31 200 XVIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van de begroting Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) voor het jaar 2008

nr. 74
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2008

Hierbij bied ik u mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, het antwoord aan op de vraag van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie van 28 april jl., over het advies van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting over waterwonen, kenmerk 08-WWI-B-020.

De algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie heeft mij verzocht een integrale reactie te geven op het advies van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) over waterwonen.

Het SEV advies inzake waterwonen richt zich op de mogelijkheden om waterwoningen te stimuleren in gebieden waar naast een woonopgave ook een wateropgave ligt. Behalve deze mogelijkheid voor functiecombinatie kan waterwonen ook aantrekkelijke woonmilieus opleveren. Desondanks komen locaties voor waterwonen maar beperkt tot stand in Nederland. Dit vormt ook de aanleiding voor het SEV-advies. De SEV constateert dat er onder betrokken partijen wel grote belangstelling is voor waterwonen maar dat de planvorming stroperig verloopt, met als gevolg dat er maar weinig waterwoningen gerealiseerd worden. Naar deze belemmeringen is onderzoek gedaan.

Een belangrijke conclusie is dat de bouwregelgeving geen beperkingen kent voor waterwonen. Een aantal nieuwe vormen van wonen op het water, zoals wonen op palen of terpen, drijvend wonen en amfibisch wonen en wonen op het land is gelijk voor de bouwregelgeving. De Woningwet en het Bouwbesluit 2003 zijn daarop van toepassing. Obstakels zitten met name in de onbekendheid met het onderwerp en onduidelijkheid over een aantal aspecten van de regelgeving. Er is vooral onduidelijkheid over de status van waterwonen als roerend dan wel onroerend goed. Door deze omstandigheden voeren gemeenten en waterbeheerders in de praktijk een terughoudend beleid. Ook financiers, verzekeraars en bouwers worden hierdoor voorzichtig.

In het SEV advies wordt daarom aan het rijk gevraagd, met name aan VROM, om een stimulerend beleid te voeren voor waterwonen door het creëren van meer duidelijkheid, het stimuleren van kennisontwikkeling en verspreiding van kennis. VROM zou een coördineerde rol moeten nemen met als doel de afstemming tussen overheden en waterbeheerders te verbeteren. Voorts adviseert de SEV om een tijdelijke kenniscentrum voor waterwonen op te zetten.

Als minister van VROM streef ik naar een klimaatbestendiger inrichting van Nederland. Waterwonen kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren, omdat deze woonvorm gecombineerd kan worden met de noodzaak om meer ruimte voor water te creëren. Het kan daarbij gaan om het langer vasthouden van water, het bergen van water of het beter afvoeren van water. Daarnaast zorgt de aanwezigheid van water voor verkoeling. Het kan oververhitting en het ontstaan van zogenaamde hitte-eilanden in stedelijke gebieden voorkomen. Wonen op het water biedt mogelijkheden om verschillende elementen van de grote ruimtelijke opgave te combineren, zoals stedelijke verdichting en nieuwe aantrekkelijke woonmilieus. Er liggen bovendien kansen voor het vergroten van recreatieve en natuurlijke waarden. Uit onderzoek blijkt dat woonconsumenten vooral worden aangetrokken door het ruime en vrije karakter. Uiteraard moet wel rekening worden gehouden met de algemeen geldende planologische principes zoals het concentratiebeleid, het behoud van cultuurhistorische waarden en het open landschap zoals opgenomen in de Nota Ruimte, maar ook met de gestelde eisen in zake waterkwaliteit en waterveiligheid.

Samen met de minister van WWI wil ik een stimulerende en enthousiasmerende rol spelen op het gebied van waterwonen. Het ministerie van VenW zal zich hierbij faciliterend opstellen en waar mogelijk en gepast, eventuele belemmeringen vanuit het waterbeheer wegnemen. Ik zie het ook als mijn taak de onduidelijkheden in de toepassing van de verschillende vormen van regelgeving met betrekking tot het waterwonen weg te nemen. Daarnaast wil ik innovatieve vormen van waterwonen stimuleren en waterwonen een nadrukkelijker onderdeel maken van het verstedelijkingsbeleid. Ik neem daartoe de volgende initiatieven.

Allereerst wil ik duidelijkheid scheppen over de vraag of waterwoningen roerende dan wel onroerende goederen zijn. Vanuit de vigerende wetgeving zal ik samen met andere betrokken ministeries gezamenlijk condities en formuleringen aanreiken wanneer drijvende en amfibische woningen en gebouwen worden beschouwd als:

– roerend of onroerend goed;

– bouwwerken in de zin van de Woningwet,

Daarnaast blijkt op lokaal niveau vaak te weinig juridische kennis voorhanden te zijn over wonen op het water. Begin 2009 zal ik daarom een handreiking laten verschijnen. Onder andere daarmee verwacht ik de koudwatervrees bij betrokken partijen weg te nemen.

Voor verdere kennisverspreiding wil ik het opzetten van een helpdesk voor waterwonen ondersteunen. Overleg is inmiddels gestart om hier op korte termijn daadwerkelijk invulling aan te geven. Het opzetten van een apart kenniscentrum gaat mij op dit moment een stap te ver. Ik verwacht van de bestaande kennisinstellingen (w.o. Alterra, Nirov, TNO) dat zij goed samenwerken en daarbij ook de elementen energiezuinig, duurzaam en gezond waterwonen meenemen in de ontwikkeling van nieuwe waterwoonconcepten. Voorts wil ik samen met het Nirov, SEV en mogelijk andere geïnteresseerde organisaties nagaan of het mogelijk is om een stimuleringsprogramma op het gebied van waterwonen vorm te geven. Via een dergelijk stimuleringsprogramma zou bijvoorbeeld, door de ondersteuning van pilots, ervaring kunnen worden opgedaan met innovatieve vormen van waterwonen.

Tenslotte streef ik ernaar waterwonen steviger te betrekken bij het verstedelijkingsbeleid. Ik wil via de nog te maken verstedelijkingsafspraken met de regio’s, daar waar het relevant is, het waterwonen aanmoedigen. Ik wil bovendien het waterwonen een nadrukkelijker plek geven in de grote toekomstige bouwopgaven, aangezien waterwonen kan bijdragen aan een meer klimaatbestendige inrichting van Nederland.

Het is duidelijk dat het belang van dit onderwerp door de toekomstige klimaatverandering zal toenemen. Het advies van de Deltacommissie mag daarvan als bevestiging worden gezien en biedt mijns inziens goede aanknopingspunten om de combinatie van water en wonen verder uit te werken. Ik zal mij daarom inzetten voor waterwonen, samen met de minister voor WWI en in overleg met de staatssecretaris van VenW.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven