, geschiedt zodanig dat deze accijns na de aanpassing van de tarieven 97 percent bedraagt van het totale bedrag van de accijns voor 1000 stuks sigaretten respectievelijk 1 kilogram rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse. Bij de aanpassing vindt afronding plaats van het procentuele gedeelte van de accijns op honderdsten van een percent.

4. Indien voorafgaande aan de toepassing van het eerste en tweede lid een wijziging van de meest gevraagde prijsklasse van sigaretten onderscheidenlijk rooktabak heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 35a van de Wet op de accijns, wordt de in het eerste en het tweede lid bedoelde accijnsverhoging op sigaretten en rooktabak eerst toegepast nadat de aanpassing op grond van artikel 35a van de Wet op de accijns is toegepast. In afwijking van het eerste en tweede lid zal de in die leden bedoelde verhoging van accijns op sigaretten respectievelijk rooktabak worden toegepast op de accijns zoals die volgt uit toepassing van artikel 35a van de Wet op de accijns.

ARTIKEL XXVI

In de Invorderingswet 1990 wordt na artikel 43 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 43a

Artikel 43 is van overeenkomstige toepassing op de verpakkingenbelasting die is verschuldigd door een concern als bedoeld in artikel 36s, onderdeel g, van de Wet belastingen op milieugrondslag, met dien verstande dat, ingeval het concern een samenwerkingsverband betreft als bedoeld in dat onderdeel g, onder 2°, de tot het concern behorende producenten en importeurs, bedoeld in artikel 36s, onderdeel e onderscheidenlijk f, van die wet ieder aansprakelijk zijn naar evenredigheid van hun aandeel in de door het concern verschuldigde verpakkingenbelasting.

ARTIKEL XXVII

De artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn van overeenkomstige toepassing op de in de artikelen XIV, XV en XVI vermelde bedragen.

ARTIKEL XXVIII

Hetgeen door de belastingplichtige na 31 december 2008 is ontvangen als teruggave van of nagekomen betaling ter zake van buitengewone uitgaven die in enig kalenderjaar op grond van afdeling 6.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals die afdeling in het desbetreffende kalenderjaar luidde, in aanmerking zijn genomen, wordt voor de toepassing van artikel 3.139 van de Wet inkomstenbelasting 2001 als negatieve persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen tot ten hoogste het bedrag van de uitgaven die in aftrek zijn gekomen.

ARTIKEL XXIX

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 november 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag) (Kamerstukken II 2006/07, 30 887), nadat het tot wet is verheven, eerder in werking treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A. In artikel XI, onderdeel B, wordt «Artikel 18, tweede lid,» vervangen door: Artikel 17, tweede lid,.

B. Artikel XI, onderdeel C, komt te luiden:

C. Artikel 36ca wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien de verbruiker, bedoeld in het eerste lid, via een aansluiting elektriciteit op het distributienet heeft ingevoed ter zake waarvan artikel 31c, tweede lid, dan wel artikel 95c, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt toegepast, is het eerste lid van toepassing op het positieve saldo van de via de aansluiting geleverde elektriciteit minus de via de aansluiting ingevoede elektriciteit.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Het derde lid» vervangen door: Het vierde lid.

C. Artikel XI, onderdeel D, komt te luiden:

D. In artikel 36e, vierde lid, wordt «artikel 36ca, derde lid» telkens vervangen door: artikel 36ca, vierde lid.

D. Artikel XI, onderdeel E, komt te luiden:

E. In artikel 36h, vijfde lid, wordt «artikel 36ca, derde lid» vervangen door: artikel 36ca, vierde lid.

E. Artikel XI, onderdeel F, komt te luiden:

F. In artikel 36j, vierde lid, wordt «artikel 36ca, derde lid» vervangen door: artikel 36ca, vierde lid.

F. Artikel XI, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «het derde lid tot vierde lid» vervangen door: het vierde lid tot vijfde lid.

2. De aanduiding «3.» wordt vervangen door: 4..

G. Artikel XII, onderdeel B, komt te luiden:

B. In artikel 36ia, eerste lid, onderdeel c, wordt «€ 0,0727» vervangen door: € 0,0752.

H. Artikel XIII, onderdeel A, vervalt.

I. Artikel XIII, onderdeel B, komt te luiden:

B. In artikel 36i vervalt het derde lid onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

J. In artikel XIII worden na onderdeel B drie onderdelen ingevoegd, luidende:

BA. Artikel 36ib vervalt.

BB. In artikel 36ic vervalt de zinsnede «, en artikel 36ib, eerste lid».

BC. In artikel 36id vervalt de zinsnede «, en artikel 36ib, eerste lid».

K. Artikel XIII, onderdeel D, komt te luiden:

D. In artikel 37a wordt «36i, eerste en derde lid, 36ia, eerste en derde lid, 36ib, eerste lid, 36l, eerste lid,» vervangen door: 36i, eerste lid, 36ia, eerste en derde lid, 36l, eerste lid,.

ARTIKEL XXX

Ingeval de samenloop van wetten die in 2007 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in één of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

ARTIKEL XXXI

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2008, met dien verstande dat de artikelen I, onderdelen A, en F tot en met K, en VI, onderdelen B, C, D en E, eerst toepassing vinden nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2008 is toegepast en artikel XXIX, onderdeel G, eerst toepassing vindt nadatartikel 37a van de Wet belastingen op milieugrondslag bij het begin van het kalenderjaar 2008 is toegepast.

2. De artikelen XIV en XXIII, onderdeel B, vinden eerst toepassing nadat artikel 37a van de Wet belastingen op milieugrondslag onderscheidenlijk artikel 27a van de Wet op de accijns bij het begin van het kalenderjaar 2009 zijn toegepast.

3. In afwijking van het eerste lid werkt artikel I, onderdeel D, terug tot en met 1 januari 2007.

4. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XVIII, XIX en XX, onderdelen A en C tot en met H, in werking met ingang van 1 februari 2008.

5. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XXII in werking met ingang van 1 juli 2008.

6. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XIII en XX, onderdeel B, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

7. Bij het begin van het kalenderjaar 2009 worden in afwijking van artikel 10.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zoals dat komt te luiden na de wijzigingen ingevolge artikel II, onderdeel O, de in het tweede lid van dat artikel 10.3 aangeduide bedragen niet vervangen door andere bedragen.

ARTIKEL XXXII

Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2008.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Financiën,

Naar boven