31 200 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008

nr. 158
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 maart 2008

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 6 februari 2008 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, staatssecretaris Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– de brieven van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 16 oktober 2006, respectievelijk 3 juli 2007 inzake canon van Nederland (30 800 VIII, nrs. 45 en 162);

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 december 2007 inzake voortgang canon van Nederland (31 200 VIII, nr. 76).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA) vraagt welke impact de canon op culturele instellingen zal hebben. Hoe wordt de commissie gefinancierd die iedere vijf jaar de inhoud van de canon zal bezien of aanpassingen nodig zijn? Voorgesteld wordt de canon op te nemen in de kerndoelen, waardoor deze vanaf 2009 verplichte stof zal zijn voor het onderwijs in de bovenbouw van het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Het is merkwaardig dat een dergelijk omvangrijk project in één keer in de kerndoelen wordt opgenomen. Het gaat om 50 vensters die verplicht worden voor het terrein van geschiedenis. Maar waarom niet voor aardrijkskunde of biologie? De heer Van Dijk heeft grote waardering voor het werk dat verzet is, maar nu de gehele Nederlandse geschiedenis voor het primair onderwijs en de bovenbouw voortgezet onderwijs in 50 vensters wordt ondergebracht, moet grote zorgvuldigheid worden betracht. Er is nog geen openbare discussie gevoerd over de vraag waarom bepaalde onderwerpen wel of niet zijn opgevoerd. In de verantwoording staat bij onderdeel C dat één icoon en één venster gewijzigd worden, maar er wordt niet beargumenteerd waarom andere aspecten niet zijn opgenomen.

Bij de behandeling van het rapport-Meijerink zal de inhoud van de canon nader besproken worden. Het zou logisch zijn dat de Kamer zich daar ook over buigt, maar de heer Van Dijk is daar geen voorstander van. Waarom zou de Kamer zich inhoudelijk moeten uitspreken over de vraag wat in de vensters moet worden opgenomen? Dat moet aan professionals worden overgelaten. Als de bewindspersonen echter bij hun standpunt blijven dat de 50 vensters in de wetgeving moeten worden opgenomen, zal hij die discussie zeker aangaan. Waarom kan niet worden volstaan met de tien tijdvakken die nu al zijn opgenomen? Als de bewindslieden willen dat op een goede manier geschiedenisonderwijs wordt gegeven is het voorstelbaar dat deze canon met bijpassend materiaal als een zwaarwegend advies wordt aangeboden, maar het onderwijs kan hiertoe niet verplicht worden.

De heer Heijnen (PvdA) stoort zich aan het standpunt van de bewindsman in zijn brief van 11 december 2007: bewustzijn van de eigen identiteit en de daarmee samenhangende binding zijn niet expliciet als doelstelling van de canon geformuleerd. Zonder de maatschappelijke discussie over inburgering, identiteit en binding in een multiculturele samenleving was er helemaal geen canon geweest. Waarom is de canon niet in functie geplaatst van deze discussie? Is dat angst om nieuwe Nederlanders uit te sluiten door eenzijdig de nadruk te leggen op de geschiedenis van de inwoners? Is het angst, het onderwijs voor het hoofd te stoten door het weer op te zadelen met maatschappelijke taken in plaats van onderwijs? De canon heeft geen intrinsieke waarde, maar alleen een waarde in een functie van het beter begrijpen van het heden in allerlei opzichten. Dit is van belang voor allen die hier wonen en leven, kort of van generatie op generatie. Zonder elementair begrip van de voorgeschiedenis van hen die hier eerder woonden en leefden is het moeilijk, de organisch gegroeide cultuur en instituties te doorgronden. Zonder iconen uit het verleden en heden is het moeilijk een identiteit aan te nemen. Wie heeft er geen helden of herkenningspunten nodig?

Gevraagd is of een overheid een samenleving mag voorhouden wat de ijkpunten uit het verleden en heden van die samenleving zijn, maar men moet daar niet besmuikt over doen. Een samenleving heeft dit nodig om meer te zijn dan een verzameling individuen of groepen. Er zijn wetten, collectieve arrangementen, de publieke ruimte met geschreven en ongeschreven leefregels, een koningshuis en een Nederlands elftal. Dát deelt men met elkaar. Wat daarvan de achtergrond, de wordingsgeschiedenis, de figuurlijk voorouder is, deelt men onvoldoende en daarin voorziet de canon. Dat is echter onvoldoende. Het gaat om meer, zoals democratisch gedeeld burgerschap. Voor het initieel en tweedekansonderwijs is de canon een goed middel, mede ter ondersteuning van inburgering. Daarom steunt de heer Heijnen het opnemen van de canon in de kerndoelen van het primair en voortgezet onderwijs. Hij heeft geen problemen met de 50 vensters. Een aantal daarvan geeft een mooie gelegenheid om aandacht aan de identiteit van Nederlanders te besteden. Het is wijs dat de invulling hiervan niet aan de politiek wordt overgelaten maar aan een onafhankelijke commissie. Ook is het wijs dat deze invulling niet in beton gegoten is.

Bij de invulling moet veel ruimte zijn voor scholen en docenten. De canon kan specifiek in- en aangevuld worden met religieuze, regionale, lokale of andere specifieke vensters. Behalve in het onderwijs, de cultuur en de inburgering kan aan de canon aandacht worden besteed in de programmering van de publieke omroep op basis van haar publieke taken. De canon draagt bij aan gedeeld burgerschap, aan identiteit. Wat is de reactie van de minister op deze visie? Het is goed om vast te stellen dat in heel veel vensters ook Europa en de wereld aan de orde zijn. Het is ook goed als de canon geplaatst wordt in Europese en mondiale ontwikkelingen.

De Canonstichting moet samenwerken met alle andere betrokkenen, waaronder Nederlands Erfgoed Digitaal en degenen die in de brief genoemd staan. In overleg met gemeenten moet ernaar gestreefd worden dat bibliotheekbezoek tot 18 jaar gratis is. Ook museumbezoek van kinderen moet gratis worden. In het kader van regionalisering en lokalisering kunnen provincies en gemeenten worden aangesproken op het leveren van een bijdrage. Wat is de mening van de bewindslieden hierover?

De heer Bosma (PVV) is een voorstander van de canon. Niet langer hoeft men zich in de hoek te laten zetten door quasi intellectuelen voor wie cosmopolitisme en cultuurrelativisme de hoekstenen van hun wereldbeeld zijn. Met het Nationaal Historisch Museum is de canon een kleine bijdrage aan de terugkeer van het vaderlandse gevoel, nu de Nederlandse cultuur onder vuur ligt, vrijheden bedreigd worden en er grote spanningen zijn op scholen en veel plaatsen in de samenleving. Een gevoel van eigenwaarde om de confrontatie te doorstaan begint met de wetenschap wie men is. Nederland is een volk met een lange en heroïsche geschiedenis: tolerant als het kan en heldhaftig en vastberaden als het moet. Klopt het dat scholen geen aandacht aan de canon besteden? De heer Bosma wil zo weinig mogelijk vrijblijvendheid. Neem de canon in de Cito-toets op en maak deze verplicht. Als de canon geen deel uitmaakt van de verplichte eindtermen, blijven de 50 vensters voor de kinderen gesloten. Hoe verhouden de voorgenomen plannen zich tot het rapport van de commissie-Meijerink?

Uit de reactie van de Onderwijsraad dat de canon veel te Hollands is, wordt duidelijk dat de geest van mei 1968 nog volop leeft. Wat is de reactie van de bewindslieden op de instemmende reactie van de heer Van Oostrom in zijn hoedanigheid als president van de KNAW, op de verklaring van Doekle Terpstra naar aanleiding van een artikel waarin staat dat de fractieleider van de PVV het kwaad is dat bestreden moet worden? Kunnen zij ervoor zorgen dat PVV-stemmers niet meer hoeven op te draaien voor een orgaan dat zich leent voor platte partijpolitiek en bestaat uit – wat Lenin – noemde «nuttige idioten» oftewel mensen die in hun onnozelheid meewerken aan de bedreigingen van de vrijheid?

