31 200 XV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2008

29 544
Arbeidsmarktbeleid

nr. 89
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 augustus 2008

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 3 juli 2008 overleg gevoerd met minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Aboutaleb van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief d.d. 30 januari 2008 over IWI-rapport «Zaak van belang» (26 448, nr. 354);

– de brief d.d. 14 april 2008 over jaarrapportage ontslagsystematiek 2007 (31 200 XV, nr. 82);

– de brief d.d. 22 april 2008 over evaluatie premiegroepen WW (30 370, nr. 32);

– de brief d.d. 29 april 2008 over monitor naleving WML 2006 (31 200 XV, nr. 84);

– de brief d.d. 12 juni 2008 over de beleidsrapportage MobiliteitsCentrum Automotive NedCar (29 544, nr. 155);

– de brief d.d. 16 juni 2008 inzake procedure en samenhang wetsvoorstellen participatie (29 544, nr. 156).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Karabulut (SP) zegt dat uit de gegevens van de monitor naleving minimumloon uit 2006 blijkt dat ongeveer 20 000 werknemers onderbetaald werden. Hoewel dat een lichte daling is ten opzichte van 2004 zijn dat er nog altijd 20 000 te veel. Vooral in de horeca komt onderbetaling relatief vaak voor. Heeft de minister al overleg gevoerd met deze sector over concrete maatregelen hiertegen op korte termijn? Aan welke maatregelen denkt de minister zelf nog? De minister zegt verder in de brief (31 200 XV, nr. 84) dat als concrete maatregelen uitblijven de Arbeidsinspectie ingezet zal worden. Mevrouw Karabulut neemt aan dat dit nu ook al gebeurt en dat de inspecties naar aanleiding van deze signalen al geïntensiveerd zijn of ten minste gaan worden. Gaat de minister ook actie ondernemen tegen de relatief veel voorkomende onderbetaling in het kleinbedrijf? Mevrouw Karabulut vindt de hele gang van zaken rondom het wetsvoorstel participatieplaatsen eigenlijk bizar. Zij is het met de staatssecretaris eens dat mensen goed, snel en adequaat naar werk begeleid moeten worden maar was onaangenaam verrast toen zij hoorde dat het kabinet dit controversiële wetsvoorstel voor werken met behoud van uitkering nog voor de zomer door de Eerste Kamer probeert te loodsen. Dit is immers eigenlijk een VVD-wetsvoorstel, waar de fracties van de SP, de PvdA, de ChristenUnie en GroenLinks in oktober 2006 vanwege fundamentele bezwaren tegen hebben gestemd. De bezwaren over de duur, het ontbreken van loon naar werken en het ontbreken van perspectief blijven overeind staan want er is niets veranderd aan het wetsvoorstel. Tijdens de begrotingsbehandeling in december herhaalde mevrouw Hamer alsook de SP die bezwaren, en mevrouw Bussemaker zei in de vorige kabinetsperiode dat er gepronkt werd met een wetsvoorstel dat niets inhoudt. De staatssecretaris schrijft dat hij een aantal wijzigingen wil doorvoeren. Daarvoor is een nieuw wetsvoorstel in de maak. Ook komt er een nieuw wetsvoorstel met een horizonbepaling waardoor het wetsvoorstel participatieplaatsen, als het door de Eerste Kamer heen komt, maar twee jaar geldig zal zijn. Dit vindt mevrouw Karabulut echter de omgekeerde wereld. Twee coalitiepartijen delen immers de inhoudelijke bezwaren en hebben tegen dit wetsvoorstel gestemd. Bovendien vindt zij dat het wetgevingstraject ordentelijk moet worden doorlopen. Eerst zal de Kamer dus geïnformeerd moeten worden over de wijzigingen, vervolgens gaat de Kamer erover debatteren. Zij vraagt de staatssecretaris dan ook dit wetsvoorstel bij de Eerste Kamer in te trekken. Zij neemt aan dat zij hierin in iedere geval gesteund wordt door de Partij van de Arbeid-fractie.

