31 200 X
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2008

nr. 44
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 november 2007

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief van 26 juni 2007 houdende antwoorden op eerdere commissievragen over de vorderingen op het voormalig RDM concern (Kamerstuk 30 800 X, nr. 101).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 15 november 2007. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Baalen

De griffier van de commissie,

De Lange

1

Is de betrokkenheid van de Nederlandse industrie in de verdere productie van voertuigen van ca. 46% alleen zo voor de thans onder meer voor Nederland gecontracteerde Fenneks? Zal de betrokkenheid van de Nederlandse industrie even hoog blijven wanneer de Fennek ook door andere krijgsmachten besteld gaat worden? Zo neen, hoe hoog zal deze betrokkenheid dan worden?

Het aandeel van de Nederlandse industrie in de productie van de Fennek bedraagt 46,3 procent. Dit percentage is ongewijzigd ten opzichte van 2004. Bij de aanschaf van Fennek-voertuigen door een derde land zal de betrokkenheid van de Nederlandse industrie even groot zijn, tenzij met de buitenlandse afnemer een andere werkverdeling wordt overeengekomen die ook ruimte biedt voor betrokkenheid van de nationale industrieën (zie ook Kamerstuk 26 396, nr. 67).

2

Deelt u de mening dat een ontwikkel- en/of bouwproject een traject is van vele jaren, met daarin veelal een cumulatie van gemaakte afspraken, verwikkelingen en verschuivende (contract-)posities waarbij het kiezen en handhaven van de juiste positie van de overheid hierin een voordurende en gedetailleerde kennis van een dergelijk heel traject vereist? Deelt u de mening dat dit op gespannen voet kan staan met de ambitie bij de overheid om iedere drie jaar medewerkers van functie te laten wisselen? Zo ja, kunt u aangeven in hoeverre hiermee rekening is gehouden in de afwikkeling van het faillissement van het RDM-concern? Kan uitvoerig toegelicht worden hoe bij dergelijke complexe materieelprojecten het wisselen van functionarissen, en het daarmee verdwijnen van ervaring, wordt opgevangen?

Bij de afwikkeling van een complex faillissement zoals dat van het RDM-concern is het inderdaad van groot belang dat gedetailleerde informatie en kennis behouden blijven. Het gaat daarbij naast defensiemedewerkers ook om medewerkers van de ministeries van Economische Zaken, van Financiën en van Buitenlandse Zaken, terwijl de Landsadvocaat uiteraard een belangrijke rol speelt. Gelet op het grote aantal spelers is er hoe dan ook een risico dat relevante kennis verloren gaat door het reguliere personeelsverloop. In dit geval is er dan ook voor gekozen sleutelfunctionarissen die een andere baan aanvaarden te blijven belasten met de afhandeling van dit dossier. Bij de overige functionarissen wordt uiteraard de nodige aandacht besteed aan de overdracht van kennis en ervaring. In gevallen dat kennis niet volledig is overgedragen en de beschikbare schriftelijke stukken niet in de ontstane leemte kunnen voorzien, is steeds navraag gedaan bij desbetreffende functionaris. Ook zijn deskundigen ingeschakeld die de dienst al hadden verlaten.

3

Welke regeling is getroffen met betrekking tot de bouwtekeningen van de Moray/Moeraal onderzeeër? Blijven deze in handen van de Nederlandse overheid? Zo neen, wordt indien sprake is van verkoop van de tekeningen een exportvergunning aangevraagd? Kunt u de Kamer tevens op de hoogte stellen van de eventuele verkoop van de tekeningen? Kunt u de Kamer schriftelijk op de hoogte stellen van een eventuele aanvraag voor een exportvergunning?

Voor de ontwikkeling van de Morayklasse onderzeeboten zijn twee contracten gesloten. Het eerste contract is in 1990 met RDM BV gesloten en betrof de Moray-1800. Het tweede contract is in 1995 gesloten met RDM-Submarines BV en betrof de Moray-1400. Voor de Moray-1800 berust het intellectuele eigendom bij de Staat, uitgezonderd ontwikkelingen die RDM BV in het kader van het contract heeft in gang heeft gezet. Voor de Moray-1400 berust het intellectuele eigendom volledig bij de Staat.

In beide contracten heeft de Staat uitdrukkelijk bedongen dat de kennis van de bouwtekeningen en technologie niet zonder zijn instemming aan derden beschikbaar mag worden gesteld. Daarnaast zijn op beide contracten de Algemene Beveiligingseisen voor Defensieopdrachten (ABDO) van toepassing. De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) ziet toe op de naleving ervan, vooral wat de geclassificeerde gegevens betreft.