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD) steunt het voorstel dat de canon wordt opgenomen in de kerndoelen, maar zij mist, als de canon als cultureel kapitaal bedoeld is, nationaal enthousiasme. Vrijheid en de burger staan centraal in de Nederlandse geschiedenis en daarmee samenhangend de beperkte rol van het feodalisme. Deze aspecten komen echter onvoldoende aan bod. Bij de invulling van de vensters en de toepassing van de canon moet rekening worden gehouden met het feit dat deze zijn samengesteld in een tijdsgewricht waarin steeds meer aandacht wordt gevraagd voor de nationale identiteit. De canon is voortgekomen uit die roep om aandacht, maar de samenstellende commissie distantieert zich daar volgens een NRC-interview van oktober 2007 nadrukkelijk van. Ook aan de oprichting van een nationaal historisch museum moet in deze tijd van problemen met integratie meer aandacht worden gegeven. Mevrouw Dezentjé Hamming wijst op de rol van Nederland bij het ontstaan van de Verlichting, op de tolerantie die zich onder andere uitte op het gebied van godsdienst en op een sterke oriëntatie op de internationale en vrije handel. Kunnen de bewindslieden ingaan op hun voorstellen over vervoer van leerlingen naar musea? Waarom moet dit voor het Nationaal Historisch Museum anders geregeld worden dan voor andere musea? Wat doet het kabinet met aanbeveling 23 om met de publieke omroepen afspraken te maken om de nationale geschiedenis op de tv te brengen?

De heer Van Leeuwen (SP) complimenteert de Canoncommissie met de canon. De canon is een uitgelezen kans om de inhoud van het vak geschiedenis te verdiepen en te versterken. Drempels die dit proces tegenhouden moeten worden verwijderd. Hij merkt op dat de politiek faciliteert en zich zo min mogelijk moet bemoeien met de inhoudelijke keuzes. De canon hoort in de kerndoelen. Dit moet echter gebeuren in nauw overleg met de scholen. Hij steunt de keuze van het kabinet om de canon pas in het schooljaar 2009–2010 verplicht te stellen, omdat hierdoor de tien tijdvakken van De Rooij en de canon zorgvuldig aan elkaar verbonden kunnen worden. Volgens het Instituut voor Geschiedenisdidactiek komt er veel op de leerlingen af. 50 vensters van de canon moeten in een paar jaar worden behandeld. De canon en de in de kerndoelen vastgelegde tien tijdvakken moeten tot hun recht komen. Bestaat het risico van een overladen programma? Hoe staat het met de uitwerking van de 1040 urennorm? Wie zullen zich bezighouden met de uitwerking van de canon in de kerndoelen en hoe worden de leraren in de scholen en culturele instellingen daarbij betrokken? De scholen krijgen in 2009–2010 geld om schoolboeken aan te schaffen. In hoeverre is er financiële ruimte voor de scholen die de oude methode nog niet hebben afgeschreven om nieuwe geschiedenismethodes aan te schaffen? Volgens de heer Van Leeuwen is het zinvol, gelet op versterking van de vakinhoud, om leraren kwalitatief goede nascholing aan te bieden op hogescholen en universiteiten. Het heeft ook zin om een leraar extra tijd te geven, zich inhoudelijk voor te bereiden om didactische vormen uit te wisselen met collega’s. Uit onderzoek van de Algemene Onderwijsbond blijkt dat 4 van de 10 leraren in het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs van hun directie niet de benodigde cursus of opleiding mogen volgen. De urennorm van 1040 wordt in 21% van de gevallen gezien als oorzaak van de weigering. Hoe wordt dit probleem opgelost?

Vakdidactici en leraren vragen zich af hoe de vensters in een paar jaar tijd in het programma kunnen worden geïntegreerd. Bij het vmbo duurt de onderbouw twee jaar. Daar moeten de vensters worden geïntegreerd in het leergebied mens en maatschappij en het vak Nederlands. De canon is een mooi idee maar mag geen keurslijf worden. Er mag geen theoretische verzwaring van het vak optreden. Is de minister het hiermee eens? Hoe worden de mensen die in deze doelgroep lesgeven hierbij betrokken?

