nr. 46
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2007
Tijdens de tweede termijn van de begrotingsbehandeling voor Wonen, Wijken
en Integratie op 6 december jl. heb ik u toegezegd terug te zullen komen
op de vraag vanuit uw Kamer naar aanleiding van motie op stuk 31 200
XVIII, nr. 22. In aanvulling op en ter verduidelijking van de motie is
gevraagd of ook de effecten van het inflatievolgend huurbeleid, de invoering
van Vpb, etc., worden meegenomen in het lopende onderzoek van het EIB. Dat
is niet het geval. Het EIB onderzoekt welke maatregelen effectief en efficiënt
zijn om mijn ambities rond de woningproductie voor de periode na 2009 te realiseren
en is mede erop gericht om de regionale verschillen scherp in beeld te krijgen.
Een doorrekening van het beleid per regio, waarin de effecten worden meegenomen
van het inflatievolgend huurbeleid, de invoering van Vpb, etc. voor de woningbouwproductie,
is voor wat betreft de korte en middellange termijn voor een belangrijk deel
al uitgevoerd door het CFV. Het beleid voor de lange termijn wordt voor een
belangrijk deel vormgegeven in de te maken verstedelijkingsafspraken. Daartoe
zijn en worden op dit moment een aantal onderzoeken, waaronder het EIB-onderzoek,
bij verschillende onderzoeksbureaus uitgevoerd. Een doorrekening door het
CPB lijkt me dan ook niet nodig.
Voor de korte en de middellange termijn (t/m 2016) heeft het CFV de effecten
van het Onderhandelaarsakkoord, de effecten van het inflatievolgend huurbeleid
en de invoering van de integrale vennootschapsbelasting in relatie tot de
vermogenspositie van corporaties en op basis van een voorgenomen corporatieproductie
van ca. 40 000 woningen per jaar, al doorgerekend. Over deze doorrekeningen
van CFV heb ik u in november geïnformeerd. Daarnaast ben ik hier nog
nader op ingegaan in de schriftelijke beantwoording van de kamervragen n.a.v.
de begrotingsbehandeling. Eventuele knelpunten op regionaal niveau, waar het
de corporaties betreft, worden door het CFV niet zichtbaar gemaakt. Indien
aan de orde kan sprake zijn van verevening (met behulp van bestaande of toegezegde
instrumenten).
Voor de lange termijn (tot 2020) zullen er, zoals in het Actieplan Woningproductie
aangekondigd, verstedelijkingsafspraken worden gemaakt voor de periode vanaf 2010.
Daarbij zal per regio worden nagegaan of de omstandigheden zodanig zijn dat
het maken van een extra kwaliteitsslag, – door meer dan trendmatig te
slopen-herbouwen en/of door hoog niveau renovatie, – wenselijk en (financieel)
mogelijk is. In het lopende EIB-onderzoek wordt aan corporaties gevraagd wat
binnen hun eigen regio de aard van de opgave na 2010 zal zijn, welke knelpunten
ze dan verwachten en welk beleidsinstrumentarium nodig is.
Zoals in het Actieplan Woningproductie aangekondigd ontvangt u in het
voorjaar van 2008 een brief met een nadere uitwerking van de regionale opgave
waar we vanaf 2010 voor staan.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
C. P. Vogelaar