31 200 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008

nr. 176
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 mei 2008

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 24 april 2008 overleg gevoerd met staatssecretaris Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Dijksma, inzake haar brief van 14 april jl. over verlichting leergang bewegingsonderwijs (31 200 VIII, nr. 170).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA) had in februari nog de indruk dat de staatssecretaris bereid was tot verlichting van het pakket en tot het laten indalen daarvan binnen de pabo’s. Hij betreurt het dat de verlichting nu op driekwart in plaats van de gevraagde helft uitkomt. Wat is daarvan de reden en waarom zou een grotere verlichting niet mogelijk zijn?

Hij bepleit dat op de pabo minimaal twee modules voor het bewegingsonderwijs worden verplicht om te kunnen afstuderen, in plaats van bewegingsonderwijs alleen facultatief aan te bieden. Het huidige pakket biedt daar ruimte voor. Bij twee modules gaat het om 280 uur in vier jaar ofwel anderhalf uur per week. Hoe denkt het kabinet hierover?

Bewegingsonderwijs maakt deel uit van de kwaliteit van het basisonderwijs, ook in de groepen 1 en 2.

Anders dan in de brief staat, blijkt er geen overeenstemming te zijn met alle spelers. De KVLO vindt dat vier modules overeind moeten blijven, terwijl CNV Onderwijs twee modules wil laten indalen en twee andere als specialisatie wil. Hoe is het overleg verlopen?

Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA) wil oplossingen die de kwaliteit van de leergang niet al te zeer aantasten en wil de mogelijkheid van breed opgeleide docenten behouden.

De samenvoeging van de meer theoretische blokken drie en vier kan zij zich voorstellen. Wel wil zij weten wat daarbij wordt geschrapt. Onderdelen als remedial teaching en zorgverbreding, belangrijk voor kinderen met een gebrekkige motoriek, wil zij graag behouden.

Zij is voor het aanbieden van een deel van de blokken aan studenten die dat aankunnen, maar verwacht dat verplicht stellen ten koste gaat van het reguliere programma, waarin men ook een kwaliteitsimpuls wil bij rekenen en taal. Een bevoegdheid met de blokken één en twee alleen is geen impuls voor studenten om tijd en geld te investeren in meer kennis en leidt tot een gemis aan expertise.

Mevrouw Kraneveldt is in principe voor het volgen van een deel van de verlichte leergang tijdens de initiële opleiding, maar wacht de uitwerking af van de gevolgen voor de reguliere opleiding. Waarom kiest de staatssecretaris niet voor verlenging van de wettelijke maximale studietijd van de leergang van twee tot drie jaar? Komt er een overgangsregeling van de oude naar de nieuwe leergang voor de huidige studenten en docenten? Wanneer gaat de verlichting in? Wat zijn de gevolgen voor de mogelijkheden voor instroom van mbo’ers met een relevante vooropleiding?

Zij wil meer gegevens over de situatie in Friesland om te bezien of daar maatregelen nodig zijn, dan wel of het gaat om keuzes van schoolbesturen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) ziet het voorstel voor samenvoeging van de blokken drie en vier als een gebaar van de staatssecretaris als reactie op de sterke lobby uit het bijzonder onderwijs. Het gaat haar om een leergang van voldoende kwaliteit om lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs te geven, met garanties voor de basiskwaliteit maar zonder eisen waarmee de bestrijding van het lerarentekort niet is gediend.

Wil de staatssecretaris laten onderzoeken hoe de lerarenopleiding lichamelijke opvoeding er op langere termijn moet uitzien en wil zij daarbij de academies voor lichamelijke opvoeding, de pabo-leergangen lichamelijke opvoeding en de mbo’s sport en bewegen betrekken? Daarnaast is scherpe monitoring van de kwaliteit van de leergang en de gymleerkrachten belangrijk.

Welke oplossingen heeft de staatssecretaris voor degenen die zich al hebben ingeschreven en een deel van de extra leergang al hebben gevolgd, als die niet meer nodig is?

Zij ziet mogelijkheden voor mbo’ers voor de klas mits zij zich met het sportuurtje bezighouden. Ten principale is zij voor zo veel mogelijk vakdocenten.

Kan de staatssecretaris uitleggen waarom 30% van de basisscholen wel een vakleerkracht lichamelijke opvoeding kan regelen maar 70% niet, terwijl de scholen voldoende geld beschikbaar hebben?

Hoe denkt de staatssecretaris over een docententeam met een aantal bevoegde leerkrachten, die meer sport dan andere vakken geven of daarin een groot aandeel hebben?

De heer Van der Vlies (SGP) wijst op het toenemend belang van het bewegingsonderwijs bij het huidige leefpatroon in de stedelijke agglomeraties. Lost de voorgestelde versoepeling het probleem van het dreigend tekort aan bevoegde docenten in het basisonderwijs op?

Hij vindt dat men op middellange en lange termijn een brede bevoegdheid moet overwegen, met indaling van het bewegingsonderwijs in de initiële opleiding. Als voorbeeld noemt hij hogeschool De Driestar in Gouda, die drie blokken aanbiedt in het initiële onderwijs.

Bedenkingen bij Friese basisscholen tegen gespecialiseerde docenten in het basisonderwijs kunnen te maken hebben met de schaal van de scholen daar, met zes tot acht formatieplaatsen. Daar is misschien meer behoefte aan docenten met een brede bevoegdheid, naar keuze van de school. De huidige spagaat moet worden weggewerkt. Hoe kan dit op zorgvuldige wijze verder? Wat is een realistisch tijdpad voor opleidingen en studenten?

De heer Jasper van Dijk (SP) vindt het een zwaktebod om het pakket uit te kleden vanwege problemen op sommige scholen. Idealiter zou elke basisschool een vakleerkracht hebben met daarnaast twee specialisten, waardoor niet iedere groepsleerkracht bewegingsonderwijs hoeft te geven. Scholen moeten in deze overgangssituatie de tijd krijgen, ook vanwege de kwaliteit van het bewegingsonderwijs. De heer Jasper van Dijk wil geen concessies doen aan de eerder door de Kamer gestelde kwaliteitseisen.

Vasthouden aan die kwaliteit kan door verlenging van de opleiding van twee tot drie jaar, door voorlichting en een goed meldpunt voor scholen, door studietijd als werktijd te beschouwen en door goede financiering voor studenten of leerkrachten die deze langere opleiding willen volgen.

Kan de staatssecretaris haar keuze en subsidie voor het beschreven project uitleggen terwijl nog niet bekend is hoe dat eruit gaat zien? Kan zij iets doen aan de reserves van scholen die geen groepsleerkracht kunnen aanstellen door ontbrekende financiering?

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris merkt op dat scholen niet onvoorbereid zijn, gelet op de lange voorgeschiedenis. Scholen geven aan, moeilijk jonge docenten te kunnen vinden die nog bevoegd zijn. De staatssecretaris heeft gezocht naar praktische oplossingen met behoud van kwaliteit. Zij vindt het niet verstandig om nu over verlichting van de leergang te spreken vanwege het voorstel dat zij heeft ontvangen van mensen uit de dagelijkse praktijk als een poging om een compromis te bereiken tussen de robuuste opvatting van de KVLO dat de leergang zo moet blijven en die van CNV Onderwijs dat men daarmee moet ophouden. Zij antwoordt mevrouw Dezentjé Hamming dat zij kennelijk de genoemde lobby niet tevreden heeft kunnen stellen.

Het voorstel is tot stand gekomen in samenwerking met de Stichting Leerplanontwikkeling en opleidingsdocenten van het Netwerk Bewegingsonderwijs en het is voorgelegd aan de klankbordgroep waarin de vakorganisaties, de KVLO en het ALO Directeurenoverleg vertegenwoordigd waren. Vervolgens is het aangenomen door de ledenvergadering van het LOBO met alle directeuren van de 37 pabo’s. Zij vindt dat men het oordeel aan professionals moet overlaten en volgt daarom hun voorstel, met name voor de modules. De verleiding om vanuit de Kamer weer over het hoe mee te praten in plaats van over het wat is misschien te groot.

