31 200 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2008

nr. 111
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2008

Met deze brief wil ik u informeren over de uitkomsten van de Samenvattende Jaarrapportage 2006 van het Doelgroepbeleid Milieu en Industrie, opgesteld door FO Industrie in opdracht van VROM. De jaarrapportage geeft een totaaloverzicht van de gezamenlijke milieu-inspanningen en -prestaties van de doelgroep industrieën en de knelpunten die nog actueel zijn.

In het kader van het Doelgroepbeleid Milieu en Industrie zijn er sinds 1992 oorspronkelijk met elf bedrijfstakken convenanten afgesloten. Op dit moment zijn nog negen convenanten actueel. Deze bedrijfstakken zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor circa 90% van de milieubelasting door de industrie in Nederland. Per bedrijfstak zijn in de convenanten doelstellingen geformuleerd (de Integrale milieutaakstellingen kortweg IMT’s) om de doelstellingen van de NMP-thema’s voor het jaar 2000 en 2010 te realiseren. IMT’s voor het jaar 2010 zijn op dit moment richtinggevend. Voortgang van deze doelstellingen wordt per bedrijfstak door middel van milieujaarverslagen (MJV’s) en bedrijfsmilieuplannen (BMP’s) gevolgd.

In maart 2008 is de Jaarrapportage 2006 gereedgekomen. Voor de volledigheid zend ik u bijgaand de Jaarrapportage 2006 toe. In deze rapportage is de stand van zaken weergegeven over de uitvoering en de voortgang van de IMT’s door zeven bedrijfstakken, te weten: de basismetaalindustrie, de chemische industrie, de zuivelindustrie, de papier- en kartonindustrie, de textiel- en tapijtindustrie, de olie- en glasindustrie en de rubber en kunststofverwerkende industrie. Bij de betonmortel- en betonproductenindustrie en de vleesindustrie zijn de convenanten reeds beëindigd. De vele kleine en middelgrote bedrijven binnen de bedrijfstakken grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen, en de metalektro industrie werken niet met MJV’s en BMP’s waardoor geen met andere bedrijfstakken vergelijkbare gegevens over het jaar 2006 voor handen zijn. Daarom zijn deze vier bedrijfstakken in deze rapportage buiten beschouwing gelaten.

Kort samenvattend kan worden geconcludeerd dat er ten opzichte van het basis jaar 1985 aanzienlijke reducties zijn gerealiseerd maarook dat de IMT-doelstellingen vooral bij thema verzuring en verspreiding naar de lucht nog niet zijn gehaald. In de lopende BMP-4 trajecten en in het kader van de realisatie van de NEC-plafonds (National Emission Ceilings) wordt aandacht besteed aan de reductie van de emissies van verzurende stoffen door industrie. Tevens zijn er over de hele linie (soms aanzienlijke) verbeteringen gerealiseerd ten opzichte van 2005.

Per thema kan de volgende samenvatting worden gemaakt:

Verandering van klimaat: voor de ozonlaagaantastende stoffen zijn op het doel voor tetrachloormethaan na, alle doelstellingen gerealiseerd door de industrie. De overschrijding bij tetrachloormethaan werd door één chemisch bedrijf veroorzaakt waar reeds door middel van procesmaatregelen oplossingen zijn gevonden.

Verzuring: voor de verzurende stoffen SO2, NOx en NH3 zijn in 2006 de doelstellingen voor 2010 nog niet gerealiseerd. Het doel voor VOS is wel gerealiseerd. Momenteel worden in de lopende BMP-4 trajecten en in het kader van de realisatie van de NEC-plafonds uitgebreid aandacht besteed aan de reductie van de SO2- en NOx-emissies, met name bij de basismetaalindustrie en chemische industrie. In deze trajecten wordt door de bedrijven aangegeven op welke wijze zij aan de doelstellingen van de doelgroep denken te gaan voldoen. Voor het reduceren van de NOx-emissies is aanvullend de handel in NOx-emissierechten ontwikkeld. De industrie is minder relevant voor de NH3-emissies (een aandeel van slechts 2%).

Verspreiding naar lucht: gezamenlijke doelstellingen voor een groot deel van stoffen is gerealiseerd (17 van de 31 stoffen). Daarnaast zijn voor de stoffen fluoride en chloorbenzeen, waarvan de doelen voor 2010 nog niet zijn behaald, aanzienlijke verbeteringen gerealiseerd in 2006 ten opzichte van 2005. Voor de stoffen fluoride en cadmium (komt grotendeels vrij bij Basismetaal) en voor etheen (98% Chemische industrie) dienen echter nog serieuze inspanningen te worden verricht. Voor het terugdringen van deze stoffen is aandacht gevraagd in de betreffende BMP-4 trajecten.

Verspreiding naar water: de gezamenlijke doelstellingen voor 2010 voor alle stoffen is in 2006 gerealiseerd.

Vermesting: de emissie van vermeste stoffen naar water is geen aandachtpunt meer daar de doelen al zijn bereikt.

Verwijdering: de algemene doelstellingen met betrekking tot het onderwerp afval (een vermindering van de hoeveelheid afval en meer nuttige toepassing van afvalstromen) zijn grotendeels gerealiseerd. De totale hoeveelheid afval is ten opzichte van 1985 gereduceerd met 3% en het percentage van de nuttige toepassing is sterk toegenomen (81% in 2006 tegenover 73% in 1985).

Verdroging: er is sprake van significante afname in het totale verbruik van grondwater in 2006 ten opzichte van 2005 met 9%.

Verstoring: Onder dit thema vallen geur- en geluidshinder en externe veiligheid. Het merendeel van de geluidsaneringsmaatregelen en maatregelen tegen geurhinder is gerealiseerd. Er is tevens sprake van een significante daling van geluids- en geurklachten ten opzichte van het voorgaande jaar. Met betrekking tot externe veiligheid voldoen bijna alle bedrijven (97%) aan de CPR-richtlijn en het overgrote deel van de bedrijven (88%) aan de PGS-richtlijnen. Dit is een significante verbetering ten opzichte van 2005. Echter, externe veiligheid blijft een aandachtspunt vormen daar niet alle bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware ongevallen (BRZO’99) over een afgerond VBS (Veiligheidsbeheersysteem) en PBZO-document (document voor preventiebeleid voor zware ongevallen) of een goedgekeurde Veiligheidsrapport beschikken1.

Wel kan er gemeld worden dat in 2006 meer VR-plichtige bedrijven een goedgekeurd rapport hebben. De komende periode wordt hier bijzonder aandacht aan besteed.

Tenslotte is het percentage van de in 2006 tijdig ingediende milieujaarverslagen (MJV’s) met circa 65% laag te noemen (gelijk gebleven ten opzichte van 2005). Bijna alle ingediende verslagen zijn tijdig beoordeeld. Procedurele afspraken met betrekking tot de uitvoering van de convenanten behoeven blijvend aandacht.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

In Nederland is de Europese Seveso II vertaald in het Besluit Risico’s Zware ongevallen (BRZO’99). Bedrijven die onder het BRZO vallen worden afhankelijk van de hoeveelheden opgeslagen stoffen ingedeeld in de categorie PBZO-plichtig (Preventiebeleid Zware Ongevallen) of VR-plichtig (Veiligheidsrapport)-plichtig. Bedrijven binnen deze categorieën dienen een VBS (veiligheidsbeheersysteem) op te stellen, PBZO bedrijven bovendien een PBZOdocument en VR bedrijven een VR-rapport.

Naar boven