De heer Tichelaar (PvdA) vindt het positief dat er een daling is in het aantal werknemers die minder dan het minimumloon krijgen uitbetaald. Hij beoordeelt echter niet positief wat de minister voorstelt er verder aan te doen. De minister zegt immers dat als hij een overzichtstabel met de uurlonen geeft, werkgevers toch in staat moeten zijn die 20 000 mensen een volwaardig minimumloon te betalen. Dat vindt de heer Tichelaar onvoldoende omdat het loon niet het enige probleem is. Het gaat ook om fraude op het gebied van loonuitbetaling maar ook op het gebied van veiligheid, gezondheid en werktijden. Om die reden heeft de PvdA-fractie bij de behandeling van de begroting SZW een amendement ingediend (amendement Spekman c.s., nr. 23: uitbreiding arbeidsinspectie) om te komen tot uitbreiding van de Arbeidsinspectie.

Het is verbazingwekkend dat in het persbericht over de halfjaarlijkse aanpassing van de uurlonen en het minimumloon de tabellen weer ontbreken. Gaan de bewindslieden het sjoemelen met het minimumloon, en waarschijnlijk ook met een aantal andere zaken, echt aanpakken? In de horeca wordt gewerkt met nalevingsbureaus. Vinden de bewindslieden, net als de PvdA, dat deze ook toegepast kunnen worden in andere sectoren waar dit probleem speelt? Uiteindelijk zouden de bureaus dan niet meer nodig zijn omdat het aantal onderbetaalden tot nul zou zijn teruggebracht.

De premiegroepen in de WW vindt de heer Tichelaar positief. Wel vraagt hij de bewindslieden te reageren op een brief van LTO Nederland. Daarin staat dat in 2007 de groep waarop de lage premie van toepassing is door de regering is beperkt tot studenten en scholieren waardoor bijvoorbeeld huisvrouwen, huismannen, zelfstandig ondernemers en asielzoekers er niet meer onder vallen. LTO Nederland vraagt of dat niet teruggedraaid kan worden.

Heeft het einde van de overgangsregeling meetbare effecten op de werkgelegenheid gehad? Wordt voor werkgevers de premie nu te hoog en nemen zij daardoor minder mensen in dienst? Willen de bewindslieden de Kamer hierover schriftelijk informeren?

De heer Van Hijum (CDA) wil ook graag een reactie van de minister op de eerder genoemde brief van LTO Nederland.

Hij is voor een stevige naleving van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag maar wil niet pleiten voor een wettelijk minimumuurloon.

Hij vindt het onterecht dat mevrouw Karabulut een punt maakt van de procedure rondom het wetsvoorstel participatieplaatsen. De werkelijkheid heeft haar immers al lang ingehaald. Sociale activering, werken met behoud van uitkering, is nu al mogelijk bij gemeenten. Het enige waar onduidelijkheid over bestaat, is de termijn. Veel gemeenten hanteren een veel langere duur dan een half jaar. Dit wetsvoorstel maakt mogelijk waar veel gemeenten al lang mee bezig zijn. In de wetsbehandeling is ook al lang nagedacht over maximale termijnen en over voorwaarden waaronder werken met behoud van uitkering moet plaatsvinden. Dat je vier jaar lang met behoud van uitkering kan werken, is absoluut niet aan de orde. Al na negen maanden wordt een eerste beoordeling gemaakt of het wel nodig is dat iemand in een baan blijft hangen en of hij niet iets anders kan. Over scholing en premietoekenning kan de gemeente afspraken maken.

Waarom moet er voor kleine baantjes wel WW-premie worden afgedragen terwijl er vanwege de referte-eis nooit een WW-recht tegenover staat? Hoe staat het met de toezegging van het kabinet om de Kamer hierover te informeren?

Antwoord van de bewindslieden

De minister vindt dat met 20 000 werknemers of 0,3% van de werknemers, relatief weinig mensen onder het minimumloon betaald worden. Bovendien is het aantal ook afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren. Uit het onderzoek van de Arbeidsinspectie blijkt dat het bij onderbetaling doorgaans niet gaat om bewuste ontduiking. In 50% van de gevallen is er namelijk sprake van een verkeerde netto-brutoberekening van het loon, een niet toegepaste verhoging van het wettelijk minimumloon omdat men er niet goed van op de hoogte is, of een foute berekening van de arbeidsduur. Dat laatste is bij deeltijders vaak het geval.

Omdat onderbetaling vaker voorkomt in de horeca heeft de minister de brancheorganisaties aangeschreven om te vragen welke maatregelen zij denken te treffen om die onderbetaling en de onduidelijkheden over lonen tegen te gaan. Beide brancheorganisaties hebben al geantwoord dat zij deze problemen aandacht gaan geven in de cao en via voorlichting. Daarnaast heeft Sociale Zaken haar voorlichtingsmateriaal verbeterd door een overzicht toe te voegen van de toepasselijke brutominimumlonen per uur. Vooralsnog gaat de minister ervan uit dat die acties zullen leiden tot verbeteringen in de naleving en dat de Arbeidsinspectie dat bij de reguliere inspecties ook kan vaststellen. De horecasector wordt al veelvuldig geïnspecteerd door de Arbeidsinspectie. Sinds de invoering van de bestuurlijke boete in de wet wordt ook gecontroleerd op naleving van de Wet op het minimumloon. Dat zijn vrij uitvoerige en intensieve controles. Binnen de horecasector wordt er vooral gecontroleerd in de Chinees-Indische horeca en bij cafés en cafetaria’s. Selectie van te controleren bedrijven vindt plaats op basis van eerdere inspectiegegevens en ervaring. Die werkwijze wordt in 2008 voortgezet.

Aan het amendement-Spekman is invulling gegeven door de Arbeidsinspectie uit te breiden met 24 inspecteurs, die vooral worden ingezet bij toezicht op de Wet minimumloon en de Wet arbeid vreemdelingen. Met de horeca vindt in juli verder overleg plaats om te bezien of de verbeteringen hun effect hebben. De minister heeft echter niet de illusie dat de overtredingen tot nul gereduceerd kunnen worden.

Voor vijf sectorfondsen geldt sinds 1 januari 2006 de systematiek van de premiegroepen in de WW: het agrarisch bedrijf, het bouwbedrijf, culturele instellingen, horeca algemeen en het schildersbedrijf. Met de regeling wilde men voorkomen dat mensen kort in dienst werden genomen en de lasten dan via de werkloosheidskassen worden afgewenteld op de gemeenschap. In het algemeen is er sprake van een positieve ontwikkeling in de werkloosheidsfluctuatie, maar hieraan hebben niet alleen deze beleidsmaatregel maar ook het werkgelegenheidsbeleid in het algemeen en de conjuncturele situatie bijgedragen. Ook biedt de evaluatie over het eerste anderhalf jaar na invoering van premiegroepen slechts beperkt inzicht omdat de systematiek pas recent is ingevoerd. De minister ziet in ieder geval geen reden om het beleid niet voort te zetten.

Bij wijze van overgangsmaatregel was op die systematiek voor de agrarische sector, naast een uitzondering voor studenten, een bredere uitzondering gegeven voor huismannen en -vrouwen, zelfstandige boeren en asielzoekers. In het overleg tussen de oud-minister De Geus en het LTO is destijds heel uitdrukkelijk afgesproken dat de uitzondering een tijdelijk karakter zou hebben. De overgangsregeling was niet bedoeld om iets specifiek te bevorderen maar om de betrokken bedrijven niet onmiddellijk te confronteren met de extra lasten die de regeling met zich meebrengt, namelijk langere contracten. De werkgelegenheid in de agrarische sector is niet afgenomen. Het is een van de sectoren waarin de meeste arbeidsmigranten tewerkgesteld zijn. Er is voortdurend vraag naar arbeidskrachten. Het is vooral een kwestie van de prijs.

De minister heeft geen reden gezien, ook niet na brieven van de LTO, om de termijn van de overgangsmaatregel te verlengen. De keuze is heel eenvoudig: of het wordt algemeen voor iedereen gedaan of niet. Hij kan niet heel specifiek voor de agrarische sector een uitzondering maken. De systematiek van de premiegroepen heeft geleid tot langere contracten. Of dat voor deze specifieke groep ook zo is, kan de minister niet vaststellen. De minister zal voor zover beschikbaar informatie verstrekken over de effecten van de premiegroepen WW voor de verschillende sectoren.