De minister stelt middelen beschikbaar voor het Programmafonds cultuurparticipatie waarmee culturele instellingen de canon op aantrekkelijke wijze kunnen presenteren. Het aanbod is gericht op het onderwijs. De Stichting entoen.nu bewaakt de samenhang tussen de initiatieven. Culturele instellingen moeten aansluiting bij de canon zoeken vanuit hun eigen inhoudelijke afweging en passend binnen de culturele taak of programma. Ook hier mag de canon geen keurslijf worden voor culturele of artistieke producties. Zijn de middelen die aan het programmafonds beschikbaar zijn gesteld specifiek voor dit doel bestemd? Om welk bedrag gaat het en geldt aansluiting bij de canon als een subsidievoorwaarde? Is het logisch dat culturele initiatieven die speciaal voor het onderwijs ontwikkeld worden ook vanuit de Onderwijsbegroting worden gefinancierd? De heer Van Leeuwen is er voor dat in het wetsvoorstel de canon genoemd wordt en niet de vensters. Het is onmogelijk om bij iedere wijziging van een venster een wetswijziging door te voeren.

De heer Voordewind (ChristenUnie) heeft waardering voor het werk van de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon en het eindresultaat daarvan. Het is niet eenvoudig om het verleden weer te geven in 50 vensters, getuige de vele amendementen op het conceptcanon. Hij laat de verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke keuzes aan de commissie over. De canon is in de eerste plaats bedoeld voor leerlingen van 8 tot 14 jaar, reden waarom hiermee voorzichtig moet worden omgegaan als hulpmiddel voor andere doeleinden dan het onderwijs aan deze doelgroep. De canon kan het collectieve geheugen van het land weerspiegelen, maar nooit de identiteit daarvan. Dit geldt nog sterker nu bij de selectie van de vensters, onder andere didactische overwegingen ook een rol hebben gespeeld. Wordt door het aanbieden van de canon bij de uitreiking van het inburgeringsdiploma of bij naturalisatie te veel de link gelegd tussen canon en nationale identiteit? Invoering van de canon is goed, maar scholen moeten de ruimte houden om bij de behandeling van de canon en de verschillende vensters hun eigen accent te leggen. Wil de bewindsman dit bevestigen? De heer Voordewind is er niet van overtuigd dat invoering van de canon via de kerndoelen in de wet moet worden vastgelegd. Hij is voorstander van een advies op dit punt aan het onderwijs. Hoe lossen de bewindslieden met betrekking tot de inburgering de bestaande spanning op tussen het gebruik van de canon en nationale identiteit?

De heer Van der Vlies (SGP) zegt dat de verleiding groot is om over de inhoud van de canon te spreken, maar dat de Kamer hierbij geen rol heeft. Wel vraagt hij zich af hoe de 50 vensters gespreid zijn over alle tijdvakken, maar hij vindt het een goede gedachte om het onderwijs op dit terrein te versterken. Bij dit gemeenschappelijke raamwerk is de vraag cruciaal hoe er ruimte blijft bestaan voor scholen om een eigen invulling te geven, zeker nu overwogen wordt om de canon in de kerndoelen op te nemen. De heer Van der Vlies kiest voor een aanbeveling in plaats van voor een verplichting, zoals ook wordt gedaan bij andere onderdelen van kerndoelen. Wil de bewindsman hierop ingaan?

In de meeste gevallen zitten de vensters al in het bestaande lesmateriaal. Het gaat om het verhaal, de attitude en de confrontatie. Waarom zijn dan toch nascholingscursussen nodig? Wat is het bereik daarvan voor de docenten? Het is goed dat een plaats wordt ingeruimd voor de cultuursector, maar men moet niet rigide willen heersen over de eigen inzichten en prioriteiten van scholen. Voor de basisscholen wordt een pilot opgezet over de vervoerskosten en -mogelijkheden, maar de doelgroep van de canon is jongeren van 8 tot 14 jaar. Daar zit spanning, omdat ook de eerste fase van het voortgezet onderwijs hierbij betrokken wordt. Wil de minister hierop reageren? Is een uitbreiding mogelijk?