Een aantal scholen is teruggekomen van het laten indalen van twee modules vanwege de beschikbare tijd en de afweging met andere belangen, zoals taal en rekenen. Blok één kan indalen in de opleiding, waarna twee modules volgen, waarvan het laatste bestaat uit de samengevoegde modules drie en vier. Daardoor bereikt men 25% verlichting van de leergang, ofwel de kritische grens om niet aan de kwaliteit te tornen, waaraan een Kamermeerderheid wil vasthouden. Dit heeft de staatssecretaris opgevat als haar politieke mandaat.

De Kamer krijgt in mei een brief waarin de samenvoeging van de modules drie en vier vorm krijgt, net als de overgangsregeling. De staatssecretaris wil snel doorpakken opdat men met ingang van het nieuwe leerjaar aan de slag kan, waardoor het praktische probleem voor scholen en leerkrachten minder groot is. Zij is nu bezig met een inventarisatie voor de overgangsregeling.

De kwestie van de reserves heeft vaak te maken met de cultuur binnen een school, waar men een eigen klas niet wil loslaten, terwijl een vakleerkracht ook andere docenten ruimte kan bieden voor verdieping of werkdrukverlichting. De staatssecretaris blijft hierover met de scholen in discussie, ook in het licht van gewenste combinatiefuncties. Zij vindt discussies op scholen belangrijk, waarbij docenten via de Wet medezeggenschap betrokken zijn, zodat dit niet alleen een zaak is van het bevoegd gezag.

In haar brief van 14 april jl. heeft zij maatregelen genoemd voor de korte termijn, zolang de verlichting van de leergang en de verbetering van de voorlichting nog geen effect hebben gehad. Dat vraagt om beleid van scholen en het bevoegd gezag. Alle zittende docenten zijn bij de inwerkingtreding van de wet bevoegd geworden en kunnen vanaf de eerste dag dat zij de leergang volgen, als bevoegd docent lesgeven. Men kan vakleerkrachten, alo’ers en lerarenondersteuners inzetten. Men kan bevoegde leerkrachten gedifferentieerd inzetten met specialisten die voor alle groepen bewegingsonderwijs verzorgen. Men kan samenwerken met sportverenigingen en met combinatiefuncties kwaliteit in de scholen brengen. Dat financiert de rijksoverheid samen met de gemeente.

Scholen in kleinere gemeenschappen kunnen ook samenwerken en kunnen dan meer dan alleen. Als in Friesland die mogelijkheden al zijn ingezet, heeft men een heel ander probleem. De staatssecretaris heeft niet die indruk.

De kosten van de leergang kunnen voor rekening van de school komen, niet van de leerkracht. Over na- en bijscholingskosten zijn al afspraken gemaakt in de cao met een forse lumpsum, waardoor schoolbesturen met ingang van het schooljaar 2006/2007 de beschikking hebben over extra middelen voor verdere professionalisering. Individuele leraren hebben het recht om zonder toestemming van het bevoegd gezag te bepalen waarvoor het scholingsfonds wordt gebruikt, en het is niet bedoeld voor deze leergang. De lumpsum kan en moet het bevoegd gezag inzetten, wat nog niet overal gebeurt.

Langetermijnonderzoek naar de samenhang van alo, pabo, CIOS en het gebruik van combinatiefuncties lijkt haar verstandig. In mei zal zij de Kamer berichten op welke wijze zij hieraan zou kunnen tegemoetkomen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA) bestrijdt de suggestie dat hij iets zou willen afdoen aan de kwaliteit van de bevoegdheid voor bewegingsonderwijs. Hij vindt dat iemand aan het eind van de pabo al een belangrijk deel van de modules moet hebben gevolgd in plaats van die daarna alsnog als keuzevakken te moeten doen. De modules één en twee moeten als verplicht vak in de initiële pabo-opleiding zitten. Ook kinderen in de groepen één en twee moeten verantwoord bewegingsonderwijs krijgen. Als hij geen toezegging op dit punt krijgt, zal hij hierover in een VAO een Kameruitspraak vragen. Voor veel kleine scholen levert het inhuren van vakdocenten problemen op. Hij houdt vast aan zijn standpunt.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) is blij met de toezegging van de staatssecretaris van een overgangsregeling met meer informatie daarover in mei en van een langetermijnonderzoek naar het bewegingsonderwijs van de toekomst.