De minister zegt dat ook voor de premievrijstelling voor kleine baantjes geldt: wij doen het algemeen of wij doen het niet.

De staatssecretaris stelt vast dat er al is gediscussieerd over de vragen hoe je de werkgelegenheid aan de onderkant in brede zin kunt bevorderen en wat je moet doen met de afdracht van premies en belastingen. De conclusie was dat het systeem van premievrijstelling voor kleine baantjes eigenlijk onuitvoerbaar was en dat het bovendien ongelooflijk veel geld zou kosten om op die manier de werkgelegenheid te bevorderen. In België is iets soortgelijks geprobeerd maar dat bracht forse kosten met zich mee. De staatssecretaris komt hier op enig moment nog op terug.

Mevrouw Karabulut typeert de gang van zaken rond het wetsvoorstel participatieplaatsen als bizar. Het wetsvoorstel is echter gewoon, ordentelijk in de Tweede Kamer besproken en volgens de democratische spelregels aangenomen. Straks wordt het volgens de bestaande procedures in de Eerste Kamer besproken. Het kabinet zorgt voor aanvullende wetgeving die vooral betrekking heeft op de bezwaren die leven bij de coalitiepartijen. Het gaat hierbij vooral om loon naar werken, clausuleren in de tijd en de kwesties rondom scholing. De staatssecretaris gaat het wetsvoorstel niet aanhouden in de Eerste Kamer. Voordat de aanvullende wetgeving in de Tweede Kamer arriveert, zijn immers weer enige maanden voorbij. Na afronding van het debat over het wetsvoorstel in de Eerste Kamer wil hij de gemeenten oproepen alvast te handelen in de geest van de kabinetsvoornemens, wat op grond van de Wet werk en bijstand al mogelijk is. Er zijn dus voldoende juridische mogelijkheden maar er wordt alleen iets van onzekerheid weggenomen. Veel sectoren, waaronder het onderwijs en de zorg, zitten op het ogenblik te schreeuwen om mensen. Met de gemeenten is de afspraak gemaakt om de komende jaren 100 000 banen te creëren en volgende week volgt een overleg met de gemeenten om te bezien of die ambitie bijgesteld kan worden. Gemeenten hebben dit soort instrumenten dus hard nodig om de afgesproken doelstellingen te halen. Gemeenten zijn bang om mensen langer dan zes maanden op zo een participatieplaats te houden want dan zouden die mensen in aanmerking moeten kunnen komen voor een arbeidscontract. Hierdoor wordt van de constructie weinig of geen gebruik gemaakt.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Karabulut (SP) concludeert dat de staatssecretaris een onzalig VVD-wetsvoorstel erdoorheen wil jassen, dat inhoudt dat mensen vier jaar lang met behoud van uitkering aan het werk gezet worden, zonder minimumloon. Daar staan geen opleidingseisen en geen enkel perspectief tegenover.

De heer Tichelaar (PvdA) blijft met de minister van mening verschillen over de vraag of bedrijven al dan niet het bewust het minimumloon ontduiken. Hij kan zich nog voorstellen dat kleinere bedrijven die zelf de loonadministratie doen moeite hebben met de bruto-nettoberekening en de omvang van het contract, maar veel bedrijven besteden hun loonadministratie uit. Dan is er dus niet alleen sprake van het onderbetalen van mensen maar is er meer aan de hand. Hij is blij dat er bij de inspectie 24 mensen bijkomen die zich gaan richten op de naleving van de wet op het minimumloon.

De heer Tichelaar wacht de rapportage van de minister over de premiegroepen af. Daarna kan de Kamer kijken of en met welke voorstellen zij denkt te moeten komen.

Hij deelt nog steeds de bezwaren van de SP bij het wetsvoorstel participatiebanen. De leden van de Eerste Kamer bepalen zelf echter of zij een wetsvoorstel willen aanhouden. Voor hem is doorslaggevend geweest dat in de brief van 16 juni wel degelijk staat wat er in de aanvullende wetgeving geregeld gaat worden op het gebied van opleidingseisen, doorstroom, loonkostensubsidies en premies zodat er niet alleen sprake is van werken met behoud van uitkering. Hij vindt dat het kabinet in hoge mate tegemoet komt aan bezwaren van de fracties van de SP, PvdA en GroenLinks.