Nadat een inburgeringscursus met goed gevolg is afgelegd, krijgen de kandidaten een exemplaar van de canon. Speelt de canon niet al eerder een rol van betekenis? Kunnen de bewindslieden ingaan op een herziening van de canon die toch van tijd tot tijd nodig zal zijn? Bij de verankering in de wet moet gelet worden op de traditie van de kerndoelen. Die moeten richtinggevend zijn, in een zekere mate binden, er moet op getoetst worden en ze moeten globaal blijven. Het is goed om naar de canon te verwijzen, maar niet om de 50 vensters te expliciteren binnen de kerndoelen. Dan komt men in de verleiding om de AMvB om te buigen naar wetgeving.

Antwoord van de bewindslieden

De minister waardeert de wijze waarop de commissie-Van Oostrom de canon heeft voorbereid. Het voorstel voor een periodieke herziening neemt de bewindsman over. Voor de precieze plaats van de canon en de manier waarop deze zich verhoudt tot de nationale identiteit wil de regering haar eigen invulling kiezen. De commissie, bestaande uit historici, is uitgenodigd om de canon te maken. Wellicht zijn impliciet politieke keuzes gemaakt, maar de politiek moet daarvan wegblijven. De politiek moet bepalen hoe de canon moet worden geplaatst in het onderwijs en in de cultuuropvatting.

De canon is enthousiast ontvangen, onder anderen door geschiedenisleraren. Het canoniseren van kennis is onderdeel van de behoefte om meer houvast te bieden bij het antwoord op de vraag wat de kinderen moeten kennen en kunnen; er wordt meer structuur geboden.

Bij de discussie over identiteit speelt de geschiedenis – de manier waarop men zichzelf ziet – een rol. Men kijkt terug in de tijd en wat nabij is wordt groter gezien dan wat veraf is. Het is logisch dat er over de 1000 jaar middeleeuwen minder vensters zijn dan over de recente geschiedenis. De historici hebben echter 10 vensters aan de Gouden Eeuw besteed; kennelijk heeft men dat in hogere mate bepalend geacht voor wie men nu is dan de eeuw die daarop volgde.

De overheid schrijft niet voor wat identiteit is. Wel schrijft zij voor dat in het onderwijs aandacht wordt besteed aan de geschiedenis. De bewindsman onderschrijft het standpunt van de commissie-Van Oostrom dat er niets tegen een canon is die een beschaafde vorm van Nederlanderschap en zelfbewustzijn schraagt, mits dat gevoel gelijke tred houdt met een doorleefd beeld van de betrekkelijkheid daarvan plus kennis van de zwarte bladzijden in het geschiedenisverhaal van Nederland. Hoogte- en dieptepunten vormen tezamen bakens in de cultuurgeschiedenis van het land dat gezamenlijk wordt bewoond. Gedeelde kennis daarvan is stellig gewenst en draagt bij tot verantwoord burgerschap.

Verheffing van de canon tot kerndoelen van het onderwijs betekent niet automatisch dat punt voor punt politiek een akkoord gegeven moet worden met de inhoud daarvan. Als de canon, gelet op de manier waarop deze tot stand is gekomen, geaccepteerd wordt als een verantwoord en evenwichtig beeld, kan besloten worden deze in het kader van de kerndoelen aan de scholen aan te reiken. De scholen behouden echter de ruimte om onderwerpen vanuit hun eigen opvatting te behandelen. Door het opnemen van de 50 vensters in de wetgeving worden de al bestaande kerndoelen fijnmaziger gemaakt. Hierdoor wordt meer nadruk op de geschiedenis gelegd en krijgt een aantal onderwerpen meer invulling. In het onderwijs ervaart men dit als een grote ondersteuning. Over de precieze verankering in de regelgeving krijgt de Kamer nog voorstellen. Bij behandeling daarvan kan een keuze worden gemaakt tussen het noemen van alle 50 vensters of een verwijzing naar het totale pakket. Als technische oplossing noemt de minister een verwijzing naar de canon, bestaande uit 50 vensters, zoals die elke vijf jaar door een onafhankelijke commissie wordt vastgesteld. De bewindsman roept op om deze structuur in het onderwijs aan te brengen, inclusief het doel dat de canon behandeld moet worden, maar tevens ruimte te bieden aan de wijze waarop dit gebeurt. Op deze manier wordt vermeden dat van overheidswege een mening over een gebeurtenis wordt gegeven.