De heer Van der Vlies (SGP) ontgaat het waarom men niet toewerkt naar een basisvaardigheid voor alle docenten op het punt van bewegingsonderwijs, die zou kunnen leiden tot twee modules in het initieel onderwijs. Het gaat hem om voldoende bekwame en bevoegde docenten.

De scholen uit Friesland komen in een persbericht met een ander verhaal dan de staatssecretaris. Benoeming van mensen die deze modules niet hebben gevolgd, is voor hen niet werkbaar. Samenwerking tussen scholen kan een oplossing bieden, maar schoolbesturen dienen hierin vrij te zijn.

De heer Jasper van Dijk (SP) vindt het een vreemde redenering van de staatssecretaris dat de Kamer niet moet mee-onderhandelen terwijl zij zelf de blokken drie en vier samenvoegt ondanks negatieve signalen van organisaties. Hij wil geen concessies in de overgangssituatie en wil vasthouden aan de kwaliteit.

Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA) neemt het arbeidsmarktknelpunt serieus maar wil niet de normen en de kwaliteit verlagen. Zij is het eens met verlichting van de blokken drie en vier. Daarbij wil zij de onderdelen remedial teaching en gebrekkige motoriek behouden. Zij is het verder eens met een facultatief blok één in de pabo-opleiding. Het post-initiële deel gaat dan de blokken twee en drie omvatten, voor spijtoptanten de blokken één, twee en drie. Is het mogelijk om per jaar één blok te doen? Tot die tijd is men bevoegd om lessen te geven.

Zij wil meer informatie over de situatie in Friesland zonder scholen met een enorme bevragingslast op te zadelen. Een goed gesprek tussen de staatssecretaris en schoolbesturen daar lijkt haar een goed idee.

De staatssecretaris wijst erop dat het bewegingsonderwijs voor kinderen in de groepen één en twee in het initiële onderwijs van de pabo’s zit. Bij het voorstel over de modules heeft zij velen uit het veld betrokken. Niet alle partijen zijn er tevreden mee, maar het is op de grootst mogelijke consensus gebaseerd. Zij ziet geen ruimte om daarvan af te wijken. Snelle verlichting van de leergang is alleen mogelijk met deze route. Een andere weg zal meer tijd kosten dan het komend schooljaar, terwijl men nu snel moet handelen.

Zij is het eens met de heer Van der Vlies dat het inzetten van vakdocenten altijd een keuze is en dat sommige scholen daar om principiële redenen niet voor kiezen. Ook in het basisonderwijs zal men meer met specialisaties gaan werken, zoals met taal- en rekencoördinatoren. Kleine scholen kunnen naar eigen keuze samenwerken met andere scholen in de buurt. Dit is een maatschappelijke ontwikkeling, die niet in alle gevallen door de politiek te beïnvloeden is vanwege de vrijheid van scholen om eigen keuzes te maken.

Zij is graag bereid tot een gesprek met de scholen in Friesland en zal dat aangaan.

Verlenging van de leergang is geen principiële kwestie, maar de vraag is of het helpt om de tijd te verlengen voor studenten die al op school aan het werk zijn. Voor velen kan die combinatie te lang zijn. Op de inschrijvingsduur komt zij terug in haar brief van mei.

Toezegging

De staatssecretaris stuurt de Kamer in mei een brief over de ineenschakeling van de modules drie en vier, over de vormgeving van de overgangsregeling, over een voorstel voor een langetermijnonderzoek en over de inschrijvingsduur.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van de Camp

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Arends


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Uitslag (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks) en Van Bommel (SP).

Naar boven