31 200 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2008

nr. 85
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG (EERSTE TERMIJN)

Vastgesteld 20 november 2007

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 4 oktober 2007 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Justitie over:

– de brief d.d. 14 december 2006 inzake de kabinetsreactie op de Evaluatie van de partiële wijziging in de zedelijkheidswetgeving en de toekomstige bestrijding van kinderpornografie op het internet (30 800 VI, nr. 37);

– de brief d.d. 16 juli 2007 inzake vragen en antwoorden op commissievragen over bovengenoemde brief (30 800 VI, nr. 120);

– de reactie van de minister op het rapport «Wat we niet zien, dat is er niet» van Terre des Hommes over de vervolging van kindersekstoeristen (31 200 VI, nr. 7H);

– de brief van de minister over de uitvoering van de motie-Arib c.s. over een onderzoek naar de aard en omvang van seksueel misbruik van kinderen van Marokkaanse afkomst (31 200 VI, nr. 15).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Gerkens (SP) uit kritiek op de trage gang van zaken. Seksueel geweld tegen kinderen is één van de ergste vormen van geweld in de samenleving. Daarom moeten snel stappen vooruit worden gezet.

Door internet heeft seksueel geweld tegen kinderen een enorme vlucht genomen en is seks met kinderen gemakkelijk en overal te vinden. Dit verschijnsel moet worden aangepakt vanuit het nationaal gevoel voor onrecht en niet alleen vanwege de Europese cybercrimeregels. De steeds veranderende digitale omgeving vraagt erom dat men alert blijft en een vooruitziende blik heeft. Wat is overigens de reden dat het prijzenswaardige initiatief van het Openbaar Ministerie (OM) om seksuele handelingen met kinderen op Second Life te vervolgen niet is gelukt?

Het is verheugend dat er thans een Kamermeerderheid is voor het blokkeren van kinderpornosites. Wil de minister zorgen voor een juridisch kader hiervoor?

De omschrijving van kennelijke leeftijd van 18 jaar blijkt in de praktijk problematisch. In zaken met pubers van 13 tot 18 jaar komt het vaak niet eens tot een veroordeling omdat de leeftijd moeilijk is aan te tonen. Daar maakt de industrie gretig gebruik van. Vooral meisjes uit de Oost-Europese landen krijgen schimmige contracten voor weinig geld aangeboden, maken een filmpje en geven alle rechten weg zonder te beseffen dat er via internet miljoenen aan verdiend worden. Dit is uitbuiting en zou moeten vallen onder de Prostitutiewet. De bewijslast zou moeten worden omgekeerd: laat de aanbieders van de porno bewijzen dat alle modellen 18 jaar zijn. Kan overigens ook iets gedaan worden aan de evenredigheid van de betaling ten opzichte van de dienst?

Ondanks een uitbreiding van het KLPD-team voor de opsporing van seksueel geweld blijven toch nog zaken liggen, vooral in de regio’s. De voornaamste oorzaak daarvoor lijkt te zijn dat seksueel geweld tegen kinderen geen topprioriteit heeft. Waarom zijn er geen cijfers over het aantal opgeloste zaken, het aantal digitale rechercheurs en het aantal regio’s met een team voor bestrijding van kinderporno? Hoe kan men dit fenomeen bestrijden als er geen overzicht is van wat er in het land op dit gebied gebeurt? Een monitor waarin de korpsen onderling worden vergeleken, kan een goed instrument zijn en positief uitwerken op de inzet en samenwerking van de teams. Die maakt het voor de Kamer ook mogelijk om haar controlerende taak uit te oefenen. Wat doet de minister om meer menskracht vrij te maken voor opsporing en identificatie van slachtoffers van seksueel geweld?

Kan de minister duidelijker aangeven hoe hij grooming wil aanpakken? Nu wordt pas ingegrepen als het te laat is, namelijk als het kind al verleid is. Is de minister bereid een taskforce op te richten die samen met het programma voor cybercrime aanbevelingen doet om internet veiliger te maken voor de jeugd?

Het aantal meldingen bij het Meldpunt Kinderporno neemt toe, de slachtoffers worden jonger en de beelden steeds gewelddadiger. Wordt het geen tijd om het kijken op afstand ook strafbaar te stellen? Is het juist dat een verdachte niet vervolgd kan worden wanneer alleen sporen van materiaal te vinden zijn op de computer? Kan dat ook worden aangepakt? Kan ten slotte voor een gehele kabinetsperiode de subsidie voor het Meldpunt worden vastgelegd, zodat het er niet elk jaar om hoeft te bedelen?

Het eisen van een hogere strafmaat voor downloads is bij een eerste rechtszaak al mislukt. Is het geen tijd voor deskundigheidsbevordering bij de rechterlijke macht, het OM en de politie? Volgens recent Engels onderzoek pleegt twee derde van de downloaders ook seksuele delicten met kinderen. Wil de minister bevorderen dat de rechters een deel van het materiaal kunnen inzien, opdat zij beter weten waar het over gaat en in de praktijk hogere straffen worden opgelegd?

Anderhalf jaar geleden was er een Kamermeerderheid voor de Financial Coalition Against Child Pornography. De minister zou bekijken hoe een dergelijk initiatief in Nederland kan worden opgezet. Wat is daarmee gebeurd?

Op het gebied van kindersekstoerisme kan er meer worden gedaan. Het aantal zaken na de gewijzigde wetgeving is op één hand te tellen. Het is onbegrijpelijk dat reizigers naar risicolanden niet worden geïnformeerd over wat daar gebeurt. Is de minister bereid om met de reissector in overleg te treden over een code of conduct op dit terrein? Moeten niet meer liaisonofficieren worden uitgezonden om met de lokale autoriteiten samen te werken? Dit jaar krijgen douanebeambten een training in het herkennen van kindersekstoeristen. Het is wenselijk om dit voort te zetten, want het is nodig dat kindersekstoeristen gecontroleerd worden.

Waar blijft overigens de multisectorale aanpak, die al in december 2006 is beloofd?

Kan de minister toezeggen dat er een actualisering komt van de nationale aanpak kinderporno en een jaarlijkse voortgangsrapportage?

Mevrouw Arib (PvdA) constateert dat na de wijziging van de wetgeving inzake kinderporno een aantal knelpunten is verminderd of weggenomen. Er zijn nog wel knelpunten, vooral op organisatorisch en strafvorderlijk gebied. De digitalisering en verspreidingsmogelijkheden via internet hebben een enorme vlucht genomen. Het bezit is grootschaliger en de aard van het materiaal is ernstiger dan zo’n tien jaar geleden. Door de toename van porno via internet, de technische ontwikkelingen en de internationalisering wordt het steeds moeilijker om bronnen aan te pakken of bewijslast rond te krijgen. Dat is echter geen reden om afwachtend te zijn. De overheid moet het signaal afgeven dat seksueel misbruik een ernstig delict is en alles op alles zetten om het te bestrijden. Ondanks de inspanningen van de minister is de algemene indruk dat de overheid te terughoudend is. De wetgeving is aangescherpt, maar nog niet genoeg.

De straffen voor bezit, productie en verspreiding van kinderporno zijn nog steeds veel te laag. Zedendelinquenten die zich aan kinderen vergrijpen, komen er nog steeds met een taakstraf van af. De minister ontkent dat de straffen te laag zijn, maar geeft daarvoor geen feitelijke onderbouwing. Kan een onderzoek hiernaar worden ingesteld?

Jaarlijks blijven tientallen of nog meer dossiers bij de politie op de plank liggen vanwege een andere prioriteitsstelling. Heeft dit inderdaad te maken met een tekort aan digitale rechercheurs en menskracht bij de zedenafdeling? Zo ja, kan de minister voor de begrotingsbehandeling met cijfers komen? Het aantal zaken bij het openbaar ministerie is met 20% gedaald, terwijl het aantal gevallen van nieuw materiaal met kinderporno toeneemt. De antwoorden op schriftelijke vragen hierover zijn niet overtuigend en gaan ook niet in op de ernstige signalen die iemand van de KLPD heeft gegeven.

Het Meldpunt Kinderporno krijgt met grote regelmaat meldingen over dezelfde websites die straffeloos op internet blijven staan. Behalve UPC zijn de internetproviders niet bereid om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te dragen. Providers die niet meewerken aan filteren van kinderporno, keuren seksueel misbruik goed. Allerlei richtlijnen maken het kennelijk moeilijk om websites te blokkeren. Wil de minister concreet actie ondernemen en alle juridische mogelijkheden gebruiken om zo snel mogelijk te komen tot blokkering van websites?

Waar ligt de grens bij strafbaarheid van virtuele kinderporno? Hoe lastig is het om dit juridisch aan te pakken?

Investeren in preventie ter voorkoming van seksueel geweld verdient steun. Iedereen kan zich nog steeds aanmelden bij sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties, scouting zonder dat navraag wordt gedaan over iemands verleden. Is de minister bereid alsnog een verklaring omtrent gedrag verplicht te stellen voor alle instellingen waar met jeugdigen wordt gewerkt?

Van seksueel misbruik van kinderen binnen instellingen, bijvoorbeeld in de gehandicaptensector of de jeugdinstellingen, wordt vaak geen aangifte gedaan. Het wordt vaak afgedaan als een incident uit angst voor slechte publiciteit. Het doen van aangifte ligt vaak aan de bereidheid van het management of de directie. Hoe denkt de minister over een wettelijke meldplicht van seksueel misbruik voor alle instellingen waar jeugdigen verblijven? Waarom geldt een dergelijke plicht wel in het onderwijs, maar niet voor voorzieningen voor jeugdigen?

Het onderzoek naar seksueel misbruik onder Marokkaanse kinderen wordt meegenomen in een breed onderzoek van het WODC, dat tot eind 2008 zal duren. Het probleem speelt al heel lang. De Marokkaanse gemeenschap is zeker bereid om mee te werken aan het onderzoek. Kan dit onderzoek sneller worden uitgevoerd? Wil de minister toezeggen dat het niet in breder verband wordt gedaan, maar gericht is op de Marokkaanse jongeren en dat de Kamer daarover zo snel mogelijk iets hoort?

De reactie op het rapport van Terre des Hommes is teleurstellend. De teneur is dat het heel lastig is om het aan te pakken. Het rapport gaat over Cambodja, maar staat symbool voor alle arme landen waar misbruik wordt gemaakt van armoede om kinderen te misbruiken. Onduidelijk is hoeveel daders ongestraft rondlopen, terwijl de wetgeving het wel mogelijk maakt de daders ook hier te vervolgen. Het gaat niet alleen om gevallen waarin de bewijsvoering moeilijk is; ook als er bewijs is, komen daders te gemakkelijk weg. In Brazilië hebben Nederlanders die betrokken waren bij een misbruikzaak, een noodpaspoort gekregen van de ambassade. Onbekend is of zij in Nederland zijn vervolgd, terwijl er wel bewijs was. Wil de minister komen met een plan van aanpak voor sekstoerisme, waarin hij ook ingaat op de rol van de ambassades in die landen, de training van de politie en de internationale samenwerking?

Mevrouw Arib sluit zich aan bij de vragen over strafbaarstelling van grooming. Hoe staat het met het verdrag waarmee de Raad van Europa bezig is?

Zij ziet ook graag een actualisering van het nationaal actieplan voor aanpak van seksueel misbruik van kinderen tegemoet.

De laatste tijd komt het voor dat burgers die ontzettend boos zijn dat een ex-zedendelinquent in hun buurt komt wonen, het recht in eigen hand nemen en foto’s en postcodes van hen publiceren. Mevrouw Arib is voorstander van het informeren van de burgemeester over de terugkeer van ex-zedendelinquenten, zodat deze tijdig hulpverlening kan organiseren en kan nagaan of een ex-zedendelinquent in een buurt komt te wonen waar zijn slachtoffers rondlopen.

De heer Teeven (VVD) vindt het tempo bij de aanpak van misbruik van kinderen te traag. Hopelijk gaat het OM voortvarend aan de gang met de nieuwe richtlijn opsporing en vervolging zedenmisdrijven, die dankzij de motie-Weekers tot stand is gekomen.

Bij werkbezoeken is gebleken dat vier regiokorpsen en de KLPD de zaken goed op orde hebben en dat andere korpsen nog bezig zijn het wiel uit te vinden. De heer Teeven is niet tegen het idee van een korpsmonitor, maar ziet meer in een nationale coördinator die bekijkt hoe de 26 korpsen op hetzelfde niveau kunnen worden gebracht.

In de opsporing zijn er nog steeds privacybelemmeringen bij het uitwisselen van gegevens tussen de politie en private instanties. Wil de minister voortvarend te werk gaan bij het wegnemen van regels die de privacy van vermoedelijke daders beschermen, maar heel weinig rekening houden met de slachtoffers? Aangezien afbeeldingen over 30 jaar ook nog op het internet rondgaan, blijven slachtoffers een heel leven slachtoffer.

Is het juist dat filteren en blokkeren van websites technisch niet 100% sluitend is? Zo ja, dan moet ook gezocht worden naar andere oplossingen. Men moet niet bij het publiek de indruk wekken dat blokkeren via providers hét middel is en een grote bijdrage levert aan het bestrijden van kinderporno, als dit niet zo is. Bij een maatregel als blokkeren zouden de kosten voor de providers overigens ook niet de belangrijkste overweging mogen zijn.

Wanneer komt de minister met de toegezegde wetgeving inzake chatten en grooming? Via chatten kinderen uitnodigen voor seksafspraken valt onder het voorbereiden van misdrijven en zou strafbaar moeten zijn. Komt er een wijziging van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht? Worden alle misdrijven die te maken hebben met kinderen, opgenomen in artikel 46 of denkt de minister aan een andere wetstechnische oplossing?

De straffen die het Openbaar Ministerie eist en die de rechters opleggen, zijn veel te laag. Het is onbegrijpelijk dat daders die betrokken zijn bij de productie van kinderpornografisch materiaal wegkomen met een taakstraf. Is de minister bereid om iets aan de rekwireerrichtlijnen te doen? Is de bandbreedte voor rechters bij de straftoemeting niet te groot? Naast de eis en het vonnis gaat het ook om de presentatie van de zaak door de officier van justitie ter zitting bij de meervoudige kamer. Is het niet beter om naast het presenteren van het proces-verbaal de media, de aanwezigen en de rechter te confronteren met het materiaal dat wordt geproduceerd? In dit soort zaken is het ook belangrijk om te scoren op het vonnis. Als de maatschappij naar aanleiding van berichtgeving in de media over dit soort zaken aangeeft dat de straffen te laag zijn, komt er misschien wat druk op de rechters die dit soort vonnissen wijzen.

