nr. 237
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 september 2008
Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken rond het restschadefonds
co-existentie, en het door alle betrokken partijen bereiken van een akkoord
over de inrichting en vulling van dit fonds voor respectievelijk maïs,
aardappel en suikerbiet.
Overleg LNV met de betrokken co-existentie partijen
Op 16 juli 2008 vond overleg plaats tussen LNV, Biologica, Plantum
NL en LTO. In dit gesprek is een voorstel gepresenteerd. Dit voorstel is bediscussieerd
en geamendeerd. Vervolgens is aan betrokken partijen dit voorstel voorgelegd,
met de vraag of men hiermee al dan niet kon instemmen. Daarop is vastgesteld
dat alle partijen akkoord waren. Dit is op 29 juli 2008 per e-mail aan
betrokken partijen gemeld. Hierop zijn geen nadere reacties ontvangen.
Overigens was de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) tijdens dit overleg
niet aanwezig, maar na telefonisch contact heeft de voorzitter ingestemd met
de voorstellen.
Aanpak co-existentie restschadefonds
Op hoofdlijnen zijn de gemaakte afspraken als volgt:
RESTSCHADEFONDS
• Het restschadefonds dekt economische schade die ontstaat door vermenging
op het primaire bedrijf, waarvoor niemand aansprakelijk gesteld kan worden.
Zogenaamde vervolgschade die ontstaat in de schakels van de keten na het primaire
bedrijf, valt niet onder de in de Commissie Van Dijk gemaakte co-existentie
afspraken en als zodanig ook niet onder het restschadefonds.
• Het restschadefonds bestaat uit: 1) apparaatskosten – noodzakelijk
voor beheer en uitvoering – en 2) vulling – de middelen waaruit
in voorkomende gevallen een uitkering wordt gedaan.
• Het bereik van het restschadefonds is uitsluitend de primaire sector
waarbij schade die verder in de keten ontdekt wordt, is te herleiden via tracking &
tracing.
• Het restschadefonds bestaat uit in totaal drie deelfondsen voor
maïs, aardappel en suikerbiet.
• Het restschadefonds wordt – evenals de overige co-existentie
afspraken – drie jaar na start van de eerste commerciële teelt van een genetisch gemodificeerd gewas geëvalueerd.
Hierbij wil ik nadrukkelijk opmerken dat economische schade op een primair
bedrijf waar iemand voor aansprakelijk kan worden gesteld, verhaald kan worden op basis van het Burgerlijk Wetboek.
APPARAAT RESTSCHADEFONDS
• De apparaatskosten van het restschadefonds worden gedragen door
de reserves van de productschappen.
• Het «apparaat restschadefonds» en de loketfunctie wordt
ondergebracht bij het Productschap Akkerbouw.
VULLING RESTSCHADEFONDS AARDAPPEL EN MAIS
• Onder regie van LNV wordt voor aardappel en maïs een garantstelling
in geld of natura door private partijen uitgewerkt. Vanuit Plantum NL is aangegeven
dat deze route haalbaar is. Omdat realisatie en juridische verankering echter
de nodige tijd kunnen vergen, kan zonodig in de tussenliggende tijd een beroep
gedaan worden op een garantstelling uit de bovengenoemde opgebouwde reserves
van de productschappen.
VULLING RESTSCHADEFONDS SUIKERBIET
• Omdat de commerciële teelt van genetisch gemodificeerde suikerbiet
in Nederland niet binnen afzienbare termijn zal plaatsvinden, wordt de inrichting
en implementatie van het restschadefonds voor deze teelt getemporiseerd.
Deze afspraken zijn dekkend voor die situaties waarvoor we in eerste instantie
praktisch gesteld worden. Drie jaar na de eerste commerciële genetisch
gemodificeerde teelt zullen deze afspraken geëvalueerd worden.
Onder regie van LNV worden op dit moment bovenstaande afspraken uitgewerkt.
Vervolgschade in de keten/monitoring
Het restschadefonds vergoedt alleen de directe schade op het primaire
bedrijf als gevolg van vermenging. Daarom wordt voor het onderwerp «vervolgschade
in de keten» een apart traject gestart. In dit traject zullen de voor
dit onderwerp relevante partijen worden betrokken. Naar aanleiding van een
voorstel van LTO wordt dit onderwerp nadrukkelijk in breder verband behandeld.
Er wordt dus niet exclusief naar vervolgschade als gevolg van vermenging met
genetisch gemodificeerde gewassen gekeken.
Verder is afgesproken dat er een gerichte monitoring van de oogst zal
plaatsvinden van die bedrijven die op basis van een risicoanalyse als «risicovol»
worden aangemerkt om zo vervolgschade in de keten te voorkomen. De kosten
van deze monitoring (inclusief bemonstering en analyse) maken deel uit van
de apparaatskosten van het restschadefonds.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg