31 200 VII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2008

nr. 58
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2008

In het kader van de begrotingsbehandeling Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is door uw Kamer een motie van het lid Bilder aangenomen1.

De motie overweegt dat ook zou moeten worden voorzien in tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers die als militair door de Nederlandse regering worden uitgezonden in het kader van vredesmissies. De regering wordt verzocht om voorstellen te doen om de regeling voor tijdelijke vervanging van leden van provinciale staten en gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte uit te breiden met uitzending in het kader van een vredesmissie.

Naar aanleiding daarvan vraag ik uw aandacht voor het volgende.

In oktober 2006 is een regeling in werking getreden die ziet op de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers bij zwangerschap, bevalling en ziekte. Voor deze regeling diende de Grondwet te worden gewijzigd. In de Grondwet is nu bepaald dat de wet de tijdelijke vervanging regelt van leden van de Tweede Kamer, de Eerste Kamer, provinciale staten en gemeenteraden bij zwangerschap, bevalling en ziekte2.

Bij de voorbereidende wetsbehandelingen is ook aan de orde geweest of naast bevalling en zwangerschap niet meerdere vervangingsgronden zouden moeten worden opgenomen. De vraag was of de regeling bijvoorbeeld niet ook zou moeten gelden voor volksvertegenwoordigers die een kind adopteren of voor ouderschapsverlof3. Reeds bij een eerder voorstel, dat in 1993 werd ingediend, deed deze discussie zich voor en werd de vraag opgeworpen of er naast bevalling en zwangerschap niet meerdere vervangingsgronden in de wet zouden moeten worden opgenomen. Genoemd werden langdurige ziekte en verblijf buitenslands. Door de regering is in de uiteindelijke regeling tegemoet gekomen aan het destijds aangevoerde bezwaar dat het vorige voorstel te beperkt was. Gekozen is voor een uitbreiding van de mogelijkheid tot tijdelijke vervanging wegens langdurige ziekte.

Overwogen werd dat toevoeging van andere modaliteiten zou betekenen dat de regeling een te breed karakter krijgt. Het voortdurend tijdelijk aan- en aftreden van volksvertegenwoordigers zou de kenbaarheid en herkenbaarheid van vertegenwoordigende organen niet ten goede komen. Om die reden is de mogelijkheid tot vervanging beperkt tot zwangerschap, bevalling en langdurige ziekte.

De uitgangspunten die aan deze beperkte regeling ten grondslag liggen, worden door het huidige kabinet onderschreven. Het ambt van volksvertegenwoordiger draagt een persoonlijk karakter. Alleen in bijzondere gevallen moet een uitzondering worden gemaakt op het in de Grondwet verankerde gesloten systeem van verkiezingen.

De regeling waartoe de motie Bilder verzoekt, vereist een wijziging van de Grondwet. Dat roept dan opnieuw de vraag op naar de reikwijdte van de vervangingsregeling. Het Kabinet heeft uiteraard grote waardering voor de militairen die voor vredesmissies worden uitgezonden en in vaak moeilijke omstandigheden hun werk verrichten. Daarmee is echter nog niet gezegd dat voor deze specifieke gevallen van verblijf in het buitenland een grondwettelijke voorziening tot vervanging als volksvertegenwoordiger dient te worden getroffen. De vraag is hoe deze vervangingsgrond zich zou verhouden tot de gevallen waarover in het verleden is beraadslaagd en tot andere gevallen die zich mogelijk in de toekomst zullen voordoen en tot discussie leiden. Gelet op het bovenstaande is het Kabinet niet overtuigd van de wenselijkheid de Grondwet op dit punt aan te passen. Voor het naar verwachting uitzonderlijke geval dat een raads- of statenlid voor een vredesmissie wordt uitgezonden, zijn praktische oplossingen voor de periode van afwezigheid mijns inziens toereikend.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Kamerstukken 31 200 VII, nr. 3.

XNoot
2

Artikelen 57a en 129, derde lid, Grondwet.

XNoot
3

Kamerstukken 28 051, nr. 5.

Naar boven