Bij kinderporno is snel een onderzoek nodig opdat de politie kan achterhalen waar materiaal vandaan komt. Een probleem bij de opsporing is dat mensen niet eraan meewerken om een opsporingsonderzoek snel te laten plaatsvinden. Is de minister bereid om na te denken over een verruiming van de onderzoeksbevoegdheid in de zin dat iemand, of het nu een provider, verdachte of medeplichtige is, moet meewerken aan het geven van zijn wachtwoord? Wil de minister ook nadenken over omkering van de bewijslast, zodat de verdachte aantoont dat er geen materiaal op zijn computer staat, als om welke reden dan ook een computer niet digitaal kan worden betreden? Moet een verdachte meewerken aan zijn eigen veroordeling door toegang te geven tot een computer of zegt de minister dat in het kader van de opsporing in de computer wordt gekeken en dat dit niet meewerken is aan een eigen veroordeling?

Hebben de politiekorpsen intussen voldoende digitale expertise in huis? Welke plannen hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken om de achterstand in digitale expertise bij de korpsen waar het nog niet op orde is, in te lopen op de vier korpsen en de KLPD waar het wel op orde is?

De wetgeving op het gebied van seksuele misdrijven in het buitenland is voldoende. Het probleem zit vooral bij de vergaring van het bewijs in andere landen. De verdachten in die landen moeten als getuige worden gehoord. Door een getuigenverklaring bij de politie af te leggen, geven zij ook aan dat zij zelf ergens bij betrokken zijn. In een aantal landen kan dat tot de doodstraf leiden. Meer opsporingsmogelijkheden in het buitenland zal dus niet meer opleveren. Als er aanleiding is om mensen te verdenken van betrokkenheid bij dit soort delicten, moeten marechaussee en douane meer controlebevoegdheden kunnen uitoefenen. Ziet de minister hiertoe mogelijkheden? Die controlebevoegdheden zouden al uitgeoefend moeten kunnen worden bij het uitreizen voordat men tot deze ernstige misdrijven overgaat.

De heer Teeven sluit zich ten slotte aan bij de opmerkingen van de SP-fractie over de subsidie voor het Meldpunt Kinderporno.

De heer Van der Staaij (SGP) verwijst naar de periode van seksuele vrijheid in de jaren zestig. Het besef dat seksuele vrijheid van de een seksuele onvrijheid en zelfs een inbreuk op de lichamelijke integriteit van anderen kan betekenen heeft geleid tot een ingrijpende wijziging van de zedelijkheidswetgeving in 1996. Dit staat ook in de recent aangescherpte richtlijn kinderpornografie. Sinds 1998 wordt gesproken over de strafbaarstelling van het bezit van kinderporno.

De heer Van der Staaij concludeert na lezing van de stukken dat te traag en te afwachtend wordt gereageerd: wachten op verdragswijziging en laten uitkristalliseren van jurisprudentie. De daders zitten echter niet stil. Het bezit van kinderpornografie neemt toe en de aard van het materiaal wordt steeds ernstiger. Het is de uitdaging om ook het wetsartikel digitaalproof te houden en de handhaafbaarheid ervan te behouden. Het beleid is te vaak reactief. Dit debat zou moeten leiden tot een krachtige stimulans voor de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen en kinderpornografie. De heer Van der Staaij noemt vervolgens elf punten die daarin passen.

1. Actualisering van het nationaal actieplan tegen seksueel misbruik van kinderen. In het tot stand brengen ervan is een paar jaar geleden heel veel energie gestoken, maar daarna is het helaas verdwenen. Kinderpornografie, kindersekstoerisme, kinderhandel en kinderprostitutie zouden in samenhang, preventief en repressief, moeten worden bekeken. Is een rapporteur die de zaak in de gaten houdt en coördineert, een goed idee?

2. Versterking van de digitale opsporingscapaciteit en deskundigheid bij politie en OM. Het is bedroevend dat complexe zedenzaken niet uitgerechercheerd worden omdat de capaciteit niet toereikend is. Wat gaat de minister daaraan doen? De heer Van der Staaij sluit zich aan bij de wensen die collega’s op dit punt al hebben geuit.

3. Vervolging van producenten en pedofiele netwerken. In de richtlijn staat dat dit prioriteit heeft, maar in de praktijk gebeurt het niet en wordt vaak de eindgebruiker aangepakt. De strafvorderlijke en organisatorische knelpunten moeten zo snel mogelijk worden aangepakt. De heer Van der Staaij sluit zich aan bij de suggesties over verruiming van de onderzoeksbevoegdheden.

4. Bestrijden en vervolgen van kinderpornografische afbeeldingen van 16- en 17-jarigen. Daaraan wordt nu geen aandacht besteed. Niet duidelijk is of dit een kwestie is van bewijsvoering of dat de gedachte bestaat dat het op die leeftijd ook vrijwillig kan zijn en dat het de vraag is of optreden daartegen past. Volgens de wet moet worden opgetreden en de vraag is ook of het wel vrijwillig is. Als het puur een kwestie van bewijsvoering is, verdient het de voorkeur om de bewijslast om te keren en de producent en bezitter te laten aantonen dat de afgebeelde persoon ouder is dan 18 jaar.

5. Verplichte filtering van kinderpornosites. Te denken valt aan Oost-Europese sites. De beste oplossing is om die landen te vragen om ze aan te pakken en uit de lucht te halen. Als dat niet lukt, moet worden ingezet op het blokkeren van dergelijke websites. De providers moeten daaraan meewerken en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. De wet zou daartoe aangepast moeten worden.

6. Snelle uitvoering van de motie-Van der Staaij/Rouvoet over het toepassen van de technologische mogelijkheden filteren, blokkeren, afsluiten. Hoe staat het met het onderzoek van het WODC hiernaar?

7. Aanscherpen van het kinderpornoartikel in het Wetboek van Strafrecht. Het strafmaximum zou fors omhoog moeten. In dit verband moet ook aandacht worden besteed aan de strafmaat voor handelingen van volwassenen ten opzichte van kinderen. Daarvoor is eerder een strengere dan soepeler strafmaat nodig. Hoe staat het met de voorstellen van de minister op dit punt? Er is ook een discussie ontstaan over niet-levensechte afbeeldingen. Men moet niet wachten tot de rechtspraktijk is uitgekristalliseerd. Het beste is om de wet hierop aan te passen en aan te scherpen. Aanpassing van de strafmaat in artikel 240 en precisering van de strafbaarstelling van virtuele kinderporno is niet alleen nodig om het bezit van kinderporno strafbaar te stellen, maar ook om het verschaffen van toegang tot en eventueel het bekijken van kinderpornografie strafbaar te stellen. Door het strafbaar stellen van het bekijken van kinderpornografie zouden zaken die nu niet worden gedownload maar waarvoor wel een actieve handeling nodig is, makkelijker kunnen worden aangepakt. Om de mazen in de wet te kunnen aanpakken moet de formulering zo ruim mogelijk zijn.

8. Aanscherping van artikel 248c van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel moet ook van toepassing zijn op toeschouwers van kinderpornografisch optreden via gesloten televisiecircuits of internet. De term «daartoe bestemde gelegenheid» in artikel 248c blijkt in de praktijk tot onduidelijkheid te leiden.

9. Strafbaarstelling van grooming. De heer Van der Staaij sluit zich aan bij vragen die daarover door de andere woordvoerders zijn gesteld.

10. Een krachtige intensivering van de bestrijding van kindersekstoerisme. De beoogde afschrikking heeft nog niet plaatsgevonden en er is geen implementatietraject zichtbaar. Met de mogelijkheden is de afgelopen tijd te weinig gedaan. Dat het lastig is, is geen reden om achterover te leunen. Het aantal liaisonofficieren is de afgelopen jaren gereduceerd. Dit aantal zou juist uitgebreid moeten worden. Er moet een multisectorale aanpak komen. De brief bevat een aantal open einden. Kan de minister binnenkort met een concrete uitwerking komen?

11. Afstemming met de minister voor Jeugd en Gezin om de veiligheid voor kinderen op internet aan de orde te stellen. Ook in de preventieve sfeer moet daaraan de nodige aandacht worden besteed.

De heer De Roon (PVV) constateert tot zijn genoegen dat er steeds meer bereidheid komt om de belangen van slachtoffers, die vaak jarenlang ernstige psychische en andere gevolgen van misbruik ondervinden, zwaarder te laten wegen dan de belangen van daders.

Hij sluit zich aan bij de vragen over het onderzoek van het WODC. Nederland is geen trendsetter op het gebied van filteren van kinderporno. Er zou snel meer duidelijkheid moeten komen of dit een begaanbare weg is voor Nederland.

Een paar providers, UPC en Kliksafe, blokkeren nu al vrijwillig, maar de meeste willen het niet. Misschien is het mogelijk om op de website van het ministerie die providers een pluim op de hoed te steken, zodat het publiek bij zijn keuze van providers daarmee rekening kan houden. Klopt overigens het bericht in RTL Nieuws van 29 augustus 2007 dat de minister providers wil verplichten om te gaan blokkeren? Zo ja, gaat hij daartoe wetgeving opstellen en hoe snel kan de Kamer die verwachten?

Foto- of filmopnamen van seksueel misbruik van kinderen blijven eeuwig op internet rondgaan, waardoor er geen einde komt aan het misbruik. Het Meldpunt Kinderporno geeft in het jaarverslag 2006 aan dat het ontbreekt aan goede behandelvormen voor kinderen die voor pornografie zijn misbruikt. Moet niet worden gezocht naar een passende therapie die hulpverleners kunnen aanreiken? Dat is in het belang van slachtoffers en daar mag de overheid een rol bij spelen.

Volgens de minister is er voldoende capaciteit bij de politie en het OM voor de aanpak van kinderporno en misbruik van kinderen, maar toch blijkt steeds dat er niet genoeg gebeurt en dat zaken blijven liggen. Is het niet beter om bij de politie voor deze zaken mensen vrij te maken, die geen andere zaken ernaast hoeven te doen?

De minister overweegt om het kijken op afstand naar kinderpornografisch materiaal strafbaar te stellen, maar wil de ontwikkelingen in de Raad van Europa afwachten. Waarom moet Nederland wachten op Europa en gaat de minister niet over tot strafbaarstelling?

De heer Van Roon onderschrijft de wens tot actualisering van het nationaal actieplan bestrijding seksueel misbruik, zodat iedereen die met deze materie bezig is, sneller toegang heeft tot de informatie die hij nodig heeft.

Voor daders van seksueel misbruik is heimelijkheid een noodzakelijke voorwaarde om tot de strafbare feiten over te gaan. Die heimelijkheid maakt het mogelijk dat zij het opnieuw doen, ook al zijn zij al een keer berecht en bestraft. Wil de minister nadenken over een publieke affichering van veroordeelde daders van seksuele misdrijven met kinderen? Waarom worden toekomstige veroordeelde daders van pedoseksuele delicten niet op een website publiek bekendgemaakt met naam en foto en het soort feit waarvoor zij zijn veroordeeld? Dat zal hen zwaar aankleven en de vrees ervoor zou hen kunnen weerhouden om dit soort delicten te plegen. Men hoeft ook geen medelijden met de daders te hebben, want hun slachtoffers komen heel veel jaren, zo niet hun hele leven niet van de gevolgen af.

Mevrouw Azough (GroenLinks) constateert dat kinderporno een verborgen kwaad, maar wel een alledaags kwaad is. Soms kunnen de media instrumenteel zijn om de aandacht daarop te vestigen. Een uitzending van Zembla maakte duidelijk dat dit probleem nog te weinig aandacht krijgt bij de overheid en bij de overheidsinstanties die erover gaan.

De evaluatie geeft aan dat de afgelopen jaren goede stappen zijn gezet, ook juridisch. De minister ziet daarin een reden om achterover te leunen en af te wachten wat die stappen verder opleveren in de komende jaren. Het onderzoek van het WODC, de cijfers van de Raad van Hoofdcommissarissen die dit jaar zouden worden gestuurd en het programma voor cybercrime liggen echter nog steeds niet bij de Kamer. Daarbij geeft de evaluatie ook aan dat de problemen ernstiger zijn geworden. De hoeveelheid afbeeldingen is enorm, er is een toenemende digitalisering, bij het Openbaar Ministerie, de politie en de strafrechter ontbreekt het vaak aan voldoende digitale expertise en capaciteit, het materiaal is veel ernstiger dan tien tot vijftien jaar geleden, eindgebruikers zijn vaak makkelijker te pakken waardoor de aandacht wordt verlegd naar de eindgebruikers en niet is gericht op de producenten en de netwerken en er zijn nog steeds veel belemmeringen in de internationale samenwerking bij de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen.

Er zijn verschillende signalen ontvangen dat er bij de regiokorpsen te weinig wordt gedaan met zaken die worden aangedragen. Dat geldt overigens niet voor alle, want sommige slagen er wel in om de prioriteit goed te leggen en de aangedragen zaken na te gaan. De reactie van de minister hierop is volstrekt onvoldoende: het KLPD distantieert zich hiervan. De minister gaat niet in op de signalen. Heeft hij deze signalen niet ontvangen? De minister zou het gebrek aan digitale rechercheurs en mankracht bij zedenafdelingen ter harte moeten nemen. Mevrouw Azough vindt dat meer stappen mogelijk zijn en sluit zich aan bij de opmerkingen over een korpsmonitor of nationaal rapporteur. Ook de minister geeft aan dat er weinig gegevens bekend zijn. Daarvoor moet dus een structurele oplossing komen.

De evaluatie geeft aan dat op juridisch vlak geen verdere stappen nodig zijn, maar ook dat de toenemende digitalisering leidt tot onduidelijkheid. De vraag is wanneer iets bezit is. Kijken naar seksueel geweld tegen kinderen is niet strafbaar en iemand kan beschikken over materiaal op afstand zonder het op zijn eigen computer op te slaan. De minister wil de ontwikkeling van jurisprudentie afwachten. In welke richting gaat die ontwikkeling naar zijn verwachting?

Mevrouw Azough sluit zich aan bij de vragen die over grooming zijn gesteld.

Zij sluit zich ook aan bij de vragen van de heer Van der Staaij over de groep van 16- en 17-jarigen. Kinderen in deze leeftijdsgroep kunnen ontzettend kwetsbaar zijn. De politie stelt zelfs letterlijk dat deze groep geen bescherming krijgt.

Zij sluit zich ook aan bij de vragen en opmerkingen over het filteren en blokkeren van websites. Er wordt al langer gesproken over dit probleem. Wat is de stand van zaken in het overleg? Sommige internetproviders zouden zich bij dit soort voorstellen vanuit de Kamer misschien eens achter de oren gaan krabben.

Wat gebeurt er op het gebied van preventie? Er lijkt niet veel te gebeuren. Is de minister bereid om met de ministers voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Jeugd en Gezin en Onderwijs en Cultuur en Wetenschap te kijken of er een duidelijker plan kan komen? Dat plan moet dan niet alleen zijn gericht op ouders die zelf al internet hebben en zeer gericht informatie kunnen opzoeken, maar ook op de ouders die niet weten wat hun kind achter de computer doet.

Op het gebied van kindersekstoerisme is er een uitbreiding van de rechtsmacht geweest. Wat is er gebeurd met de zaak van de twee Nederlanders die door de ambassade in Brazilië zijn geholpen om te vluchten naar Nederland? Dit was een heel duidelijk geval van het ontduiken van de rechtsgang. De Nederlandse overheid heeft hierin een soort van ereschuld. Juist omdat zulke grote fouten zijn gemaakt, zou hier echt vervolging moeten worden ingesteld.

Zullen de cijfers van de Raad van Hoofdcommissarissen ook gegevens bevatten over de precieze afhandeling bij het OM van alle zaken die de afgelopen jaren zijn aangedragen?

De producenten en de handelaren komen te gemakkelijk weg met hun criminele activiteiten. Op internationaal vlak moet veel gebeuren. Hoe staat het met het verdrag van de Raad van Europa? In hoeverre is het probleem van kindermisbruik en kinderporno in de landen in Oost-Europa die nu lidstaat van de Europese Unie zijn, groter dan in de rest van Europa? In hoeverre worden deze lidstaten actief betrokken en erop aangesproken om deze problemen aan te pakken? Zijn er concrete acties te verwachten?

De vaak gehoorde klacht, ook bij de regiokorpsen, is dat capaciteit, bijscholing en prioritering te maken hebben met geld en dat er te veel druk staat op de regiokorpsen zelf. In hoeverre houdt het programma voor cybercrime rekening met het feit dat er extra budget nodig zal zijn om dit probleem hoog op de agenda te krijgen?

Ten slotte vindt mevrouw Azough het vanzelfsprekend dat het Meldpunt Kinderporno een structurele subsidie krijgt en niet elk jaar daarom hoeft te vragen.

De heer Anker (ChristenUnie) constateert dat er Kamerbreed overeenstemming is over de ernst van het probleem van kinderporno en de noodzaak om dat aan te pakken, maar dat tegelijkertijd het gevoel bestaat dat men links en rechts wordt ingehaald door technologische ontwikkelingen en een wereldwijd crimineel netwerk dat vrij spel lijkt te hebben door de mogelijkheden van internet.

Het is onbegrijpelijk dat er een tekort aan capaciteit is, dat dit wordt erkend en dat men het niet voor elkaar krijgt om zaken op te lossen. Hoe wil de minister daarmee omgaan?

Artikel 240b zou voldoende ruimte bieden om virtuele kinderporno aan te pakken, maar tegelijkertijd is in de jurisprudentie de vraag wat de levensechtheid van de afbeeldingen is. Als dit zo is en als een aparte cultuur ontstaat van virtuele kinderpornoafbeeldingen, waarom wordt het wetsartikel dan niet aangescherpt?

Bij kinderporno via internet gaat het ook over kindersekstoerisme, alleen niet per vliegtuig maar via een kabel. Internationaal zijn er op dat gebied ook grote problemen, zoals bij Wit-Rusland. Wat wil de minister hieraan doen? Het Meldpunt Kinderporno spant zich in om daar een soortgelijk meldpunt op te richten. Het Meldpunt zou hierin optimaal moeten worden ondersteund omdat het goede informatie kan opleveren. Dit kan echter niet de enige strohalm zijn waaraan men zich vastklampt. Kan de minister hierover iets meer vermelden?

De afgelopen jaren ging de discussie over de vraag of verlangd kan worden dat de providers aan een soort van grensbewaking gaan doen. De heer Anker is blij dat er nu Kamerbrede overeenstemming is dat de providers hierop moeten worden aangesproken.

Chatsites leveren een omgeving waarin mensen met elkaar kunnen communiceren. Benadrukt mag worden dat zij ook een veilige omgeving moeten leveren. Verschillende chatsites controleren zelf wat er gebeurt. Er is ook software in ontwikkeling waarmee in de gaten kan worden gehouden wat voor taal wordt gebezigd op de forums en binnen de chatrooms. Hoe staat de minister, in navolging van andere keurmerken op internet, tegenover een keurmerk voor veilig chatten?

De heer Anker constateert dat er weliswaar een nieuwe strafbaarstelling is, maar dat het toch zuur overkomt dat daders soms met een taakstraf wegkomen, terwijl zij het leven van anderen ernstig beschadigd hebben.

Hij sluit zich aan bij de opmerkingen over een actualisering van het nationaal actieplan. Wil de minister de suggesties die in dit overleg zijn gedaan van uitgebreid commentaar voorzien? Wil hij dat ook doen bij de actualisering opdat er weer een cohesie is in de aanpak van kinderporno?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA) constateert dat in de afgelopen jaren een toename van de capaciteit is gerealiseerd bij de opsporing en vervolging van kinderporno. Niet alleen is via het internet meer opgespoord, ook zijn politiekorpsen vaker succesvol bij de daadwerkelijke opsporing van slachtoffers. Er kunnen dus daderdossiers aan justitie worden aangeleverd. Dat sommige korpsen hierin doeltreffender zijn dan anderen, heeft soms te maken met specifieke kennis bij een korps en soms met een andere prioritering binnen een korps. Dit laatste mag echter geen excuus zijn om zaken te laten liggen.

Door meer gerichte kennis en attitude binnen de afzonderlijke korpsen te brengen zou nog een behoorlijke slag gemaakt kunnen worden. Bij het KLPD is de capaciteit het afgelopen jaar uitgebreid. Dit korps spoort jaarlijks 600 tot 800 zaken op die regionaal worden uitgezet. Het korps waar mevrouw De Pater op bezoek was, heeft het afgelopen jaar 48 zaken van kindermisbruik bij justitie aangeleverd. Het zou een stap vooruit zijn als alle korpsen tot die aantallen komen. Is het waar dat er zaken op de plank blijven liggen en zo ja, waar wringt de schoen? Mevrouw De Pater suggereert het aanstellen van een landelijke coördinator. Die zou korpsen positief kunnen begeleiden met ervaringen vanuit de korpsen die nu al goed presteren.

Mevrouw De Pater sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Anker over virtuele kinderporno. Haar bereiken de laatste tijd berichten dat het OM niets kan met wat de Kamer heeft bedacht. Waar ligt dit aan? Ook virtuele kinderporno is een legitimatie van seksuele handelingen met minderjarigen die niet acceptabel is.

Waar kinderpornografisch materiaal op papier niet verkocht mag worden, zou dit ook voor het internet moeten gelden. Het blokkeren van sites waarop kinderpornografisch materiaal voorkomt, staat in Nederland nog in de kinderschoenen Er is inmiddels één schaap over dam onder de providers. De minister verkent op dit moment de juridische mogelijkheid om te bewerkstelligen dat de providers blokkeren of zich op een andere manier verantwoordelijk weten voor het materiaal dat zij doorgeleiden. Hoe staat het hiermee?

Wat klopt er van een uitspraak over de radio door een vertegenwoordiger van een provider, dat de provider XS4ALL zelf een meldpunt kinderporno heeft opgericht? Is dat het particuliere meldpunt waar alle informatie vandaan komt en waarmee de regering een subsidierelatie heeft?

Mevrouw De Pater sluit zich aan bij de vragen over kindersekstoerisme en het rapport van Terre des Hommes. Wat zijn de mogelijkheden om degenen die misbruik maken van mensen die in diepe armoede leven, aan te pakken en om dit misbruik tegen te gaan?

De verhoging van de strafmaat was één van de redenen om de zedelijkheidswetgeving te herzien. Kan de minister aangeven of te merken is dat die verhoging van de strafmaat mensen weerhoudt of moet er wellicht toch nog op een andere manier naar worden gekeken?

Antwoord van de minister

De minister constateert een grote mate van eensgezindheid over het belang van de aanpak van de verschillende vormen van misbruik van kinderen, kinderporno en kindersekstoerisme. Daarbij moet het niet alleen gaan over daadwerkelijk slachtofferschap door misbruik voor productie en verspreiding, maar ook over virtuele kinderporno.

De minister is van mening dat de bescherming van persoonsgegevens niet ten koste mag gaan van de bescherming van jonge mensen. Daarom zal, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een commissie worden gevraagd om onderzoek te doen en te adviseren over de manier waarop de bescherming van persoonsgegevens is geregeld in verhouding tot zeer beschermwaardige belangen. In dit verband zijn dat de belangen van jonge mensen die het slachtoffer worden van productie van kinderporno, sekstoerisme enzovoort. Dit vergt een opnieuw overdenken van zaken die in de wetgeving en het beleid een plaats hebben gekregen.

Uit de evaluatie blijkt dat de wetswijzigingen nuttig zijn en effect hebben gehad. Een aantal belangrijke beperkingen zijn weggevallen en politie en justitie maken daarvan gebruik. Er zijn aantoonbare resultaten. Dat wil niet zeggen dat er verder niets moet gebeuren. Er moet juist meer gebeuren dan tot nu toe is gedaan. Er zijn deskundigen bij het KLPD die zaken aanleveren aan het OM. Er is een follow-up bij het OM. Men is natuurlijk aangewezen op de overtuigingskracht en motivatie van de afzonderlijke korpsen, maar over het geheel genomen zijn er geen klachten over de follow-up die de korpsen daaraan geven. Dat geldt ook voor de inzet van het Openbaar Ministerie. Binnen het Openbaar Ministerie is voorzien in coördinatie tussen de verschillende parketten die ermee bezig zijn. De minister zal in overleg met het Openbaar Ministerie en de politie nagaan of nog meer kan worden gedaan. Binnen het OM is er iemand mee belast. Verder heeft het College van procureurs-generaal besloten om het opsporings- en vervolgingsbeleid aan te scherpen.

Het College van procureurs-generaal wil ook optreden bij virtuele kinderporno, inclusief kinderporno die met animatie tot stand is gebracht. Het College van procureurs-generaal is overigens van mening dat de strafbepaling bruikbaar is. Desgevraagd zegt de minister toe dat hij zal nagaan of het OM het vervolgen van virtuele kinderporno heeft gestaakt.

De minister wil aanpassing van de wetgeving overwegen, als blijkt dat het OM er niet in slaagt om rechters te overtuigen en zich in een concrete strafzaak belemmeringen blijken voor te doen. Hij wil echter niet te vroeg met wetgeving komen, omdat dit ontmoedigend en negatief kan uitwerken op strafzaken. Te vroeg aankondigen van wetgeving kan tot gevolg hebben dat de internetproviders achterover gaan leunen. Eerst moeten de mogelijkheden binnen de bestaande wetgeving worden benut. De minister erkent ook het risico dat in de tijd dat een proefproces nog loopt, niet tot vervolging wordt overgegaan bij virtuele kinderporno. Als er geen absolute duidelijkheid is of iets tot resultaat leidt, kan dit ertoe leiden dat de wetgeving te lang wordt uitgesteld. Daarom moet er snel een realistische inschatting komen van de succeskansen.

Van internetproviders mag maatschappelijke verantwoordelijkheid worden verwacht bij het doorgeven en filteren van websites. UPC en Kliksafe zijn daadwerkelijk overgegaan tot blokkeren. Met een andere grote provider is het overleg nog gaande. De algemene vraag is wat van internetproviders mag worden verwacht bij evident niet acceptabele doorgifte van beelden en teksten. De vrijheid van meningsuiting via het web is een groot goed, maar bij activiteiten als kinderporno vindt die vrijheid haar grenzen. Door de aard van het internet kunnen dergelijke zaken in Nederland maar beperkt worden aangepakt. Europese samenwerking is vereist. De minister heeft dit onderwerp ook aan de orde gesteld in de Raad van Ministers voor Justitie en Binnenlandse Zaken. Dat neemt niet weg dat de Nederlandse providers wel moeten optreden. De minister is voornemens om inclusief de Europese internationale dimensie de mogelijkheden om tegen de ernstigste vormen van misbruik via internet op te treden, grondig onder ogen te zien.

Artikel 54 van het Wetboek van Strafrecht biedt de mogelijkheid om providers aan te spreken op het moment dat zij niet doen wat van hen mag worden verwacht om aan de met hun medewerking verrichte strafrechtelijk verboden activiteit een einde te maken. Dat is echter niet voldoende. Het overleg met de providers moet wel tot een afronding komen en niet eindeloos gaan duren. De minister wil daarvoor nog een maand of drie de tijd nemen en de Kamer dan in een brief informeren over zijn bevindingen. Hij sluit niet uit dat hij daarna overgaat tot uitbreiding van de wetgeving.

De minister zal in de brief ook ingaan op de vraag in hoeverre blokkeren, het ontzeggen van communicatie aan specifieke websites bij gebleken misbruik of filteren van websites het probleem kan oplossen. Deze twee benaderingen sluiten elkaar niet uit. De lijst van specifieke websites die uit de lucht mag worden genomen en de vraag hoe die ververst moet worden, is onderwerp van gesprek. Filteren is deels een kwestie van techniek en deels een wedijver in inventiviteit tussen degenen die de filters maken en degenen die eraan proberen te ontkomen.