RDM BV behoort overigens niet tot de bedrijven van het RDM-concern die in 2004 failliet zijn verklaard. Na de faillissementen van de diverse RDM-bedrijven is RDM BV losgemaakt uit het RDM-concern en als zelfstandig bedrijf doorgegaan onder de naam Maatschappij De Maas BV. De onderzeebootactiviteiten van RDM BV waren daarvoor al geconcentreerd bij RDM-Submarines BV. De bouw- en ontwerpactiviteiten van zowel de boven- als onderwaterschepen, waaronder ook de Moray, waren belegd bij BV Nevesbu (het teken- en ingenieursbureau voor het RDM-concern). Het archief van RDM-S, inclusief de digitale bestanden, is ten tijde van het faillissement door de Staat ingenomen en opgeslagen op een defensielocatie. Over het archief van BV Nevesbu is ten behoeve van een doorstart in Iv-Nevesbu door de Staat eind 2004 een contract gesloten. Dit contract regelt het gebruik van informatie en documentatie door het failliete BV Nevesbu is ontwikkeld en waarvan de Staat grotendeels eigenaar is. Op grond van het contract mag Iv-Nevesbu gebruikmaken van de informatie en documentatie voor opdrachten van de Staat. De informatie en documentatie mogen ook worden gebruikt voor opdrachten van derden, echter uitsluitend met voorafgaande schriftelijk toestemming van de Staat. Van deze laatste mogelijkheid is in 2005 gebruikgemaakt. Het betrof inzage in enkele niet-geclassificeerde documenten over afvoergassen van onderzeeboten aan een Spaanse scheepswerf en niet specifiek om documenten van de Morayklasse onderzeeboot. Ook voor dit contract geldt overigens dat de ABDO van toepassing zijn en dat de MIVD op de naleving toeziet.

Tot op heden zijn er geen Morayklasse onderzeeboten verkocht. Evenmin zijn er bouw- en ontwerpgegevens verkocht. Ook de bovengenoemde inzage heeft niet tot verkoop geleid. Als verkoop in de toekomst aan de orde is, zal de Kamer op de hoogte worden gesteld. Over afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen, technologie inbegrepen, wordt de Kamer geïnformeerd met jaar- en halfjaarrapporten. Gedetailleerdere informatie per afgegeven vergunning wordt verstrekt via maandoverzichten op de intussen bekende exportcontrole website van het ministerie van Economische Zaken. In al deze gevallen gaat het om informatieverstrekking en verantwoording achteraf.

4

Vallen onder de boedel van de RDM ook strategische goederen die slechts na het verstrekken van een exportvergunning kunnen worden verkocht? Is er daarnaast sprake van specialistische apparatuur, zoals fijne metallurgische apparatuur, IT toepassingen en dergelijke die vrijwel uitsluitend voor militaire werkzaamheden kunnen worden gebruikt? Hoe is de controle op de verkoop van deze strategische goederen en vrijwel uitsluitend voor militaire werkzaamheden in te zetten civiele goederen geregeld? Is hierbij ook sprake van een eindbestemmingverklaring? Kunt u een overzicht geven van de verkoop van goederen en eventuele exportvergunningen?

Onder de boedels van de failliete RDM-bedrijven valt een aantal strategische goederen. Veelal betreft het overtollig materieel dat de Staat in het verleden aan RDM-bedrijven heeft verkocht en zaken voor de uitvoering van opdrachten voor de Staat. De faillissementen van de RDM-bedrijven zijn op dit moment nog niet voltooid. Wel is intussen een aantal onder boedel vallende zaken door andere bedrijven overgenomen. Zo zijn de defensiegerelateerde en luchtvaartgerelateerde activiteiten van SP-Aerospace & Vehicle Systems BV (SP) met de bijbehorende activa overgenomen door Krauss-Maffei Wegmann en Stork SP Aerospace BV. Over deze transacties bent u al geïnformeerd (zie Kamerstuk 29 741, nr. 4).

Verder heeft de Staat op de locatie van het failliete RDM-Technology BV (RDM-T) een groot aantal documenten weggehaald en opgeslagen op een defensielocatie. Daarnaast heeft de Staat bij Maatschappij De Maas, hoewel dit bedrijf niet failliet is verklaard, zekerheidshalve de aanwezigheid gecontroleerd van een voorraad strategische goederen voor de Zwaardvisklasse onderzeeboten die in 2006 in Maleisië zijn gesloopt. Tijdens de controle heeft Maatschappij De Maas laten weten dat deze onderdelen mogelijk zullen worden verschroot. Tot slot kan worden gemeld dat de curator van SP beslag heeft laten leggen op een voorraad onderdelen van Leopard gevechtstanks ter zekerstelling van een vordering die hij op RDM-Holding NV heeft. De curator van SP heeft hierover al contact opgenomen met de Staat (via de Landsadvocaat). Of deze onderdelen ook worden verschroot is op dit moment nog niet duidelijk.

Uiteraard onderhoudt de Staat via de Landsadvocaat contact met de betrokken curatoren over de overname van zaken die zich nog in de boedels van de failliete RDM-bedrijven bevinden en die van belang zijn voor de Staat, strategische goederen inbegrepen. Voor de export van strategische goederen gelden de regels van het wapenexportbeleid. Export is uitsluitend toegestaan na een daartoe verkregen exportvergunning waarbij de eindgebruikersverklaring een eis is. Daarbij speelt de exacte herkomst (eigen productie, inkoop nieuw, inkoop gebruikt) van de goederen of de ouderdom geen rol, omdat de goederen als strategisch blijven aangemerkt en ook onderhavig zijn aan strakke regels en voorwaarden voor export. De betrokken curatoren zijn hierover door de Landsadvocaat ingelicht. Het toezicht op de naleving van de regels van het wapenexportbeleid is ondergebracht bij de Douane, terwijl de FIOD/ECD met de opsporing is belast. Voor de rapportage over de afgegeven exportvergunningen wordt kortheidshalve verwezen naar het antwoord op vraag 3.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Ferrier (CDA), R. Kortenhorst (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GL) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Ormel (CDA), Jonker (CDA), De Wit (SP), De Vries (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Roemer (SP), Vacature (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Omtzigt (CDA), Teeven (VVD), Heerts (PvdA) en Ouwehand (PvdD).

Naar boven