Andere vakken worden niet gecanoniseerd. Voor rekenen en taal verwijst de bewindsman naar het recent uitgebrachte advies over de doorlopende leerlijn. Hiermee wordt een focus in de programma’s van de scholen aangebracht. Daarnaast is, vanuit de Kamer geïnitieerd, het initiatief genomen voor de canon. De bewindsman meent dat het daarbij, voor wat het onderwijs en de kerndoelen betreft, mag blijven. Het gegeven dat voor aardrijkskunde of andere vakken geen canon wordt gemaakt, verantwoordt de minister door erop te wijzen dat kennis van de eigen geschiedenis meer bepalend is voor wie men is, dan de wetenschap waar bijvoorbeeld Enschede ligt.

De provincies en gemeenten spelen nu een actieve rol bij de «karavaan» die de vier grote steden en de provincies bezoekt. In het kader van de initiatieven voor het Fonds Cultuurparticipatie verwacht de bewindsman veel reacties van de lokale overheden. Een van de middelen om aan de canon bekendheid te geven is een wandkaart met tijdbalk die in de klassen kan worden opgehangen. In samenwerking met vervoersmaatschappijen en provincies wordt op een paar plaatsen een pilot gestart om leerlingen tegen een lager tarief naar musea te vervoeren. De gedachte hierachter is dat hierdoor een drempel voor het bezoeken van musea kan worden verlaagd. Medio 2008 wordt deze pilot geëvalueerd. IdtV Docs maakt van elk venster korte educlips, filmpjes, die voor het onderwijs interessant zijn. NOT/Teleac maakt beeldmateriaal en leraren kunnen terecht op Teleblik.nl waar leerlingen bronnenmateriaal kunnen vinden. Naar verluidt is de NCRV bezig met een eigen initiatief om de canon als uitgangspunt te nemen voor tv-programma’s.

Het Fonds Cultuurparticipatie beschikt over 22 mln. binnen dit budget. De minister zal het Fonds Cultuurparticipatie enerzijds instructies geven om ruimte te maken voor de initiatieven op het gebied van de canon van de Nederlandse geschiedenis, maar wil dit anderzijds vraaggestuurd laten verlopen. De bewindsman is tegen het vooraf oormerken van gelden. Hij wil eerst bezien wat er uit het veld komt.

Ingaande op de rol van de canon bij de inburgering merkt de minister op dat er experimenten zijn geweest met het overhandigen van de bestaande canon samen met de collega van WWI, maar dat dit geen succes was. De geste vond men aardig, maar het is te moeilijk voor deze groep. Omdat men dit toch wil voortzetten, wordt momenteel gezocht naar een vorm met eenvoudiger taal en minder detaillering.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart zegt dat de canon, na vertaling in de kerndoelen, automatisch valt onder de bekwaamheidseisen van leraren, die naast vakinhoudelijke en didactische competenties maatgevend zijn voor het bijhouden van het vak geschiedenis door leraren. In 2009–2010 zal de canon een verplicht onderdeel zijn van het curriculum. Overigens wordt al geruime tijd aandacht aan deze thema’s gegeven. De geschiedenisleraar móét ze kennen, maar het is relevant te weten hoe ze straks in de praktijk worden vertaald. De SLO (Stichting Leerplanontwikkeling), het Instituut voor geschiedenisdidactiek en de Lerarenvereniging geschiedenis ontwikkelen cursussen ter ondersteuning van de leraren. OCW betaalt de ontwikkelingskosten van de cursussen, mede om extra support aan de leraren te geven. Deelname wordt door de scholen betaald. Recent is een bedrag van 100 mln. via een professionaliseringsconvenant beschikbaar gesteld. Ook diverse culturele instellingen zijn hierbij betrokken. Er zijn clips ontwikkeld waardoor de vensters aantrekkelijk gepresenteerd worden. Ook de poster draagt bij aan een bespreking van de thema’s. In de canon zitten literatuurverwijzingen zodat men zelf kan bijhouden.