Desgevraagd geeft de minister aan dat het mogelijk is om in het geweer te komen tegen een beweerde onterechte blokkering. Overigens wordt bij de activiteiten die het KLPD onderneemt, natuurlijk gebruikgemaakt van wat men aan de weet kan komen over de plaats op de websites waarop kinderporno beschikbaar wordt gesteld.

De vraag is ook of te weinig wordt geblokkeerd. Uiteraard kan men naar de provider of naar de rechter stappen. De lijst van sites die geblokkeerd moeten worden, moet regelmatig worden aangevuld. Als door een aangifte of signalering blijkt dat een adres moet worden toegevoegd, moet dat gebeuren.

Het OM vond het altijd beter om het materiaal zelf niet in het dossier op te nemen vanuit de gedachte dat het vooral niet verder moet worden verspreid. De vraag is zelfs of het niet neerkomt op meewerken aan de verspreiding ervan. De opvatting van de minister is dat het feitelijke materiaal aan de rechter moet worden voorgelegd en deel moet uitmaken van de procesvoering. De minister zal bij het Openbaar Ministerie nagaan hoe men er op dit moment mee omgaat. Het materiaal behoeft niet per se te worden vertoond in de rechtszaal; er zijn manieren te vinden om te voorkomen dat de rechtszitting zelf een verkeerde rol vervult. Om het besef van de ernst van de zaken te bevorderen, moet echter wel duidelijk zijn waar het om gaat.

Wat grooming betreft is op grond van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. het opzettelijk verleiden van een minderjarige tot plegen van ontucht reeds strafbaar. Er hoeft geen sprake te zijn van dwang. Binnenkort zal de minister het verdrag van de Raad van Europa ter bescherming van kinderen tegen seksuele exploitatie en seksueel misbruik ondertekenen. Daarna volgt de uitvoeringswetgeving. Bij de strafbaarstelling zal de nadruk liggen op de communicatiefase in combinatie met het daadwerkelijk tot stand brengen van het contact. Het feitelijke seksueel misbruik behoeft echter geen bestanddeel te zijn van de strafbaarstelling. Men kan dus tot een effectieve verruiming komen. Het ligt voor de hand dat de nieuwe bepaling in het Wetboek van Strafrecht een plaats krijgt in de titel over de zedenmisdrijven. Langs deze lijn wordt de wetgeving op dit moment voorbereid.

Een probleem bij strafrechtelijk optreden is de vaststelling van de leeftijd aan de hand van de afbeelding. Het aanbieden van legale seksuele afbeeldingen of voorstellingen op internet kan als een vorm van bedrijfsmatige seksuele dienstverlening worden aangemerkt. Als internetsites die een legale vorm van seksuele dienstverlening aanbieden, als bordeel worden aangemerkt, komen zij onder een vergunningplicht waardoor effectiever toezicht en controle mogelijk worden. De ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie zullen dit betrekken bij de voorbereiding van een wetsvoorstel op de prostitutiebedrijven, waarmee zij thans bezig zijn.

De minister heeft grote waardering voor de inspanningen van het particuliere Meldpunt Kinderporno. Hij heeft veel gesproken met vertegenwoordigers ervan, ook naar aanleiding van een werkbezoek aan het Meldpunt. Dat heeft niet alleen geleid tot een toekenning van subsidie voor het lopende kalenderjaar, maar ook tot een reservering en toezegging van subsidie voor jaren 2008 en 2009. Op het verzoek van het Meldpunt heeft de minister de subsidie voor deze jaren verhoogd tot € 115 000. Deze verhoging is nodig om het meldpunt ook in de toekomst in staat te stellen adequaat in te spelen op het stijgende aantal meldingen. Een meer structurele toezegging van subsidie voor 2010 en volgende jaren vereist afstemming met het KLPD en het Meldpunt Cybercrime en overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dat het Meldpunt als statutaire doelstelling het bestrijden van kinderporno heeft, kan een rol spelen in relatie tot de providers. Dit zal worden betrokken in het overleg. Er komt dit najaar een plan van aanpak cybercrime, waar dit onderdeel bij hoort. Er is extra geld uitgetrokken voor de versterking van het KLPD op gebied van cybercrime. Dan zal ook duidelijk moeten worden of er voldoende structurele voorzieningen zijn voor het melden van kinderporno.

Uit de evaluatie komt niet naar voren dat de strafmaat bij kinderporno een probleem vormt of te laag is. Voor degene die kinderporno beroepsmatig of als gewoonte verspreidt, is een verhoging van het strafmaximum tot acht jaar in voorbereiding. Zodra de wetgeving rond is, kan dit worden doorgevoerd. In het Wetboek van Strafrecht zijn de mogelijkheden ruimer dan zij thans worden benut en stuit de strafrechter feitelijk niet op grenzen. Het Openbaar Ministerie heeft het rekwireerbeleid aangescherpt. Het Openbaar Ministerie moet uiteraard wel nagaan wat er aan de hand is als de straftoemeting door de rechter ver achterblijft bij wat ter zitting is gevorderd. Wellicht moet duidelijker worden gewezen op het beeldmateriaal in het dossier. De consequentie kan zijn dat het Openbaar Ministerie de rekwireerrichtlijnen aanscherpt of dat er behoefte is aan een hogere strafmaat. De rechters hebben in elk geval het laatste woord bij de straftoemeting en zo hoort het ook in een rechtsstaat. De minister wil ook niet de rechterlijke macht bekritiseren over beslissingen die in onafhankelijkheid in een concrete zaak worden genomen. Volgens de evaluatie is er voldoende ruimte om tot verdere aanscherping van het beleid over te gaan.

Desgevraagd lijkt het de minister niet verstandig om onderzoek op onderzoek te stapelen en om nu een onderzoek te doen naar de werking van de wetgeving. Er ligt een onderzoek van het Verweij-Jonkerinstituut en er is nieuwe wetgeving in voorbereiding. Het Openbaar Ministerie heeft naar aanleiding van het onderzoek van het Verweij-Jonkerinstituut zijn conclusies getrokken. Het is besproken met het College van procureurs-generaal. Het Openbaar Ministerie gaat ermee aan het werk. Actief handelen van het Openbaar Ministerie op dit punt is nu belangrijker dan een nieuw onderzoek. Uiteraard zal ook naar de effectiviteit worden gekeken.

Desgevraagd wijst de minister erop dat er veel verschillende projecten op het gebied van wetgeving zijn. Daaraan wordt zoveel mogelijk voortgang gegeven. Een vertragende factor ontstaat in alle situaties waarin interdepartementaal overleg gaande is. Dit onderwerp is vervat in een breder wetsvoorstel, waarin verschillende onderwerpen aan de orde komen.

Op de vraag of een overzicht kan worden verschaft, antwoordt de minister dat een van de leden van het Openbaar Ministerie is belast met de coördinatie op dit terrein. Het College van procureurs-generaal moet ook vanuit de eigen coördinatiestructuur horen hoe het loopt. Dat is ook de voeding van de periodieke herziening en evaluatie van de richtlijnen. Daarom hebben zij ook een beperkte geldingsduur.