De heer Van Hijum (CDA) is blij dat het wetsvoorstel participatieplaatsen nu eindelijk aangenomen kan worden omdat gemeenten erdoor in staat worden gesteld om langdurig werklozen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zo snel mogelijk omhoog te krijgen op de participatieladder en hen te laten uitstromen naar regulier werk, niet om hen zo lang mogelijk met behoud van uitkering te laten werken. Gemeenten kunnen op grond van de Wet werk en bijstand op een heel verantwoorde manier scholing inzetten en premies zetten op de uitstroom naar regulier werk. Hij kent geen gemeenten die niet op die manier met dit instrument aan de slag zouden willen gaan.

De heer Van Hijum is nog steeds gecharmeerd van een premievrijstelling voor kleine baantjes omdat er vaak geen WW-rechten tegenover staan die geëffectueerd kunnen worden en omdat je zo ook de werkgelegenheid kunt bevorderen in een aantal sectoren zoals de land- en tuinbouw en de detailhandel. Hij weet dat daar haken en ogen aan zitten. Het kabinet zou hiernaar kijken. Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

De minister zegt dat er met betrekking tot de minimumlonen potentieel weliswaar meer aan de hand kan zijn, maar dat het slechts om 0,15% van de totale werkgelegenheid gaat, gezien 50% van de overtredingen herleid kan worden tot onopzettelijke fouten. Toch blijft de Arbeidsinspectie er zo goed mogelijk op letten. Juist bij vormen van uitbesteding van de loonadministratie worden de controles echter steeds arbeidsintensiever.

De minister heeft toegezegd de Kamer de gevraagde informatie over de premiedifferentiatie te doen toekomen. Wel is al gebleken dat de piek van instroom in de werkloosheid, die zich normaal voordeed, zich de afgelopen zomer niet heeft voorgedaan. Ook in de agrarische sector is er een markante verschuiving van korte- naar langetermijncontracten. Daar was deze operatie ook voor bedoeld. Hiervan heeft de minister de algemene cijfers. Ook zal hij kijken of er enige informatie is over het teruglopen van de totale omvang van de werkgelegenheid in de sector. Hij zal die informatie met zijn conclusies aan de Kamer aanbieden zodat de Kamer hierover kan oordelen.

De staatssecretaris kan zich niet aan de indruk onttrekken dat mevrouw Karabulut de brief van 16 juni niet goed leest of wel goed leest maar dat de conclusies haar politiek niet goed bevallen. Haar uitspraken over het gebrek aan scholing, vier jaar werken zonder minimumloon en met behoud van uitkering, en de haast waarmee het wetsvoorstel erdoorheen gejast zou worden, zijn gewoon niet waar. Over scholing staat in de brief dat er wordt geregeld dat bij uitkeringsgerechtigden zonder startkwalificatie wordt gewerkt aan de vaardigheden en/of het opleidingsniveau als dit de duurzame arbeidsinschakeling in de weg staat. Verder staat er dat het bij de inzet van de participatieplaats van belang is dat de uitkeringsgerechtigde er financieel op vooruit gaat en dat daarom wordt geregeld dat de uitkeringsgerechtigde periodiek recht heeft op een premie. Er is dus geen sprake van werken met behoud van uitkering alleen. Tot slot staat er dat de regels voor verlenging worden aangescherpt.

Toezeggingen

– De minister zal informatie verstrekken over de effecten van de premiegroepen WW voor de verschillende sectoren.

– De staatssecretaris zal de Kamer informeren over de stand van zaken bij de premievrijstelling WW voor kleine banen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Wit

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Blok (VVD), Tichelaar (PvdA), Nicolaï (VVD), Jan Jacob van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), De Krom (VVD), Heerts (PvdA), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (ChristenUnie), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP), Heijnen (PvdA) en Weekers (VVD).

Naar boven