De 1040 urennorm en de implementatie van de canon moeten op schoolniveau met elkaar verenigd worden. Dit is mogelijk, gelet op het feit dat er in de cao sprake was tot 2006 van een maximum van 750 lesklokuren, waarbij veel andere uren overblijven. Het is aan de school en niet aan de overheid om die taakuren, waar 10% studie scholing en studie in zat, in overleg met de medezeggenschapsraad te verdelen over de andere taken die naast het primaire proces ook moeten worden uitgevoerd. De 1040 urennorm is geen nieuw beleid; de norm is al lang geleden wettelijk ingepast.

In de onderbouw vmbo moet een aantal punten die in de kerndoelen zijn vastgelegd, worden gerealiseerd. De vmbo-docent zal aan de 50 vensters aandacht besteden waarbij gelet zal worden op de differentiatie bij dit schooltype. De leerkrachten krijgen via de cursussen de gelegenheid om hun kennis op dat vlak op te frissen. Bij het voortgezet onderwijs gaat het meer om verdieping. De grote slag moet echter in het basisonderwijs in vier jaar tijd gemaakt worden.

Staatssecretaris Dijksma zegt dat met de huidige kerndoelen weliswaar de lesstof voorgeschreven wordt, maar dat dit niet geldt voor de manier waarop les gegeven wordt. Het is duidelijk dat de canon als lesstof wordt vastgesteld, maar er moet ruimte zijn voor een eigen invulling door de docent. Met de onderwijsorganisaties is de invoeringsdatum besproken. Vanaf het schooljaar 2008–2009 wordt het gebruik van de canon in het onderwijs ondersteund. Het materiaal is vanaf dit schooljaar beschikbaar. In het schooljaar 2009–2010 wordt de canon in de kerndoelen ondergebracht. Vanaf dat moment zal de Inspectie hierop toezien. De tien tijdvakken van De Rooij geven een globale aanduiding van de lesstof die nu al gegeven wordt. Samen met de 50 vensters ontstaat een preciezere invulling van wat nu al in de kerndoelen staat. Voor het primair onderwijs geldt een overgangstermijn van twee jaar. Tot 1 augustus 2011 heeft men de ruimte om het gebruik van de canon in het onderwijs te laten indalen. Voor het voortgezet onderwijs geldt een overgangstermijn van een jaar. Daar zal men vanaf 1 augustus 2010 het nieuwe kerndoel hanteren. De leerlingen krijgen zes jaar les in de 50 vensters. Het is niet de vraag om hieraan meer uren te besteden. Wel ontstaat de mogelijkheid om een focus aan te brengen in wat men de leerlingen wil bijbrengen.

De canon wordt opgenomen in een nieuw kerndoel 53 voor het primair onderwijs en een nieuw kerndoel, 37A, voor het voortgezet onderwijs. De 50 vensters worden als uitgangspunt genomen met inachtneming van de ruimte om daaraan een eigen invulling te geven. Deelname aan een on line canontoets, te ontwikkelen door het Cito om de voortgang te bezien bij de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs, is vrijwillig. De vorige minister van OCW heeft met grote instemming van de Kamer de commissie de opdracht voor deze canon gegeven, met als uitgangspunt dat hieraan uitvoering wordt gegeven. Hier vloeit een discussie uit voort hoe het onderwijs duidelijk wordt gemaakt dat Kamer en regering deze canon belangrijk vinden. De bewindslieden kiezen er nadrukkelijk voor, dit in de kerndoelen vast te leggen. Zij geven daarmee echter niet aan op welke wijze de docent die kerndoelen onderwijst. Via de 50 vensters wordt de leerlingen duidelijk wat zij moeten kennen en kunnen. De Raad van State zal om advies worden gevraagd over de AMvB en daarna vindt een voorhangprocedure van de algemene maatregel van bestuur plaats bij de Tweede en de Eerste Kamer. De bewindsvrouw hoopt dat zij de Kamer voor de zomer een tekstvoorstel voor de wijze van verankering van de canon in de kerndoelen kan toezenden. Na invoering bestaat na een periode van vijf jaar een mogelijkheid tot herziening, echter pas na raadpleging van een commissie van wijzen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van de Camp

Waarnemend griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van Erp


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Bommel (SP), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Peters (GroenLinks).

Naar boven