Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31200-X nr. 154 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31200-X nr. 154 |
Vastgesteld 1 september 2008
De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen (08-DEF-B-132) voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief van het project IP Walrus 2008 (Kamerstuk 31 200 X, nr. 129).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 28 augustus 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Kunt u een overzicht geven van welke walrusklasse onderzeeboten in de afgelopen twee jaar waar en hoe lang zijn ingezet? Zo neen, waarom niet?
De onderzeeboten van de Walrusklasse zijn als volgt ingezet:
| Eenheid (totaal aantal weken) | Operationele inzet* | MOU verplich tingen (FOST/SMCC)*** | NATO oefeningen & Bilaterale oefeningen | Nationale oefeningen en beproevingen |
|---|---|---|---|---|
| Zeeleeuw (36) | 5 | 4 | 27 | |
| Walrus (43) | 12 | 9 | 7 | 15 |
| Dolfijn (2) | 2** | |||
| Bruinvis (41) | 25 | 7 | 4 | 5 |
* De inzetgebieden van onderzeeboten zijn geclassificeerd;
** Conform het vaar- en oefenschema heeft deze boot in onderhoud gelegen.
*** Inzet van een onderzeeboot bij de Flag Officer Seatraining (FOST) en inzet ten behoeve van de door Nederland geleide internationale onderzeebootcommandantenopleiding (submariner commanders course (SMCC)).
Zijn alle vier de duikboten in de walrusklasse momenteel technisch gezien inzetbaar voor missies? Zo neen, welke ondergaan er nu reparaties, en hoe lang gaat dit duren?
Momenteel zijn twee van de vier onderzeeboten technisch inzetbaar. Hr.Ms. Bruinvis wordt voorbereid op gepland onderhoud dat voorzien is vanaf september 2008 tot januari 2010. Op dit moment wordt aan Hr.Ms. Zeeleeuw gepland onderhoud uitgevoerd. Dit onderhoud is wegens uitloop, pas in december 2008 voltooid. Planmatig ligt slechts één onderzeeboot in langdurig onderhoud.
Wat is de ratio achter het hebben van vier duikboten in de Walrusklasse? Kunt u toelichten waarom er vier zijn in relatie tot het huidige ambitieniveau?
In het in de beleidsbrief Wereldwijd Dienstbaar (kamerstuk 31 243, nr. 1) genoemde ambitieniveau wordt, bij de inzet van maritieme eenheden, onderscheid gemaakt tussen de deelneming gedurende maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldspectrum met een maritieme taakgroep en de gelijktijdige deelneming gedurende langere tijd aan maximaal drie operaties met een maritieme equivalent van een bataljon. Daarnaast leveren maritieme eenheden een bijdrage aan de snelle reactiecapaciteiten van Navo en EU.
Zoals in de Marinestudie (kamerstuk 30 300X, nr. 9) wordt beschreven hebben onderzeeboten een belangrijke functie bij de bescherming van een maritieme taakgroep tegen onderzeeboten en spelen zij een belangrijke rol bij de informatievergaring. Om deze redenen maken onderzeeboten veelal deel uit van dergelijke maritieme taakgroepen. De maritieme bijdrage lager in het geweldspectrum bestaat veelal uit enkelvoudige eenheden. Hierbij worden ook onderzeeboten ingezet.
Op grond van het ambitieniveau kan daarom worden gesteld dat de krijgmacht te allen tijde dient te kunnen beschikken over tenminste één operationeel inzetbare onderzeeboot.
Naast de inzet voor operationele missies zijn onderzeeboten ook benodigd voor het opwerken van oppervlakteschepen, boordhelikopters en aspirant-commandanten van onderzeeboten. Het veilig opereren met onderzeeboten stelt hoge eisen aan het platform en aan het varend personeel. Het doorlopen van een uitgebreid traject van opleiding, training, opwerken en onderhoud is noodzakelijk voor een operationeel inzetbare onderzeeboot. Gezien de noodzakelijke verhouding tussen het planmatig onderhoud, het opleiden, het trainen, het opwerken en de operationele inzetbaarheid zijn vier onderzeeboten benodigd om, conform het huidige ambitieniveau, de beschikbaarheid van tenminste één operationeel inzetbare onderzeeboot en het daarbij behorende voortzettingsvermogen (roulatieschema) te kunnen garanderen.
Wat is het jaarlijkse budget voor het technische onderhoud van de Walrusklasse onderzeeboten?
Wat zijn de gevolgen voor de inzetbaarheid van de Walrusklasse onderzeeboten, nu de eventuele realisatiefase van het project «Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten» pas in 2018 voltooid zal worden? Welke kosten zijn er gemoeid met het tot die tijd operationeel houden van de vier Walrusklasse onderzeeboten?
Door de uitvoering van het instandhoudingsprogramma te combineren met de planmatige onderhoudsperioden wordt de operationele inzetbaarheid niet aangetast.
Voor de kosten van het technisch onderhoud per onderzeeboot op jaarbasis verwijs ik naar de commercieel vertrouwelijke bijlage bij de Kamerbrief IP Walrus (kamerstuk 31 200X, nr. 129).
Is het waar dat de Walrusklasse onderzeeboten sinds de aanschaf in 1990 nauwelijks zijn ingezet in diepe oceanen, maar in plaats daarvan met name actief zijn geweest in ondiepe wateren?
Zo ja, waarom is dan toch de conservering van de drukhuid niet langer in staat gebleken de boot te beschermen tegen corrosie?
Het operatiegebied van onderzeeboten omvat zowel diep water als ondiepere kustwateren. De nadruk van de huidige operaties ligt vooral bij operaties in kustwateren, waardoor minder vaak diep wordt gevaren.
Er bestaat geen verband tussen de duikdiepte en de levensduur van de conservering. De veroudering van het conserveringssysteem (beschermende laag over het metaal van de drukhuid) is vooral afhankelijk van het milieu en de temperatuur waarin wordt geopereerd. Het gaat hier om chemische reacties van zeewater en andere vloeistoffen (brandstof) op de conservering. Ook de hogere temperaturen in de huidige operatiegebieden hebben invloed op de conservering.
Is het waar dat de benodigde Combat Management System (CMS)-software al door het Centre for Automation of Missioncritical Systems (CAMS) van de marine is geschreven?
De CMS-software is nog niet door het CAMS ontwikkeld. Het CMS zal berusten op de CMS-software die voor de bovenwaterschepen al is ontwikkeld (o.a. LCF) danwel nog wordt ontwikkeld (IP-MFF en Patrouilleschepen).
Wanneer zal de Kamer een overzicht ontvangen van de te verwachte afname in exploitatiekosten die mogelijk gerealiseerd wordt met het instandhoudingsprogramma? Wat is, op basis van de op dit moment beschikbare informatie, de verwachte afname in exploitatiekosten?
Indien de onderzeeboten geen instandhoudingsprogramma ondergaan, zullen de huidige exploitatiekosten sterk stijgen. Eén van de hoofddoelstellingen van het instandhoudingsprogramma is dan ook het voorkomen van die toename. Gezien de reikwijdte van het instandhoudingsprogramma (het vervangen van een beperkt aantal installaties en systemen) zal de afname van de totale exploitatiekosten beperkt blijven. De afname van de exploitatiekosten is in deze fase van het DMP-proces echter nog niet bekend en zal in de vervolgfasen nader worden uitgewerkt.
Uit hoeveel personeelsleden (uitgedrukt in voltijdsequivalenten (VTE)) zal de projectorganisatie die als taak heeft de uitvoering van het onderhoud en het instandhoudingsprogramma op elkaar af te stemmen en te coördineren bestaan? Zal hierbij slechts defensiepersoneel worden ingezet, of vindt er ook externe inhuur plaats? Mocht dit laatste het geval zijn, om hoeveel VTE gaat het?
Defensie zal een projectorganisatie opzetten zoals gebruikelijk voor scheepsbouwprojecten. Deze projectorganisatie waaraan deelname veelal geschiedt in neventaak (deeltijd), zal uit ongeveer tien personen bestaan. Voor het project betekent dit ca. 5 VTE-en. Daarnaast zal het Marinebedrijf hiervoor haar onderhoudsorganisatie voor onderzeeboten met 3 VTE-en uitbreiden, waarvan er één door inhuur zal worden gevuld. Aanvullend wordt afhankelijk van de ontwikkeling en de voortgang van het project voor de totale projectorganisatie maximaal 4 VTE-en inhuur voorzien. Eventuele extra kosten die samenhangen met de externe inhuur worden binnen het projectbudget opgevangen.