De afronding eind 2008 van het onderzoek naar de Marokkaanse jongeren heeft te maken met de gehanteerde onderzoeksmethode. Bij een literatuuronderzoek kan het sneller, maar bij een onderzoek dat ook andere methoden omvat, zoals interviews en het volgen van de psychologische ontwikkeling van de betrokken jongeren, moet een meer arbeidsintensieve werkwijze worden gevolgd. Er moeten interviews aan de hand van een geijkte vraagstelling worden voorbereid, uitgevoerd en geëvalueerd. Bekeken moet worden of vervolgonderzoek nodig is. De aard van het onderzoek bepaalt de termijn die ervoor is uitgetrokken. De minister heeft overigens het signaal begrepen dat het doel is om het seksueel misbruik onder Marokkaanse kinderen te onderzoeken en dat er niet van alles bij betrokken moet worden, waardoor de kern wordt verdoezeld. Hij zal dit ook overbrengen aan de onderzoekers.

Wat Cambodja en het kindersekstoerisme betreft is de regering zich ten volle bewust van het doel van de uitbreiding van de rechtsmacht die op dit punt tot stand is gebracht. Er is gevraagd naar een 100% controle op Schiphol. Informatieverschaffing en vermaningen leiden niet tot strafzaken. Er zijn activiteiten op dit terrein ook op het gebied van liaisonofficieren. De mogelijkheden hangen in hoge mate af van het functioneren van de rechtshandhavingsdiensten in de landen waar de verboden handelingen zich afspelen. Daar zal het bewijsmateriaal vandaan moeten komen. Dat is niet eenvoudig. De minister heeft zijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking gevraagd na te gaan welke mogelijkheden er zijn voor het ontwikkelen van meer activiteiten die gericht zijn op versterking van het functioneren van de rechtshandhavingsdiensten in Cambodja. Cambodja is voor Nederland geen concentratieland meer op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, wat in principe een beletsel is om nog iets op dit terrein te doen. De collega voor Ontwikkelingssamenwerking is ook bereid om na te gaan of ondanks deze belemmering toch iets kan worden gedaan op dit terrein. Hij zal de Kamer over het resultaat daarvan nog informeren.

De minister zal de Kamer informeren over de inventarisatie, die eind oktober is gedaan, van de inspanning van de politie in 2005 en 2006 en de bevindingen. Eind november zal de Raad van Hoofdcommissarissen reageren. Daarbij zal ook het functioneren van de verschillende onderdelen van de politie worden betrokken. Zodra alle informatie er is zal deze naar de Kamer worden gestuurd.

In januari aanstaande start in Enschede een tweejarig project waarbij via de lokale driehoek tbs’ers die onder voorwaarden terugkomen, die transmuraal verlof krijgen, bekend worden gemaakt aan het gemeentelijke bestuur. De staatssecretaris van Justitie zal bij de start van het project de Kamer schriftelijk informeren. Dat is van belang, want veel van deze tbs’ers hebben een achtergrond als zedendelinquent.

De vraag of er voldoende gespecialiseerd personeel voor de aanpak van kinderporno en kindermisbruik is, of er voldoende digitale kennis bij de politie aanwezig is en of er voldoende digitale rechercheurs zijn, is een van de onderdelen in het plan van aanpak cybercrime. De expertgroep zeden, een adviesgroep van de Raad van Hoofdcommissarissen, is in augustus gestart met een onderzoek hoe de ketenbrede aanpak van kinderporno nationaal en internationaal kan worden versterkt. Uiteraard wordt dit betrokken bij de verdere besluitvorming op het punt van opsporing en vervolging.

De verhoging van de strafmaat in artikel 240b, tweede lid, maakt het mogelijk dat men bij de opsporing ook beschikt over de bevoegdheid die is neergelegd in artikel 126l, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dat betreft het zonder toestemming van de rechthebbende betreden van een plaats om vertrouwelijk communicatie met een technisch hulpmiddel op te nemen.

De minister begrijpt de vraag over het verlenen van medewerking aan de opsporing door de verdachte. Bij de beantwoording van de vraag of verruiming van de onderzoeksbevoegdheid op dit terrein mogelijk is, is het EVRM maatgevend. De minister zal het nagaan en de Kamer dit najaar informeren over zijn bevindingen.

Bij de partiële wijziging in 2002 is ervoor gekozen om het bekijken van kinderporno niet in de strafbaarstelling op te nemen. In de praktijk is het moeilijk om dit te handhaven. De minister verwijst naar de internationale instrumenten en aanpak op dit terrein. Door internetcompetentie enbehendigheid kan men sporen op het web versluieren of aan de waarneming onttrekken, waardoor het moeilijk is dit op te sporen.

In het verdrag van de Raad van Europa ter bescherming van kinderen tegen seksuele exploitatie is een optionele bepaling opgenomen, waarin het zich toegang verschaffen tot kinderporno strafbaar wordt gesteld. De minister overweegt van deze mogelijkheid van de facultatieve bepaling gebruik te maken.

De vraag of de strafbaarstelling van bezit van kinderporno nog voldoet in het digitale tijdperk wordt ook betrokken bij de onderhandelingen over het nieuwe verdrag van de Raad van Europa. Nederland heeft de vraag opgeworpen of naast bezit ook het zich toegang verschaffen tot strafbaar moet worden gesteld. Een groot aantal lidstaten van de Raad van Europa heeft zich voorstander getoond van een uitbreiding van de strafbaarstelling bij kinderporno op dit punt ten opzichte van al de bestaande internationale instrumenten. De Nederlandse vertegenwoordiger heeft het opnemen van een verplichte bepaling op dit terrein gesteund. Andere lidstaten hadden echter een voorkeur voor de facultatieve benadering en dat is het uiteindelijk geworden.

Wat de toezeggingen inzake kindersekstoerisme betreft zal de minister met de collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nagaan of de structuur van liaisonofficieren kan worden bezien. Over de onderwerpen in de brief van 3 oktober heeft de minister met de collega’s van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken contact.

Voor zover de voormalige Oostblokstaten lid zijn van de Europese Unie zijn er betere mogelijkheden om aan de problemen iets te doen. Voor zover dat niet het geval is zijn er soms heel gecompliceerde relaties. Op het enigszins verwante terrein van exploitatie van kinderen in de mensenhandel heeft de minister van zijn Bulgaarse collega’s een positieve reactie gekregen over het opzetten van een informatiecentrum.

De grensgevallen rond de leeftijd zijn in het onderzoek onderkend. Uiteraard is er soms aanleiding om daarop wel door te rechercheren.

De minister heeft de indruk dat de gevaren van het internet bij ouders voldoende bekend zijn. Hopelijk draagt dit overleg er ook toe bij.

Over het publiekelijk tonen van de veroordeelden op internet merkt de minister op dat de schandpaalbenadering niet in het strafassortiment zit. Men probeert wel het gedrag van deze mensen te beïnvloeden, ook via confronterende therapieën.

De minister zal de vraag over het meldpunt van een van de internetproviders betrekken in zijn nadere brief over het resultaat van het overleg met de internetproviders.

Voor kinderen die slachtoffer zijn, worden in het opsporingsonderzoek speciaal opgeleide rechercheurs ingezet. Zo nodig wordt het verhoor in speciaal daartoe ingerichte ruimtes afgenomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Van Dijken (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Dezentjé Hamming (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).

Naar boven