nr. 105
GEWIJZIGDE MOTIE VAN DE LEDEN NEPPÉRUS EN VERMEIJ
TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 101
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat er over het al of niet gedogen van permanente bewoning
van recreatiewoningen reeds vaak in de Kamer is gedebatteerd en dat het heeft
geleid tot aanvaarding van de motie-Veenendaal c.s. in 2005;
overwegende, dat per 1 januari 2010 aan de bewoners van vóór
31 oktober 2003 door de gemeenten duidelijkheid zal moeten zijn gegeven
of zij gelegaliseerd, gedoogd of «gehandhaafd» zullen worden,
en bij het niet geven van die duidelijkheid de gemeenten verplicht zijn om
op verzoek daartoe een persoonsgebonden ontheffing te verlenen;
overwegende, dat er nog steeds veel onrust is bij bezitters van recreatiewoningen
in gemeenten waar gemeentebesturen de bewoning van recreatieverblijven niet
willen legaliseren of een persoonsgebonden beschikking willen afgeven;
overwegende, dat er gemeenten zijn die willen handhaven met terugwerkende
kracht bij de permanente bewoning van recreatiewoningen, ook als zij vóór
31 oktober 2003 niet handhaafden in de praktijk;
van mening, dat deze situatie niet wenselijk is, behalve bij gemeenten
die kunnen aantonen dat zij vóór 31 oktober 2003 niet alleen
op papier maar ook in de praktijk handhaafden, dan wel waar de rechter reeds
uitspraak heeft gedaan;
verzoekt de regering om gemeenten die pas na 31 oktober 2003 zijn
gaan handhaven, op te roepen om voor 1 januari 2010 de betrokken recreatiebewoners
van vóór 31 oktober 2003 in die gemeenten alsnog een persoonsgebonden
beschikking te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Neppérus
Vermeij