Waarop is gebaseerd dat dit project een gemiddeld tot hoog risico kent, zelfs na het instellen van een projectorganisatie en de aanvullende maatregelen die getroffen zijn? Welke definitie en/of criteria worden gehanteerd bij het inschatten van dit risico?
Bij het bepalen van het risico van projecten wordt rekening gehouden met de criteria technische complexiteit, de planmatige complexiteit en de kwaliteitsborging.
Door de bijzondere constructie van een onderzeeboot en de directe relatie die het instandhoudingsprogramma kent met de veiligheid van het platform wordt de technische complexiteit van dit project gemiddeld tot hoog geschat.
Het gelijktijdig uitvoeren van het planmatige onderhoud en het instandhoudingsprogramma, waarbij in een beperkte ruimte aan veelal dezelfde installaties wordt gewerkt, vergt een zeer strakke planning. Incidenten en vertragingen hebben daardoor veelal een groter effect op de voortgang dan bij andere platformen. De planmatige complexiteit wordt daardoor gemiddeld tot hoog geschat.
Het verwijderen van de oude verf en het voorbehandelen en aanbrengen van nieuwe verf wordt in een onderzeeboot in beperkte ruimten en tanken uitgevoerd. Hierdoor kan de kwaliteit niet volgens de standaard certificeringprotocollen worden geborgd. Kwaliteitsborging wordt daarmee complex waardoor het risico gemiddeld tot hoog risico wordt geschat.
Op grond van bovengenoemde criteria is aan het project een gemiddeld tot hoog risico toegekend.
Waarop is de 5% gebaseerd die bij de berekening van het projectrisico is gehanteerd voor de inbouw en integratie van de optronische mast en de planning en samenloop van het instandhoudingsprogramma met gerelateerde projecten? Heeft u in het verleden ervaring opgedaan met soortgelijke projecten?
Waar zijn de extra middelen gereserveerd die kunnen worden aangewend als een voorzien risico werkelijkheid wordt? Om welke bedragen, uitgedrukt in Euro’s of in een percentage van het totale projectbudget, gaat het?
In de beginfase van een DMP-project (de behoeftestelling) heeft men vaak minder inzicht in de risico’s die zich kunnen voordoen en wordt volstaan met globale risicopercentages. Dit risico wordt uitgedrukt in een procentueel deel van het investeringsbudget. Dit percentage is tien procent indien het projecten betreft met een ontwikkeltraject en vijf procent in geval van aanschafprojecten. Door zoveel mogelijk gebruik te maken van beproefde technologieën en systemen die van de plank kunnen worden gekocht, de software van het CMS te laten ontwikkelen door CAMS en een integrale planning op te stellen en uit te voeren, kunnen de ontwikkelrisico’s worden beperkt en lijkt vijf procent risicoreservering toereikend. Voor het hogere risico van de integratie van de optronische mast en de planning en samenloop met gerelateerde projecten is het percentage met anderhalf procent verhoogd. In totaal is daarmee 6,5 procent van het totale projectbudget als projectrisico gereserveerd.
In het verleden is relevante ervaring opgedaan bij het uitvoeren van onderhoud en modificaties aan onderzeeboten en het levensverlengend onderhoud aan de Zwaardvisklasse-onderzeeboten. Daarnaast is ervaring opgedaan bij soortgelijke projecten als Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) en het Instandhoudingsprogramma M-fregatten.
Zal er na eventuele voltooiing van het instandhoudingsprogramma van de Walrusklasse onderzeeboten additionele opleiding voor bemanning en onderhoudspersoneel nodig zijn? Zo ja, welke kosten zullen hier naar verwachting mee gemoeid zijn?
De opleidingsinspanning zal na de voltooiing van het instandhoudingsprogramma niet toenemen. CZSK en DMO zullen de huidige opleidingen op grond van de fabrieksopleidingen (die binnen het projectbudget worden verworven) aanpassen.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Vacature (CDA), Vacature (CDA) en Vacature (GL).
Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Ormel (CDA), De Wit (SP), De Vries (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Roemer (SP), Vacature (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), Jonker (CDA), Omtzigt (CDA) en Vendrik (GL).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31200-X-154.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.