nr. 42
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 augustus 2008
De algemene commissie voor Jeugd en Gezin heeft mij een reactie gevraagd
(08-JG-B-010) op de berichten over een excessieve toename van eetstoornissen
bij meisjes en daarin tevens in te gaan op de aard en omvang van anorexia
en boulimia nervosa onder jongeren.
De berichten in de media over een excessieve toename van eetstoornissen
bij meisjes gaan veelal samen met alarmerende berichten over het gebruik van
pro ana-websites onder jongeren, waar anorexia nervosa als leefstijl wordt
gepromoot. Ik maak me zorgen over deze en andere websites die risicovolle
informatie voor jongeren bevatten. Door het kabinet zijn daarom initiatieven
ontwikkeld om het internetverkeer veiliger te maken. Een voorbeeld hiervan
is het project «diploma veilig internet». Met zeer veel interesse
volg ik ook de initiatieven die worden genomen waarbij internetproviders waarschuwingsteksten
plaatsen op pro-ana websites.
Kern van mijn reactie op de berichten is dat de cijfers over eetstoornissen
een stijging laten zien in het aantal jonge nieuwe patienten met een eetstoornissen.
Het totaal aantal patienten met een eetstoornis neemt de laatste jaren echter
niet toe1. Van een excessieve toename van eetstoornissen
is dus geen sprake. Hieronder licht ik één en ander toe.
Wat zijn eetstoornissen
Eetstoornissen zijn psychische stoornissen die worden gekenmerkt door
verstoord eetgedrag en/of inadequaat compensatiegedrag (bijvoorbeeld braken
en laxeren). Eetstoornissen kunnen worden onderscheiden in: anorexia nervosa,
boulimia nervosa en «eetstoornissen niet anderszins omschreven zoals
eetbuistoornissen (ook wel Binge eating disorder genoemd)». Laatste
stoornis gaat vaak gepaard met overgewicht.
Mensen met eetstoornissen hebben een preoccupatie met eten en gewicht
en een verstoord lichaamsbeeld. Belangrijke risicofactoren zijn een
negatieve lichaamsbeleving, zorgen over het gewicht, extreem lijngedrag en
angst om dik te worden.
Deze risicofactoren komen overigens vaak voor en leiden zeker niet altijd
tot een eetstoornis. Onderzoek onder scholieren (HBSC-studie uit 2005) heeft
wel aangetoond dat er een groot verschil bestaat tussen de lichaambeleving
van jongeren en de feitelijke situatie. Van de 12-jarige meisjes heeft 15,8%
ondergewicht, in totaal vindt 14,5% van de 12-jarig meisjes zich echter
te dun. Er lopen dus heel wat meisjes rond die feitelijk te dun zijn maar
dit zelf niet zo ervaren. Dit verschil neemt toe met de leeftijd.
Omvang problematiek
Op basis van beschikbare nationale en internationale gegevens wordt uitgegaan
van:
• Anorexia nervosa: prevalentie van 5 500 personen, met name
meisjes en jonge vrouwen
• Boulimia nervosa: prevalentie van 22 300 personen, met name
meisjes en jonge vrouwen
• Overige eetstoornissen: prevalentie van 1% (ongeveer 160 000
personen) met gelijke verdeling over vrouwen en mannen.
Het aantal patienten met anorexia nervosa is de laatste vijfentwintig
jaar stabiel gebleven. Voor boulimia nervosa zijn voorzichtige aanwijzingen
van een lichte afname in de jaren negentig. Het aantal jonge nieuwe patienten
met de eetstoornissen anorexia en boulima nervosa is in Nederland de afgelopen
twintig jaar bijna verdubbeld. Ook in de gespecialiseerde behandelcentra voor
eetstoornissen worden steeds vaker meisjes van 12 jaar en jonger behandeld.
Er lijkt dus sprake zijn van een verschuiving: het totaal aantal eetstoornispatienten
is namelijk niet gestegen. Tieners krijgen op steeds jongere leeftijd de diagnose
anorexia nervosa en het aantal tieners met deze ziekte stijgt. Verklaringen
hiervoor zijn onder andere het feit dat de vroegdiagnostiek is verbeterd:
anorexia nervosa wordt steeds eerder herkend. Daarnaast zijn de behandelfaciliteiten
en preventieprogramma’s op scholen verbeterd waardoor eerder hulp wordt
gezocht.
Behandeling
Er zijn een aantal klinieken binnen de GGZ in Nederland die zijn gespecialiseerd
in de behandeling van eetstoornissen. De meeste patienten krijgen daar een
combinatie aangeboden van individuele- en groepsgesprekken, voedings- en gewichtscontroles
en trainingen gericht op assertiviteit en het krijgen van een positiever zelfbeeld.
Op de toename van het aantal jonge nieuwe patienten met eetstoornissen heeft
het veld adequaat gereageerd. Het behandelaanbod voor deze patienten is uitgebreid
(met name de poliklinische behandeling).
Bij de preventie van eetstoornissen door de GGZ moet worden gedacht aan
publieksinformatie via websites, gastlessen op scholen (op diverse plaatsen
in het land worden docenten getraind op het signaleren van eetstoornissen)
en het beschikbaar stellen van een signaleringskaart voor huisartsen. Daarnaast
zijn er zelfhulpgroepen waar jongeren beter leren omgaan met hun eetproblemen
en steungroepen voor ouders. Preventie van eetstoornissen is binnen de GGZ-preventie
momenteel nog een relatief klein thema.
In 2006 is een multidisciplinaire richtlijn over de diagnostiek en de
behandeling van eetstoornissen verschenen met aanbevelingen voor diagnostiek
en behandeling voor eetstoornissen. De richtlijn is vervolgens omgezet
in een landelijk basisprogramma eetstoornissen, een leidraad voor het opstellen
van regionale zorgprogramma’s in de praktijk.
Relatie eetstoornissen en overgewicht
De link tussen de ontwikkeling van eetstoornissen en het (sinds 2004)
gevoerde overgewichtbeleid is onderwerp van onderzoek in het onderzoeksprogramma
2009 van de Gezondheidsraad. Aansluitend op het signalement dat in 2010 door
de Gezondheidsraad zal worden gepubliceerd, zal ik samen met de minister van
VWS komen met een reactie.
De minister voor Jeugd en Gezin,
A. Rouvoet